De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.
Klacht om Abisag
Hoe zult gij hier kunnen rusten?
Al de onnut gespaarde lusten
Stromen nog met zacht geruis
Door uw ongerepte leden,
Die nu met hun heerlijkheden
Zijn besloten in dees kluis.
Altijd hebt gij u onthouden
Aan onmachtigen; ach, de oude
Koning, die gij bijstand bood,
Had geen kracht meer in zijn lenden
Om op jeugds reeds lang ontwende
Wijs te dansen in uw schoot.
Als zijn hart uw boezem voelde,
Gij uw jeugd aan hem verkoelde,
Gloeide hij alsof een steen
Hitte aan het vuur ontleende.
Maar koud tot ’t verkalkt gebeente
Werd hij als hij lag alleen.
Toen een jonge prins u minde,
Werd als vlieg hij van eens blinde
Aangezicht fluks weggevaagd.
Uwer borsten rode toppen
Werden hard als rozenknoppen
Waar geen bloeien meer in daagt.
En toen kwam de harde donkre
Met zijn oog u tegenfonklen,
En, niet wetend wat gij deed,
Hebt, vreesachtige en wankle,
Ge u verborgen in zijn mantel
Als een graf- en bruiloftskleed.
Onberoerde en versmachte,
In de helle sterrenachten
Fluistren wij en zuchten: slaap!
Troost u dit, dat op hun sponde
In verrukkelijke zonde
Om u wenen man en knaap?
De gekrenkte jongen
Meen niet, dat hij te schreien stond,
Toen hem het giftige antwoord stak.
Hij voelde, dat iets in hem brak,
Maar hield de glimlach om zijn mond.
Even vertroebelde zijn oog,
Maar daadlijk keek hij strak en koel.
En sterk hield hij het lauw gevoel
Ten onder, dat zijn hart bewoog.
Hij zal de eerste stap niet doen.
Zijn fierheid, ten begeerde zoen,
Weigert het goede woord te spreken,
Al zou zijn hunkrend hart ook breken.
Maar toen hij zich vol stugheid wendde,
Snikte hij zachtjes van ellende.
Job
De dag verga, waarin ik werd geboren,
Der donderbuien dikke duisternis
Trekke zich samen waar zijn luister is,
Hij zij verschriklijker als geen te voren.
Was ‘t mij bij de eerste oogopslag beschoren
Te sterven…, waar zelfs geen gefluister is
Van leed, men vrij van elke kluster is,
Zou mij de rust van koningen behoren.
Ik rustte met wie liefde hield gebonden,
De groten die in glorierijke stonden
De dood zich mengelden met minnens wijn.
Maar ik moet levend duizend doden sterven,
En nimmer kan ik ‘t duizlend heil verwerven
Van stil en donker en mét u te zijn.
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
De Amerikaanse schrijver Chris Kuzneski werd geboren op 2 september 1969 in Indiana, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Chris Kuzneski op dit blog.
Uit: The Plantation
Thursday, July 1st
Icy River, Colorado
(122 miles southwest of Denver, CO)
Robert Edwards hurdled the fallen spruce but refused to break his frantic stride.
He couldn’t afford to. They were still giving chase.
After rounding a bend in the path, he decided to gamble, leaping from the well-lined trail into the dense underbrush of the forest. He dodged the first few branches, trying to shield his face from their thorny vegetation, but his efforts were futile. His reckless speed, coupled with the early-morning gloom, hindered his reaction time, and within seconds he felt his flesh being torn from his cheeks and forehead. The coppery taste of blood soon flooded his lips.
Ignoring the pain, the 32-year-old struggled forward, increasing his pace until the only sounds he heard were the pounding of his heart and the gasping of his breath. But even then, he struggled on, pushing harder and harder until he could move no further, until his legs could carry him no more.
Slowing to a stop, Edwards turned and scanned the timberland for any sign of his pursuers. He searched the ground, the trees, and finally the dark sky above. He had no idea where they had come from—it was like they’d just materialized out of the night—so he wasn’t about to overlook anything. Hell, he wouldn’t have been surprised if they’d emerged from the underworld itself.
Their appearance was that mystifying.
When his search revealed nothing, he leaned against a nearby boulder and fought for air. But the high altitude of the Rockies and the blanket of fear that shrouded him made it difficult to breathe. Nearly impossible. In time, the pungent aroma of the pine-scented air reached his starving lungs, and they quivered with delight.
“I … made … it,” he whispered in between breaths. “I … fuckin’ … made … it.”
Unfortunately, his joy was short-lived.
Chris Kuzneski (Indiana, 2 september 1969)
De Belgische dichter en schrijver Johan Daisne werd op 2 september 1912 in Gent geboren als Hermanus Thiery. Dat is vandaag precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Johan Daisne op dit blog.
Ik ook, heer
Het jaar waait met verwoede rukken.
De zondag zieltoogt achter ’t raam .
Ik zie de bomen wijslijk bukken,
ontbladerd en beroofd van naam.
Ik zou hun armen willen drukken’,
Ik die hier loom van warmte zit
maar met mijn hart en hoofd aan stukken:
een droom van donker en sneeuwwit!
Waarom zou het ook mij niet mogen lukken,
daar morgen weerom schoon te staan?
Straks komen feesten die verrukken
en steeds toch gaat de zon weer aan.
Blijf bloesems van uw bomen plukken –
ik ook, Heer, ben Uw onderdaan!
Met zeven aan tafel
Met zeven aan tafel, zo zitten
de oude vrienden nog een keer.
Gele bladen werden weer witte.
Die mocht leven, zegent de Heer.
Al doet het allemaal weer zeer,
de dingen die van daden droomden,
die waarheid waren, roos en speer,
en al wat mettertijd verloomde.
Maar hier, hier zitten we dan weer,
met koffie of een whisky-soda,
terwijl ik van de oude ode
een woord, een komma corrigeer.
En we vertellen van het leven,
dat altijd werd en wordt geschreven,
mijn God, tot Uw meerdere eer!
Johan Daisne (2 september 1912 – 9 augustus 1978)
De Oostenrijks – Hongaarse schrijver en journalist Joseph Roth werd geboren op 2 september 1894 in Brody in Galicië. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Joseph Roth op dit blog.
Uit: Radetzkymarsch
“Er wollte gerade einen Feldstecher, den ihm einer der Begleiter reichte, an die Augen führen. Trotta wußte, was das bedeutete: Selbst wenn man annahm, daß der Feind auf dem Rückzug begriffen war, so stand seine Nachhut gewiß gegen die Österreicher gewendet, und wer einen Feldstecher hob, gab ihr zu erkennen, daß er ein Ziel sei, würdig, getroffen zu werden. Und es war der junge Kaiser. Trotta fühlte sein Herz im Halse. Die Angst vor der unausdenkbaren, der grenzenlosen Katastrophe, die ihn selbst, das Regiment, die Armee, den Staat, die ganze Welt vernichten würde, jagte glühende Fröste durch seinen Körper. Seine Knie zitterten. Und der ewige Groll des subalternen Frontoffiziers gegen die hohen Herren des Generalstabs, die keine Ahnung von der bitteren Praxis hatten, diktierte dem Leutnant jene Handlung, die seinen Namen unauslöschlich in die Geschichte seines Regiments einprägte. Er griff mit beiden Händen nach den Schultern des Monarchen, um ihn niederzudrücken. Der Leutnant hatte wohl zu stark angefaßt. Der Kaiser fiel sofort um. Die Begleiter stürzten auf den Fallenden. In diesem Augenblick durchbohrte ein Schuß die linke Schulter des Leutnants, jener Schuß eben, der dem Herzen des Kaisers gegolten hatte. Während er sich erhob, sank der Leutnant nieder. Überall, die ganze Front entlang, erwachte das wirre und unregelmäßige Geknatter der erschrockenen und aus dem Schlummer gerissenen Gewehre. Der Kaiser, ungeduldig von seinen Begleitern gemahnt, die gefährliche Stelle zu verlassen, beugte sich dennoch über den liegenden Leutnant und fragte, eingedenk seiner kaiserlichen Pflicht, den Ohnmächtigen, der nichts mehr hörte, wie er denn heiße. Ein Regimentsarzt, ein Sanitätsunteroffizier und zwei Mann mit einer Tragbahre galoppierten herbei, die Rücken geduckt und die Köpfe gesenkt. Die Offiziere des Generalstabs rissen erst den Kaiser nieder und warfen sich dann selbst zu Boden. “Hier den Leutnant!” rief der Kaiser zum atemlosen Regimentsarzt empor.
Inzwischen hatte sich das Feuer wieder beruhigt.”
Joseph Roth (2 september 1894 – 27 mei 1939)
De Nederlandse journalist en schrijver Pierre Huyskens werd geboren op 2 september 1931 in Wessem. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Pierre Huyskens op dit blog.
Memo aan de veteraan (Fragment)
Zeg, veteraan –
wat is dat indrukwekkend dat je ieder jaar
en voor de vijfde keer
alweer,
hier zo sterk gemotiveerd en zo massaal
komt staan,
met dochter, zoon of vrouw
met vlag en regimentenvaan,
met al die tekenen van moed, beleid en trouw
een task-force to remember,
een diep bewogen herdenkingsmacht,
een Divisie van de Zevende September,
die hier, juist hier, naar eerherstel zocht
en hler, juist hler, alsnog
en na die ondankb’re opdracht van destijds
voor erkenning en voor dat Mea Culpa
van de Minister vocht.
Gegroet veteraan ,
en …… ons respect omdat je
zoveel lotgenoten, zoveel geestverwanten
en zoveel kameraden sterk,
en Aan dit monument gelijkelijk verknocht,
hier telkens weer dat wonder
van hemelbestormend gedenken wrocht.
Zodat de namen
die hier in staal zijn gegraveerd
weer tot die levende kameraden
van vlees en bloed
worden gereïncarneerd.
Tot de jongens-van-toen,
zoals jij ze hebt gekend destijds;
driest en dapper in hun overmoed,
met een te grote mond wellicht
en een tè sterk verhaal –
of ….. bescheiden, zwijgzaam, stug, verlegen
al naargelang ze dat van huls uit
hadden meegekregen.
In het geheel niet martiaal en bang in het helse spektakel
van die nerven vretende tropennacht.
Hier staan ze toch, zoals ze waren;
de makkers van jouw peloton
met wie je op patrouille was
en met wie jij toch dat verlangen deelde
om toch in ’s hemelsnaam en in de kortste keren
weer naar de kilte en de vlakte
van het oerwoudloze moederland
te kunnen repatriëren?
En toen viel dat schot en hij, jouw kameraad,
hij greep nog naar jouw hand,
jij voelde hoe de zijne
in die laatste siddering verslapte,
voordat hij met die lange zucht,
waarin je nog zoiets als ‘moeder’ hoorde,
naar de eeuwigheid en…
naar dit park ontsnapte.
Pierre Huyskens (2 september 1931 – 19 november 2008)
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2en ook deel 3.