Ada Limón

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zij studeerde theater aan de University of Washington School of Drama.. Na het volgen van schrijfcursussen behaalde zij in 2001 haar Master of Fine Arts aan de New York University. Haar afstudeergroep op NYU omvatte de bekende dichters Jennifer L. Knox, Gregory Pardlo, Jason Schneiderman, Kazim Ali en Kathleen Graber. Na haar afstuderen ontving ze een fellowship om te wonen en te schrijven in het Fine Arts Work Centre van Provincetown. In 2003 ontving zij een subsidie ​​van de New York Foundation for the Arts, en won in hetzelfde jaar ontving zij de Chicago Literary Award voor poëzie. Na 12 jaar in New York City, waar ze voor verschillende tijdschriften werkte, zoals Martha Stewart Living, GQ en Travel + Leisure, woont zij nu in Lexington, Kentucky en Sonoma, Californië, waar ze schrijft en doceert. Limón’s eerste boek, “Lucky Wreck”, werd door Jean Valentine verkozen tot de winnaar van de Autumn House Poetry Prize in 2005, terwijl zij met haar tweede boek, “This Big Fake World”, in 2006 de Pearl Poetry Prize won. De twee boeken kwamen uit binnen minder dan een jaar na elkaar. Limón is verbonden aan de faculteit van de Queens University of Charlotte Low Residency (MFA programma) en aan het online-programma “24 Pearl Street” voor het Fine Arts Work Centre Provincetown. Haar derde boek, “Sharks in the Rivers”, werd in 2010 uitgegeven door Milkweed Editions. Limón’s vierde boek, “Bright Dead Things”, werd uitgebracht in 2015. Ze was finaliste voor de 2015 National Book Award for Poetry.

The Noisiness of Sleep

Careful of what I carry
in my head and in my hollow,
I’ve been a long time worried
about grasping infinity
and coaxing some calm
out of the softest part
of the pins and needles
of me. I’d like to take a nap.
But not a nap that’s eternal,
a nap where you wake up
having dreamt of falling, but
you’ve only fallen into
an ease so unknown to you
it looks like a new country.
Let me slip into a life less messy.
Let me slip into your sleeve.
Be very brave about my
trespass, the plan is simple—
the plan is the clock tower
and the lost crow. It’ll be rich.
We’ll live forever. Every moon
will be a moon of surrender
and lemon seeds. You there,
standing up in the crowd,
I’m not proud. The stove
can’t boast of the meal.
All this to say—consider this,
with your combination of firefly
and train whistle, consider this,
with your maze and steel,
I want to be the rough clothes
you can’t sleep in.

 

The Saving Tree

This is the cooling part of the fever,
when everything: the jumping girder
of the Golden Gate’s red limb, the tall
metal tree house of the Empire State,
the black rock cliff on the Sonoma Coast,
the drawer’s leftover pills, the careless
cut, the careening car, the cross walk,
the stop/go, the give up, give up, done,
all of it, slows to a real nice drive by. A view
of some tree breathing and the mind’s wheels
ease up on the pavement’s tug. That tree,
that one willowy thing over there,
can save a life, you know? It saves
by not trying, a leaf like some note
slipped under the locked blue door
(bathtub full, despair’s drunk), a small
live letter that says only, Stay.


Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *