Aaro Hellaakoski

 

De Finse  dichter, criticus en geograaf Aaro Hellaakoski werd geboren op 22 juni 1893 in Oulu. Van beroep was hij een geograaf die onderzoek deed op het gebied van fysische geografie en geomorfologie en die werkzaam was als geografieleraar en als universitair docent. Als geograaf publiceerde hij wetenschappelijke studies over onderwerpen als de geologische geschiedenis van het Saimaa-meer en de geologische geschiedenis van het Puula-meer. Hellaakoski bracht jarenlang zijn zomers door met geomorfologisch veldwerk in het Finse merengebied. Hij schreef ook enkele schoolboeken over aardrijkskunde. Daarnaast werkte Hellaakoski, die zeer geïnteresseerd was in schilderkunst en erg vertouwd met de kunstgeschiedenis, als literatuur- en kunstcriticus. Zijn literaire werk bevat enkele van de vroegste voorbeelden van het modernisme in de Finse literatuur. Zijn eerste dichtbundel “Runoja” (Gedichten) verscheen in 1916 kreeg nog slechte recensies – Eino Leino deed hem af als onvolwassen, zowel qua inhoud als vorm. De volgende bundels “Nimettömiä lauluja” (Naamloze liederen) en “Me Kaksi” (Wij Twee) werden al beter ontvangen. De jaren 1920 waren een intens creatieve periode voor Hellaakoski, die zich ook waagde aan het maken van aquarellen. Hij publiceerde drie dichtbundels, studies over kunstenaars en een verzameling van korte verhalen “Iloinen yllätys” (Gelukkige verrassing) 1927). Met “Jääpeili” (1928, IJsspiegel) bereikte Hellaakoski het hoogtepunt van zijn vroege periode. De innovatieve picturale typografie in ‘Sade’ en ‘Dolce far niente’ herinnerde aan Apollinaires Calligrammes (1918). Andere inspiratiebronnen waren het kubisme en de Italiaanse, futuristische dichter FT Marinetti. Na deze bundel, die slecht werd verkocht, publiceerde Hellaakoski 12 jaar lang niets meer. Zijn eerstvolgende bundel “Vartiossa” (Eng: On guard) verscheen in 1941. Voor de Winteroorlog (1939-1940) had Hellaakoski gedacht dat de uitgave van zijn gedichten een “grafsteen voor een levend lichaam” zou zijn, maar de oorlog brak zijn mentale blokkade, Hij las Fröding, Rilke, Goethe en Verlaine en voelde dat hij nog dingen te zeggen had als dichter. “Uusi Runo” (1943) – de titel betekent ‘nieuw gedicht “- werd tijdens de vervolgoorlog ‘s nachts geschreven. Belangrijke werken uit deze latere periode zijn onder andere “Huojuvat keulat” (1946, Eng: The swaying prows) en Sarjoja (1952, Eng: Suites). Naast gedichten en geografische studies publiceerdep Hellaakoski essays, korte verhalen en aforismen.

 

Evening

How ranquilly the evening’s darkening,
dusk deepening beneath the trees.
Consult the long alleyways of the skies
for the gift of this evening
and the cause of your ease.

But the waste! the pain and stress –
those reachings into secrets of the dark –
quarrying endlessness,
plummeting bottomlessness,
quizzing every question mark.

Why this rummaging into whence and why?
Empty let’s be. Open and free.
Let secrets come, or let them fly
away, diffuse like cloudscapes
or whisperings through a tree.

Eyes must glow as your spirits peer
through a wakeful cranny in where you are.
Only the silent have ears to hear.
When the doorstep feels the touch of a toe
only the vigilant’s door is ajar.

 

 

Moonlight in the forest

Under the sleeping branches light
glimmers weirdly in the night,

through the wood the cryptic road
comes from nowhere, nowhere goes.

My shadow’s fled. And soon
my body’s gone. Dissolved in moon.

My footfall hovers ownerless.
Fingers touch on emptiness.

 

 

Vertaald door Herbert Lomas

 

 
Aaro Hellaakoski (22 juni 1893 – 23 november 1952)