Sint Maarten (Jan-Paul Rosenberg), Hans Magnus Enzensberger

 

 

Lampionnenoptocht. Linosnede door Elsa Haensgen-Dingkuhn
(1898 -1991), z.j
.

 

Sint Maarten

De halve mantel van de jonge avond vlekt.
Het dorp zakt in een violette schemer weg.
De huizen worden door de hemel afgelegd

met najaarskleuren, vallend blad
klampt zich aan de verweerde wolken vast
jong maanlicht valt

laat initialen achter op een modderplas, in water
begraven we de resten van de dag, voor later.
Milde nevel schept een hoedend personage

rond een kinderschaar, met lampionnen zingend
door de avond dwalend om wat zoet, zo klinkt
het onverbloemde ogenblik verlicht

als teken in de duisternis, verdwenen geesten
brengen dode heiligen tot leven en ze zweven
uitgedost als wind en regen door de najaarsleegte.

 

Jan-Paul Rosenberg (Leiden, 16 oktober 1966)
De Hooglandse Kerk in Leiden

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Aan alle telefoonabonné’s

iets dat geen kleur vertoont, iets dat
nergens naar ruikt, iets kleevrigs
druipt neer op de regelkamers,
zet zich vast in de naden van de tijd
en de schoenen, iets gezwollens,
het komt uit de cokesovens, bolt
als een vale wind dividenden
en bloedige ziekenhuiszeiltjes,
het loopt plakkerig door het gewriemel
rond professoraten en snabbeltjes, vloeit
viskeus en visdodend door rivieren,
kleurloos sijpelend moordt het de
mossels en oesters op de banken.

de minderheid heeft de meerderheid,
de doden zijn overstemd.

in de staatsdrukkerijen
mobiliseert geniepig het lood,
departementen smiespelen, augustus
geurt naar flox en vergeelde
resoluties, het plenum is leeg.
de radarspin weeft erboven
langs de hemel zijn taaie net.

de tankschepen op de hellingen
weten het al eer de loods komt,
en het embryo voelt het donker
in zijn warme trillende graf:

er is iets in de lucht, kleverig
en taai, dat geen kleur bekent
[onmerkbaar voor nieuwe aandelen]:
het zit ons tegen, het worgt de zeester
en het koren, en we eten ervan
en versmelten zelf met dat taaie,
we slapen in de bloeiende hausse,
in een vijfjarenplan, argeloos,
slapen terwijl ons hemd schroeit,
als gijzelaars opgesloten in een taaie,
kleurloze, gezwollen toren.

 

Vertaald door A. Marja

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Sint Maarten ook alle tags voor Sint Maarten op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn blog van 11 november 2018 deel 1 en ook deel 2. en eveneens deel 3.

Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Restant

Licht is er over –
iets blijvends
boven de rots
water en oever voorbij

niet van een kleur
maar alle kleur houdend
hoog in de mist waar de regenboog,
de pauwstaart schitterend stijgt,

iedere druppel een parel
aan een van de vindende vingers
die de dag als blinde tastend
als een blinde spreidt.

Ieder een spiegel
met mij gekomen,
een van de stromen,
een van mijn wegen naar mij.

 

Verkondiging

Je naam verneem je
waar je de klos hebt laten vallen,
waar een hand van je vrijkomt
die reikt.
Al wat je meende te weven
nu vrij, nu onder je,
onder de hand die opgaat leeg,
eindelijk open.
Onder je hier,
diep uit de hemel gedaald,
van onder je uitziend oog
komt altijd het woord dat je hoort.
Want hoe zal de engel anders
komen dan in je kleur,
in het kleed dat je hand
van de huiver niet houdt?

 

Het altaar van de maan (Peking)

Het Altaar van de Maan
is een stel oude mannetjes
die zitten te schaken.

Nu de laatste beschermgodin
verdreven is, staan de poorten
open. Er schijnt zelfs

een zon: matig, nog lerend,
hier en daar geholpen
door herfstboombladeren.

Ongeziene vrouwen
schuifelen, slepen met bezems,
kijken voor zich uit.

Geen man die van zijn leven nog
van stelling zal veranderen:
ieder op zijn stenen voeten

veilig vastgestoken
door de ellenlange nagels
van een uitgewezen maagd.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Wij tweeën

Ik was ingepakt in zwart
bont en wit bont en
jij maakte me open en toen
zette je me in gouden licht
en toen kroonde je me,
terwijl er buiten
de deur sneeuw viel in schuine pijlen.
Terwijl een dik pak sneeuw
als sterren naar beneden kwam
in calciumfragmentjes,
waren wij in ons eigen lichaam
(die kamer die ons zal begraven)
en jij was in mijn lichaam
(die kamer die ons overleven zal)
en eerst wreef ik je
voeten droog met een handdoek
want ik was jouw slaaf
en toen noemde je mij prinses.
Prinses!

O toen
stond ik op met mijn gouden huid
en ik sloeg de psalmen neer
en ik sloeg de kleren neer
en jij maakte het bit los
en jij maakte de teugels los
en ik maakte de knopen los,
de botten, de verwarringen,
de ansichten uit New England,
de januarinacht om tien uur ’s avonds,
en wij kwamen op als tarwe,
veld na gouden veld,
en wij oogstten,
wij oogstten.

 

Vertaald door Annemarie Slootweg

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Natalka Bilotserkivets, Anne Sexton

De Oekraïense dichteres en vertaalster Natalka Bilotserkivets werd geboren op 8 november 1954 in het dorp Kuyanivka in de buurt van Soemy. Zie ook alle tags voor Natalka Bilotserkivets op dit blog.

 

Wine of Angels

There’s a peaceful land of maidens crystal-pure,
where children are as unbreakable as steel
where snake-victors kneel and drink
the wine of angels in silent, frozen halls.

There’s a peaceful land of grasses
where the dragon sings for eternal hours.
He waits, his wise head bowed,
powerful wings embroidered with flowers.

Monks dwell in cells among burgundy rocks.
Fire burns inside their stone bowls.
And the wine of angels can’t been tasted or seen
like tears in a river or in our dead souls.

Here no victories or failures prevail.
The scorpion sleeps at the foot of the rhododendron.
And in the window’s light—a sacred darkness,
like writing on a scorpion’s scales.

 

Vertaald door Dzvinia Orlowsky

 

Fire

This red fire of dry stalks —
and what dry stalks
and sweet crackling of first rains! —
of fallen leaves that fell for a long time,
warm with currant smoke, or maybe raspberry,
the gentle crunch of branches cut from bushes

slowly unfolded. The ashy edges grew,
and the broken toy the child carried over
and laid at the foot of perhaps its first temple
only smoked through the varnish
of its dirty, wooden side.

O, red fire with the blue, violet eye!
Noon, and then, at once, an evening village —
a child who’s grabbed onto its mother,
dark groves far beyond the river.

Suddenly and everywhere — here
on the quiet, sleepy street, in the dark
groves far beyond the river,
fires blaze up in rays of evening sun
and the smoke of sweet leaves
spread its arms to us.

And when the evening oval faces lit up,
cleansed with sparkling grain and strange delight,
we tossed the child in the air, kissed
and twirled with it — and laughed
as if we, too, were children.

You will never die — in your little blue coat;
your thin lips will never break,
just as this fall evening will never disappear,
this fire that dances and flies into the air.
Can we not rejoice in the happy rhythm
that fills the universe and our hearts?
Can we not catch the divine light
wiping tears, like years, from our faces?

 

Vertaald door Ali Kinsella en Dzvinia Orlowsky

 

Natalka Bilotserkivets (Kuyanivka, 8 november 1954)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Omgang met engelen

Ik was het moe om vrouw te zijn,
de lepels en de potten was ik moe
moe van mijn mond en mijn borsten
moe van de make-up en de zijden kleren.
Nog altijd zaten er mannen aan mijn tafel
die heendraaiden om de schaal die ik opdiende.
De schaal zat vol met blauwe druiven
en vliegen zweefden er omheen, vanwege de geur
en zelfs mijn vader kwam, met zijn witte botten.
Maar ik was het moe dat alles en alles een geslacht had.

Vannacht heb ik een droom gehad
en ik zei tegen mijn droom…
‘Jij bent het antwoord.
Jij blijft langer voortleven dan mijn man en mijn vader.’
In die droom was er een stad, gemaakt van ketens
waar Jeanne ter dood werd gebracht in mannenkleren
en het wezen van de engelen nooit werd beredeneerd,
geen twee waren er van dezelfde soort,
een met een neus, een met een oor in de hand,
een die kauwde op een ster en de baan ervan beschreef,
ieder gehoorzaamde als een gedicht aan zichzelf
en voerde god’s functies uit,
een volk op zichzelf.

‘Jij bent het antwoord’,
zei ik, en ging naar binnen,
ik ging bij de poorten van de stad liggen.
Toen werden de ketens om me heen gebonden
en ik verloor mijn gewone geslacht en mijn definitieve gestalte
Adam stond links van mij
en Eva stond rechts van mij,
allebei ten diepste onverenigbaar met de wereld van de rede.
Wij vlochten onze armen in elkaar
en reden onder de zon.
Ik was niet langer meer een vrouw,
niet het een of het ander.

O dochters van Jeruzalem,
de koning heeft mij binnengebracht in zijn kamer.
Ik ben zwart en ik ben prachtig.
Ik ben opengemaakt en ontkleed.
Ik heb geen armen en geen benen.
Ik ben helemaal huid, als een vis.
Ik ben evenmin vrouw
als Christus een man was.

 

Vertaald door Maaike Meijer en Marta Vooren

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Willy Vlautin, Alice Notley

De Amerikaanse schrijver, muzikant en songwriter Willy Vlautin werd geboren op 7 november 1967 in Reno, Nevada. Zie ook alle tags voor Willy Vlautin op dit blog.

Uit: The Horse

Al passed the fragments of three different brick buildings and then the mine itself, where a yellow engineless 1960s school bus was shoved vertically into the main shaft. On the opposite side of the canyon were the remains of a half-dozen other buildings. Below them, pushed into a gulley, was a burned-out 1980s travel trailer that his great-uncle Mel and his dog, Curly, had escaped from one night when its propane heater had caught fire.
It was dusk when Al made it to the last structure, a wooden storage shed caved into itself. He took a pocketknife from his coat and notched a line into a four-by-four stud next to over eighteen hundred other small notches. For nearly five years he had done this same walk. Every day he wasn’t too sick depressed or the weather didn’t forbid him, he walked.
The woodshed next to the assayer’s office was half full of cottonwood, pine, and aspen logs. Al made three trips filling the woodbin by the stove. He then carried his spare two-gallon water jug to the spring twenty yards behind the office. Underneath a metal cover he dipped the jug into the four-foot-round concrete pipe his great-uncle had installed. Why it never froze completely, Al didn’t know, but even when the temperature was below zero, only a thin layer of ice covered the spring water.
Inside he took off his coat and coveralls, put his sweats back on, relit the woodstove, and sat in the duct-taped vinyl recliner next to it. In a spiral notebook he worked on the lyrics to a song called “Black Thoughts I Only See.” Above the title he had written Mexicali, Dog, The Falling Apart Years, The Wall. The band he was in at the time, the Gold ’n Silver Gang, had been on the road for two weeks when they stopped at the Little Acorn Casino outside of Campo, California, for a three-night engagement. The morning of the second day the band decided to drive to the border town of Mexicali. The band members, all under thirty, wanted to find a red-light district. Al, who had just turned fifty-six, had no interest and decided to walk the streets of Mexicali as a tourist.
He drank daytime beers, looked in shops, and sat for a long time in a courtyard. For lunch he ate at a sidewalk restaurant on the edge of the tourist area. It was then that he saw a dog across the street. A mutt-shepherd that was brown and black and white in color and had one ear that stood up and one that flopped over. He watched the dog as it lay down in the shade of a white stucco building, panting in the midday heat. Even as cars drove by and people passed, the dog stared at Al and Al stared at the dog. But his meal came and he ate and soon he forgot about the dog across the street.”

 

Willy Vlautin (Reno, 7 november 1967)

 

De Amerikaanse dichteres Alice Notley werd geboren op 8 november 1945 in Bisbee, Arizona. Zie ook alle tags voor Allice Notley op dit blog.

 

Het huilende heilige-T-shirt

Kinderen komen niet van diep van binnen
ze waren altijd buiten en, droom ik,
dragen hun eigen heilige-T-shirts zoals ik dat doe
de afbeelding van mijn heilige heeft geen gezicht, huilt.
Ze hebben lachende lichamen vriendelijke billen
“Geven je alles de eerste zeven jaar”, zegt Ted
ze hebben geen verbinding met jouzelf,
geen spook dat losbreekt, geen zaadpeul
geen deel van het lichaam niet jij; het is schrijnend
om zelf niet meer het kind te zijn
maar “kind” is geen echte spirituele classificatie
omdat ik verander met ervaring vertrouwen verlies en waarheid
en alles nu van hen moet leren
Zoals ik ooit was, zijn zij oprecht in elk van hun afzonderlijke huizen:
ritme van de ribben, iriserende ogen en getrippel
leidden me terug uit de depressie in de Hades. Eerst ben ik
bang voor wat moederschap wordt genoemd –
Ik noem het onbetaald werk, net als poëzie – maar een gezin
is geen noodlot, het is dat we naakt verwant zijn
onze erfenis worden geacht verdoemde psyches te zijn
maar dat is een mythe
een psyche is niet echt, een ziel wel,
een ernstig kind dat uit zijn eerste huis tuurt.
Op het eerste gezicht lijken mijn kinderen op mij, dus ik observeer ze
of, al schrijvend, negeer ze, totdat ze iets zeggen dat ik leuk vind
Ik heb hun woorden nodig voor mijn gedichten, om te spreken voor een
huis dat we samen bouwen dat kwetsbaar en sterk is
rillend in een Amerikaanse wind die onverenigbaar is met poëzie
En ik word bang en kinderlichamen
hebben vaak koorts, diegenen waar
je meer van houdt dan van jezelf (maar niet meer dan van
gedichten), dus wat kun je doen, ze naar school sturen en hopen
dat ze het geweld van de menselijke geest overleven die erop uit is
zichzelf in hen te prenten. Stromen van atomen
van verdriet en extase, ze waren nooit mijn eigen lichaam
Ik was de koffer voor meer mensen die aankwamen, waarom niet.
Het T-shirt van mijn heilige, het huilt maar
niet tegen de natuurlijke noodzaak in, ik ben een dichter en niet veel anders
Ik heb een normaal gezicht eruit gescheurd
en mijn kinderen de archaïsche stem van poëzie gegeven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Alice Notley (Bisbee, 8 november 1945)

 

Zie voor meer schrijvers van de 7e november ook mijn blog van 7 november 2020 en eveneens mijn blog van 7 november 2018 en ook mijn blog van 7 november 2017 en ook mijn blog van 7 november 2015 deel 2.

Robert Musil, Johann Scheerer, Werner Söllner

De Oostenrijkse schrijver Robert Musil werd geboren op 6 november 1880 in Klagenfurt. Zie ook alle tags voor Robert Musil op dit blog.

Uit: Der Mann ohne Eigenschaften

„Die Muskelleistung eines Bürgers, der ruhig einen Tag lang seines Weges geht, ist bedeutend größer als die eines Athleten, der einmal im Tag ein ungeheures Gewicht stemmt; das ist physiologisch nachgewiesen worden, und also setzen wohl auch die kleinen Alltagsleistungen in ihrer gesellschaftlichen Summe und durch ihre Eignung für diese Summierung viel mehr Energie in die Welt als die heroischen Taten; ja die heroische Leistung erscheint geradezu winzig, wie ein Sandkorn, das mit ungeheurer Illusion auf einen Berg gelegt wird. Dieser Gedanke gefiel ihm.
Aber es muß hinzugefügt werden, daß er ihm nicht etwa deshalb gefiel, weil er das bürgerliche Leben liebte; im Gegenteil, es beliebte ihm bloß, seinen Neigungen, die einstmals anders gewesen waren, Schwierigkeiten zu bereiten. Vielleicht ist es gerade der Spießbürger, der den Beginn eines ungeheuren neuen, kollektiven, ameisenhaften Heldentums vorausahnt? Man wird es rationalisiertes Heldentum nennen und sehr schön finden. Wer kann das heute schon wissen? Solcher unbeantworteter Fragen von größter Wichtigkeit gab es aber damals hunderte. Sie lagen in der Luft, sie brannten unter den Füßen. Die Zeit bewegte sich. Leute, die damals noch nicht gelebt haben, werden es nicht glauben wollen, aber schon damals bewegte sich die Zeit so schnell wie ein Reitkamel; und nicht erst heute. Man wußte bloß nicht, wohin. Man konnte auch nicht recht unterscheiden, was oben und unten war, was vor und zurück ging. »Man kann tun, was man will;« sagte sich der Mann ohne Eigenschaften achzelzuckend »es kommt in diesem Gefilz von Kräften nicht im geringsten darauf an!« Er wandte sich ab wie ein Mensch, der verzichten gelernt hat, ja fast wie ein kranker Mensch, der jede starke Berührung scheut, und als er, sein angrenzendes Ankleidezimmer durchschreitend, an einem Boxball, der dort hing, vorbeikam, gab er diesem einen so schnellen und heftigen Schlag, wie es in Stimmungen der Ergebenheit oder Zuständen der Schwäche nicht gerade üblich ist.
Der Mann ohne Eigenschaften hatte, als er vor einiger Zeit aus dem Ausland zurückkehrte, eigentlich nur aus Übermut und weil er die gewöhnlichen Wohnungen verabscheute, dieses Schlößchen gemietet, das einst ein vor den Toren liegender Sommersitz gewesen war, der seine Bestimmung verlor, als die Großstadt über ihn wegwuchs, und zuletzt nicht mehr als ein brachliegendes, auf das Steigen der Bodenpreise wartendes Grundstück darstellte, das von niemand bewohnt wurde. Der Pachtzins war dementsprechend gering, aber unerwartet viel Geld hatte das Weitere gekostet, alles wieder in Stand setzen zu lassen und mit den Ansprüchen der Gegenwart zu verbinden; das war ein Abenteuer geworden, dessen Ausgang ihn zwang, sich an die Hilfe seines Vaters zu wenden, was ihm keineswegs angenehm war, denn er liebte seine Unabhängigkeit. Er war zweiunddreißig Jahre alt, und sein Vater neunundsechzig.”

 

Robert Musil (6 november 1880 – 15 april 1942)

 

De Duitse schrijver, muzikant en muziekproducent Johann Scheerer werd geboren op 6 november 1982 in Henstedt-Ulzburg. Zie ook alle tags voor Johann Scheerer op dit blog.

Uit: Unheimlich nah

“Kaum war der Satz gesprochen, waren wir auch schon drin, und Kramer winkte dem Mechaniker freundschaftlich zu. „Moin, Frank, alles im Lack?“
„Klar“, antwortete der Mechaniker, der offenbar Frank hieß, „ich schnurr wie geschmiert. Normalzustand.“
Kramer grinste ihn an und sagte: „Zeig mir doch mal deinen Bierdeckel.“
Mit einem Kopfnicken zeigte Mechaniker-Frank Richtung Tisch, und Kramer nahm die Rechnung. Er fuhr mit seinem Zeigefinger über die aufgelisteten Positionen. „Ach so, ja, genau: Wir dachten, es macht Sinn, wenn wir vorne ’nen Überfalltaster einbauen.“ Ich atmete tief ein, doch mein Magen zog sich trotzdem unangenehm zusammen. „Da kannste dann im Fall der Fälle direkt mit dem Knie gegendrücken. Müsste von der Höhe her hoffentlich passen.“ Hoffentlich?, dachte ich kurz, konnte aber keinen klaren Gedanken fassen. Verstohlen blickte ich mich in der Werkstatt um. Ich hatte das Gefühl, dass Kramer wahnsinnig laut redete. „Und dann dachten wir, es wäre irgendwie am falschen Ende gespart …“ Auf einmal wirkte es so, als würden die Wände der Werkstatt über mich hinauswachsen. Hoch in den Himmel. Ich fühlte, wie ich immer kleiner wurde und nur noch mein pochendes Herz, groß wie ein aufgeblasener Airbag, zwischen den kilometerhohen schmutzigen Autowerkstattwänden immer stärker und lauter schlug, während die Stimme von Kramer in ohrenbetäubender Lautstärke fortfuhr, als er lachend sagte: „… sozusagen buchstäblich am falschen Ende gespart, wenn du verstehst, was ich meine, wenn wir im Kofferraum nicht auch einen Notfalltaster anbringen.“ Er nickte aufmunternd mit dem Kopf, während er diese letzten Worte sprach, als wollte er mich zum Mitlachen auffordern. Als wäre das alles ein großer Spaß. Ein tolles gemeinsames Hobby, das aber mein Leben war.
Ich sah ihn an. Kniff einmal die Augen zusammen und wischte heimlich meine mittlerweile schweißnassen Handflächen an meiner Jeans ab. Ich blickte hinüber zum hellblauen Volvo. Mein Blick fiel auf den Kofferraum.“

 

Johann Scheerer (Henstedt-Ulzburg, 6 november 1982)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

MIJN HUID
is getatoeëerd van
binnenuit.

Met afbeeldingen en zinnen
van vroeger. Ergens, bijna in
het midden, iets dat
pijn doet. Ik zou minder moeten
roken.

Bijna mijn diepste innerlijk
liefste, is naar buiten
gekeerd. Je zit in de metro
en leest mijn huid
in de krant. Hij is niet meer
van mij.

Het systeem blijft
gesloten. Slechts het geschrevene
is geschiedenis, slechts
het vreemde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e november ook mijn blog van 6 november 2018 en eveneens mijn blog van 6 november 2017 en ook mijn blog van 6 november 2016 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Kalle. De memoires van Abel Sikkink 2

“De Illinois Central zwoegde zich door de lege vlakten van het Midden-Westen en het ritmische geluid van de wielen had me in de gezegende maar soms ook vervloekte staat gebracht die het midden houdt tussen slapen en waken, die het denken bevrijdt van logica en chronologie en herinneringen laat opborrelen als luchtbellen in een sloot. Ik zag de werkplaats van mijn vader en de vlammen van de Phoenix, keek uit over het koude, duistere water, hoorde de heten van mijn moeder. Quintus en Catharina lachten naar me, Namequa en meester Wolters trokken voorbij, de geluiden van New York, het zachte Vlaams van Pieter-Jan De Smet, de geur van Pfaff’s, de priemende ogen van Gordon Bennett, John Browns gespartel aan de galg, het gefluister van Ada Clare, Walt Whitmans hand. Een paar lange stoten van de tyfoon brachten me terug in de werkelijkheid, ik opende mijn ogen, Illinois rolde voorbij.
Bijna veertien jaren waren voorbijgegaan sinds het vergaan van de Phoenix; veertien jaar sinds mijn vader, moeder, zusjes en broertje waren verdronken. Ik, Abel Sikkink, was nu tweeëntwintig, woonde in New York en werkte als verslaggever van de Herald – sinds een halfjaar als oorlogsverslaggever.
Alle gebeurtenissen vormden een snoer van veranderingen die de tijd hadden gevuld en opgerekt – waardoor het leek alsof ik terugkeek op een lang en vol leven. Ik keek naar Kalle, de jaren hadden ons opgetild en naar een ander universum gevoerd. Alles had onveranderlijk geleken en vastgeklonken aan strenge wetten, en toch was alles nu anders. Wat voorbestemd leek was in rook opgegaan. Maar Kalle was gebleven wie hij was: mijn beste vriend, mijn broer.

Op 3 september 1861, vier dagen na ons vertrek uit New York, waren we vanuit Chicago op weg naar Cairo, in het zuiden van de staat Illinois, waar de Ohio River en de Mississippi samenvloeien en vanwaaruit Kentucky en Tennessee gemakkelijk te bereiken zijn. Hier in het Westen, luidde de verwachting, zou de Burgeroorlog de komende maanden worden uitgevochten. Kalle tuurde ingespannen naar een werktekening van een fotowagen, waarvan Mathew Brady er inmiddels al een stuk of vijftien had laten bouwen en die hij naar de frontlinies had gestuurd om de oorlog vast te leggen. Zo nu en dan keek hij op en streek nadenkend langs zijn snor. ‘Abel, heb jij behoefte aan een bureau waaraan je kunt werken? Ik kan dat intekenen, handig voor als het koud is of het regent’ Zou fijn zijn. Een echt bureau is misschien wat overdreven, maar een plek waar je droog kunt zitten werken is meegenomen'Goed. En slaapruimte?’ `Zieker!”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Zebra

Kinderen droegen vroeger tinnen soldaatjes in hun zakken als amuletten
tegen angst, maar hoe kun je tegenwoordig erop vertrouwen dat soldaten
niet laden, niet richten, de broek van je benen schieten?

Ik heb een zebra-sleutelhanger die ik op de Thanksgiving-kermis heb gekocht.
Hoe weet ik dat ze niet zal schoppen of in mijn kruis zal bijten?
Omdat ze is vermoord, met een machinegeweer is neergeschoten: ze is dood.

En ze is een zij: zelfs zo grof gesneden, kun je
aan de ronding van haar buik zien dat er een veulen in haar zit.
Zelfs vermoorde moeders doen mensen geen pijn, toch?

En hoe weet je dat ze vermoord is? Is niet alles vermoord?
Sommige dictators-schurken, sommige rebellen, sommige stropers;
sommige droogte, werelddroogte, wereldrot, vervuiling, uitsterven.

Alles is vermoord, maar toch, niet goed, een dood ding
dichtbij je ID en kleingeld. Ik gooi haar weg, maar de dood
van haar blijft hangen, de dood van haar dood, haar moord, haar slachting.

Het beste deel van Thanksgiving-dag is echter de parade!
Mickey Mouse, Snoopy, Kermit de Kikker, reusachtig als wolken!
En de fanfares, majorettes, liederen en drums!

Toen de grote bas zijn galopperende dreun eruit stampte
richting de menigte, zwol mijn hart van moed en trots.
Ik dacht eraan toen we salueerden, toen we onze hoed afnamen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

90 Jaar Judith Herzberg, C. K. Williams

De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Judith Herzberg op dit blog. Judith Herzberg viert vandaag haar 90e verjaardag.

 

Grijs-trap

Het eerste vond ik raar. Ik stuurde het naar Londen
waar mijn geliefde het in de brief, waarin het opgevouwen was
niet zag, zodat het even later op de grond lag
waar niemand het meer kon vinden. Have one of mine
bood een oudere dame daar aan, maar
mijn haar was toen voor hem nog onvervangbaar.

Het tweede werd door de kapper ontdekt.
Wilt U dat ik het laat zitten of wilt U
dat ik het uit-trek. Dat hij U zei vond
ik al gek, trek maar zei ik maar wist
meteen dat dit, filosofisch, verkeerd was,
en besloot me bij het derde, als het ooit
zou komen, wijzer te tonen.

Het derde kwam, dat had ik niet verwacht.
Ik heb het nog een rode schijn gegeven
maar J. vond dat niet mooi en hij
kon het weten want hij was zelf juist
bijna dood geweest, zodat ik, ja
bij het vierde en het vijfde
toen geloofde ik er aan.

Nu heb ik er honderd en dat verschaft
toegang. Tot hoofden die precies even wit
en niet wit zijn als het mijne, tot lijnen
die nu nog bijna geheel kunnen verdwijnen.
Verwant vind ik die tussen-in-gezichten
die af en toe geheel verdord, alles al weten,
maar soms ook nog, illusionisten
rimpelloos oplichten. Les absents ont tort,
geverfden hebben iets gemist.

 

Dinsdag

Nooit mij geboden je te helpen
gehoorzaam te zijn, je te omhelzen
nooit mij verzocht je te beloven
beterschap, spijt te betonen
nooit moe geweest, of onbenaderbaar
of zelfs maar ‘een beetje bedroefd’
zoals moeders zo aardig doen.

Compleet en volledig alleen
in een leven dat toch met koffie
en thee steeds werd uitgedeeld.

Gevaarlijk? welnee, zei je, bombardementen trotserend
ik zit net zo lief in de laatste coupé
als ze schieten, schieten ze toch op de locomotief.

o eigenlijkste moeder nu je gaat verhuizen
begint het oude schrijnen dat jou niet beangst
omdat je stap voor stap verzet
en niet verlangt naar welke vorm dan ook
van eeuwigheid – de priester lach je weg –
je werkelijkheid ligt in de winkels.

Maar je bent moe, ik hoor het aan het slepen
van je voeten, zie het aan je gezicht,
de muiltjes van je ogen uitgesleten.

 

Afscheid van een zeven-jarige

Hij stapt naar voren, vanachter broer,
zoent zacht en nauwelijks –
alleen wat spuug blijft over.
En doet een stap, voldaan, weer achteruit,
ziezo, gedaan, voorlopig over.
Ballpoint-bestreept gezicht wolkloos opgelucht.
Daarna, omdat hij bij nader inzien
toch afscheid nemen wil, geeft hij een hand.

 

Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Onderdrukking

Steeds vaker, nu ik me, zonder me nog druk te maken over de terugval, de pijnen
en de treurige verwekingen,
in mijn andere jaren nestel, merk ik hoe veel van wat ik ooit dacht
dat het bewijzen waren van onderdrukking,
seksueel of anderszins, nu, in ieder geval bij andere mensen, varianten lijken van
waardigheid, terughoudendheid, tact,
en soms lijken zelfs voor mezelf, bepaalde vormen van geduld die ik ooit
lusteloosheid, onverschilligheid zou hebben genoemd,
nu mogelijk, zo niet de beloningen dan toch de onvermoede,
onverwachte uitkomsten
van veel van de zelfs toen absurde zelfontwikkelde disciplines, strengheden,
haast kastijdingen
die ik mezelf heb aangedaan in mijn begindagen, verbeteringsdagen, dagen
waarop alleen al het idee van psychische vrede,
van intellectuele, van emotionele rust, de geringste hint,
onvoorstelbare capitulatie zou hebben betekend.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e november ook mijn blog van 4 november 2018.

Koen Frijns, C. K. Williams

De Nederlandse dichter, schrijver, performer en bassist Koen Frijns werd geboren op 3 november 1993 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Koen Frijns op dit blog.

 

Opa 1

Mijn opa hoorde Noorwegen met 300 kilometer
per uur voorbij komen op een boot.
Een wind, een storm zo hard dat golven tegen
de masten klapten. De bemanning overboord,
de passagiers op de kade.
Daar stond hij, voorovergebogen op de reling,
met de handen in de zakken, te kijken naar hoe
een boot sneller zinkt zonder levens dan met.
Hij dreef twee dagen met zijn gezicht
naar de wolken, met zijn oren onder water.
Hij hoorde in een zacht gebrom
de motor van het gezonken schip
pruttelen, het gastfornuis branden en
champagneglazen kapot barsten
tot het anker door de grond zakte.

Mijn oma, zo klein en zachtmoedig,
zwom voorzichtig naar hem toe.
Ze duwde zijn hoofd boven water
en fluisterde:
‘Mick, kom naar boven’,
en trok hem aan zijn kraag
naar de oever.
Zwemmen deed hij niet meer
maar vulden met zijn vingers zijn oren.
Hij had niks.
Geen schram, geen beurse plek
of breuk.
Hij liet aftershave, alcohol zijn neus in glijden,
om het brommen te laten stoppen.
‘De wind, het ronkt, het stampt mijn oren plat,’
schreeuwde hij.

Dagenlang zat hij op de trap,
’s nachts als hij niet kon slapen van het geluid.
Hij maakte van zijn vingers een pistool
en drukte deze door zijn
trommelvlies, gehoorhaartjes, hersenen,
tot ze bij zijn verstand aankwamen
Daar greep alles hem vast te stoppen,
zijn kinderen, zijn vrouw, de gedachte aan zijn
kleinzoons.
Pas toen, toen hij zijn ogen opende,
ging hij naar boven, de trap op.

 

Koen Frijns (Eindhoven, 3 november 1993)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

LICHT

Weer zo’n droge ochtend na een te korte ochtendbui,
talloze zilverglitters op de blaadjes van de verdorrende esdoorns –

ik denk aan een groepje zalige uitverkorenen die Dante naderen,
‘honderd schijnende sferen,’ rhapsodieert hij, ‘de zuiverste parels . . .’

dan aan het enge, schitterende, eindeloze schijnsel in mijn lamp
van ogen van de grote zwerm vleermuizen die ik ooit in een grot aantrof,

een zaal met muren verzadigd met een eindeloos tapijt aan schepsels,
hun schrille, scherpe, voortdurende, onophoudelijke gepiep en gekrijs

dat de warme, stinkende, volle lucht beroerde. Aan toen er een,
volmaakt stil tussen al die rusteloos vlerkende anderen,

recht naar mij keek, plechtstatig starend, nadenkend omhoog
vanonder de complexe vouwen van zijn leren vleugels

alsof hij niet geloven kon dat ik daar was, of mij wilde plaatsen,
situeren in het gekrioel waar wij uit kwamen, en nu,

de bomen nog hartverscheurend fonkelend, Dante weer,
ditmaal zoals hij verwijst naar een figuur die hij ontmoet als ‘het leven van . . .’

niet de ziel, of persoon, het leven, en dan weer de vleermuis, en ik,
onze levens op dat moment tezamen, onze levens, onze levens,

het zijne zonder zicht op hemelse pracht, geen gedicht,
het mijne zonder vlucht, geen vlekkeloze wiekslag in het duister,

het zijne zonder besef dat hij, al gauw, niet meer bestaat,
het mijne dat voor ons beiden moet weten dat alles eindigt,

wereld, na-wereld, zelfs hun herinnering, weggestoomd
als het vliesje vage damp van het laatste restje goddelijke regen.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e november ook mijn blog van 3 november 2023 en ook mijn blog van 3 november 2020 en eveneens mijn twee blogs van 3 november 2018.

Allerzielen (Willem Wilmink), Ilse Aichinger, Kees van den Heuvel

 

 

Day of the Dead door Marta Martonfi-Benke, 2006

 

Allerzielen

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo’n dode aan,
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.

 

FLORESTAN

Nu wil ik jou,
mijn broer,
in de gangen vangen
en onder de sneeuw
drijven.
De overgangen
wil ik je laten zien
en de plaatsen
om kort te rusten.
Ik wil je
van de lichte plekken
wegjagen,
dat je ver omhoogvliegt
en naar mij
op weg gaat,
naar onze krans,
de nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

Uit: Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap. Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)

“Hans Werkman: Ook ik heb een aantal fouten gemaakt, zeker in mijn eerste biografie: daarin was ikzelf te nadrukkelijk aanwezig. Een biograaf moet de feiten geven. De manier waarop hij dat doet, heeft een forse mate van subjectiviteit, maar het gaat toch om controleerbare gegevens. Bovendien was ik te weinig op mijn hoede ten aanzien van briefgetuigenissen. Ik dacht: ‘Als die man aan Jaap Romijn iets in een brief schrijft, dan klopt dat.’ Pas later kwam ik erachter dat hij bij voorbeeld in de zelfde tijd iets heel anders aan Barend de Goede schreef. Dat moet je dan tegen elkaar afwegen. [Jaap Romijn, Barend de Goede en Bert Bakker waren vrienden die De Mérode tijdens de laatste jaren van zijn leven regelmatig bezochten; KvdH/CvdP.] Voor mijn tweede biografie heb ik alle brieven weer doorgelezen en daaruit heb ik dingen opgenomen die ik vroeger als minder belangrijk zag, maar die ik nu goed vond passen. In dat boek ben ik ook minder op de voorgrond getreden. En in De Mérode en de jongens heb ik dingen gepubliceerd die in dat kader weer van belang waren, zoals mijn eigen ervaringen met De Mérodes inmiddels oud geworden vriendjes. Hoe gaan die met zijn nagedachtenis om? Daar zit ook een verhaal in.Ik ben niet van plan nog meer over De Mérode te schrijven, maar als ik ooit weer de geest zou krijgen, zou het een boek worden over 1924, de acht maanden die De Mérode toen in de gevangenis heeft gezeten, met wat daaraan voorafging en wat erop volgde. Hoe is dat voor hem geweest? Ik kan dat enigszins reconstrueren aan de hand van een getuigenis van Ernst Groenevelt [vriend en collegaredacteur van Het Getij; KvdH/CvdP], die in de zelfde periode in de gevangenis zat, en van een aantal gedichten. Ik ben ook in die gevangenis geweest. Maar dat boek kan natuurlijk alleen maar een roman worden en geen biografie, daarvoor zijn er te weinig gegevens beschikbaar.”

 

Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e november ook mijn blogs van 2 november 2018.

PRAYER ON ALL SAINTS’ DAY (Malcolm Cowley), Ilse Aichinger

 

 

Kerkhof Allerheiligen door Leo Grewenig, 1929

 

PRAYER ON ALL SAINTS’ DAY

Mother,
lying there in the old Allegheny Cemetery,
last in the family plot—
I stood there on that overcast November day;
I have never gone back.
Craves played no part in our Swedenborgian family,
with my father’s trust in celestial reunions
and my oblivious selfishness.
Now after thirty-eight years I go back in spirit,
I kneel at the graveside, I offer my testimony:
this I have done, Mother, with your gift;
this I have failed to do.

Your hope, all that was left, you placed in me:
I should outshine the neighbors children,
grow up to be admired,
have worldly possessions too.
Those were modest aims you gave me, Mother;
I have achieved them all.

A wife you might have chosen for me,
but I chose her first;
a son to bear my father’s name;
an unmortgaged house and a mowed lawn.
The banker squeezes my hand;
the neighbors beam at me, each knowing
I will not wound his self-esteem.
You would have liked that, Mother.
“0h, Doctor,” you might have said,
we have a good son.”

 

Malcolm Cowley (24 augustus 1898 – 27 maart 1989)
Faith United Methodist Church Cemetery in Belsano, Pennsylvania, de geboorteplaats van Malcolm Cowley

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.

 

Sneeuwvolk

Ik meng mij niet zo licht
onder de vreemden van sneeuw
met kolen, bieten, houtwerk,
ik raak ze niet aan,
zolang ze vol vreugde pronken,
sommigen met meer gezichten
dan een.
Als dan de kolen
en de bieten vallen,
knopen, knoopsranden,
de rode liplinten,
zie ook ik dat strak aan
en maak geen geluid,
ik vlieg niet te hulp.
Misschien spreken ze
hun Milanees
mooier dan ik,
dat mag niet aan het licht komen.
En daarom stilte,
totdat dit licht hen licht
opgevat heeft
met alles wat zich daar
tussen Milanees
en Milanees verborgen houdt,
dan ook met mij.

 

Vertaald door Lucas Hüsgen

 

Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e november ook mijn blog van 1 november 2018 en ook mijn blog van 1 november 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en ook mijn blog van 1 november 2009.