De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.
Uit: Nathan Sid
„Nathan had spijt van zijn halve-wees fantasieën. Nu hield hij echt van zijn vader, al was het maar omdat zijn zusters Pa Sid haatten. Ook zou hij hem voortaan verdedigen tegenover zijn vriendjes uit het duin, want die lachten hem vaak uit omdat hij ze als een sergeant toeblafte. Zou hij later ook zo worden? Hoe vaak had zijn moeder niet gezegd dat hij een aardje naar zijn vaartje had? Nathan was driftig en sloeg als Pa Sid alles kapot. Nathan was gulzig, kon zich nooit beheersen, wilde niet sparen en het duurste was hem niet goed genoeg. Nathan moest nu het goede voorbeeld geven. Maar hoe dan, zonder op zijn vader te lijken? Nathan wilde niet verder alleen op de wereld. Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.”
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)
De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook mijn blog van 16 december 2006 en ook mijn blog van 16 december 2007.
Uit: Emma
“EMMA WOODHOUSE, handsome, clever, and rich, with a comfortable home and happy disposition seemed to unite some of the best blessings of existence; and had lived nearly twenty-one years in the world with very little to distress or vex her.
She was the youngest of the two daughters of a most affectionate, indulgent father; and had, in consequence of her sister’s marriage, been mistress of his house from a very early period. Her mother had died too long ago for her to have more than an indistinct remembrance of her caresses; and her place had been supplied by an excellent woman as governess, who had fallen little short of a mother in affection.
Sixteen years had Miss Taylor been in Mr. Woodhouse’s family, less as a governess than a friend, very fond of both daughters, but particularly of Emma. Between them it was more the intimacy of sisters. Even before Miss Taylor had ceased to hold the nominal office of governess, the mildness of her temper had hardly allowed her to impose any restraint; and the shadow of authority being now long passed away, they had been living together as friend and friend very mutually attached, and Emma doing just what she liked; highly esteeming Miss Taylor’s judgment, but directed chiefly by her own.
The real evils, indeed, of Emma’s situation were the power of having rather too much her own way, and a disposition to think a little too well of herself: these were the disadvantages which threatened alloy to her many enjoyments. The danger, however, was at present so unperceived, that they did not by any means rank as misfortunes with her.”
Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)
De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.
Uit: Alibi voor het onvolkomen hart
„Beste vriend, ik weet hoe lang ik je deze brief al schuldig ben. Angst heeft me tot dusver weerhouden je te schrijven en wie weet was ik mijn belofte nooit nagekomen als ik niet een waarschuwing had gekregen – zo wil ik het tenminste opvatten. Het zwijgen kan zwaarder gaan wegen.
Ik word me er opeens van bewust, dat ik met dit verhaal alleen zou staan als jij er niet zou zijn. Mijn vrouw zou ik er mee grieven. Anderen zijn er niet. Jij bent de enige aan wie ik het wil toevertrouwen. Wat een egoistisch belang geeft dit aan onze vriendschap. Nu ik dit besef, begrijp ik niet meer waarom ik zo lang heb gewacht. Stel je voor, dat er iets met je zou gebeuren. Lach nu niet, haal je schouders niet op. Alleen er mee te staan, zou ik niet kunnen verdragen. Dat heb ik vannacht gemerkt. Laat ik me nu eerst dwingen alles rustig op te schrijven, om de belachelijke tranen, die onbedwingbare huilbuien van toen aan te vullen. Wat kon je in die tijd doen behalve je eindeloos geduldig tonen en proberen me af te leiden? Weet je, dat ik je daarom ook gehaat heb? Alleen maar omdat er aan smart door een ander niets gedaan kan worden. Jij stond er buiten, daar was ik jaloers op. Dat zelfde heb ik dikwijls gehad met Nettie. Ze heeft nooit begrepen waarom ik zo onophoudelijk bijzonderheden kan vragen over haar jeugd – je weet hoe arm zij het heeft gehad. Ze kan het niet anders uitleggen dan als een bewijs van mijn liefde. Hoe kon zij weten, dat haar lijden me bevredigde; dat had zij gehad, niemand kon dat meer goedmaken. Niemand kon er deel aan hebben. Zo gezien is deze brief nutteloos. Toch wil ik hem schrijven. Jou is het immers gelukt een andere wending aan mijn leven te geven door me met Nettie in aanraking te brengen. Zij en ons kind zijn nu alles voor me – het weinige wat ik nog ben na die zomermaanden toen ik voor het eerst werkelijk door het leven ben aangeraakt. En daar wordt men beter, sterker van, zegt men. Onzin, hoe zou ik die ervaring ooit in mezelf kunnen verwerken? Dat het zo afliep was slecht, door en door slecht.“
Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)
De Engelse schrijver Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.
Uit: The Letters of Noel Coward
“I see her now, ages away from her ringlets and black velvet military cap, sometimes a simple, wide-eyed child, sometimes a glamorous femme du monde, at some moments a rather boisterous “good sort”, at others a weary, disillusioned woman battered by life but gallant to the last. There are many other grades also between these extremes. She appropriated beauty to herself quite early, along with all the tricks and mannerisms that go with it. In adolescence she was barely pretty. Now, without apparent effort, she gives the impression of sheer loveliness. Her grace in movement is exquisite, and her voice charming. To disentangle Gertie herself from this mutability is baffling, rather like delving for your grandmother’s gold locket at the bottom of an overflowing jewel-case.”
Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)
De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook mijn blog van 16 december 2006.
Als je hand zich opent
Als je hand zich opent
en ik wegren
op zoek naar mededogen,
zal mijn bloed,
schoon gebroken, stollen
en verdoemen
mijn smerige bestaan.
Ik ben bang
dat een vreemde
langs zal komen
en een ster rukken
uit de doodsgrijns
van mijn
stervensuur.
Te Deum kan ik niet zingen
Maar mijn ziel kan
Gods beeld
oproepen
in het vibrato
van mijn
woorden.
Rappe grauwe vlinders
Rappe grauwe vlinders,
naakte negerkinderen
in de cactus zon.
Ziet mijn oog,
nog ongewend aan ’t spel
van pijl en boog,
de bruine tinten
van mijn eigen vel?
Ik ben een tropenkind
met duizend vragen
in mijn borst!
Zo zoek ik dan naar zwarte rozen
die leeg en ijl als de voze
cactuswieg waarin wij liggen
niet bij machte zijn
het melkachtig vlees te kleuren.
Zullen ooit de paarse geuren
die branden uit het aloë-sap
mij de krachten kunnen geven
voor het bouwen van mijn rieten dak?
Geef mij vannacht je zwarte liefde
want morgen vaart mijn schip van haat.
Morgen vaart mijn schip van liefde
mijn schip met blank gelaat.
Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006)
De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Hij wordt gerekend tot de zogenoemde Generación del 27, genoemd naar de 300e sterfdag van Luis de Góngora, wiens werk de groep bekender wilde maken. Alberti wijdde zich in zijn jonge jaren eerst aan de schilderkunst. Toen de Rpublikijnen de burgeroorlog verloren ging hij, in 1939, in ballingschap naar Argentinië. In 1977 keerde hij naar Spanje terug en bezette voor de communistische partij een zetel in het parlement. In 1981 werd hem de Nationale Prijs voor het Theater verleend en in 1983 de Cervantes prijs.
Matrose an Land
Wenn meine Stimme an Land stirbt,
bringt sie hinunter ans Meer
und laßt sie mir am Strande.
Bringt sie hinunter ans Meer
und ernennt sie zum Kapitän
auf einem weißen Kriegsschiff.
Oh, meine Stimme mit dem
großen Seemannsorden!
Über dem Herzen ein Anker
und über dem Anker ein Stern
und über dem Stern der Wind
und über dem Wind das Segel!
Getäuscht hat sich die Taube
Getäuscht hat sich die Taube.
Sie hat sich getäuscht.
Um nach Norden zu fliegen, flog sie nach Süd.
Sie glaubte der Weizen sei Wasser.
Sie hat sich getäuscht.
Sie glaubte das Meer sei der Himmel,
die Nacht sei früher Morgen.
Sie hat sich getäuscht.
Die Sterne seien Tau,
die Hitze Schneegestöber.
Sie hat sich getäuscht.
Dein Rock sei deine Bluse,
in deinem Herzen sei ihr Nest.
Sie hat sich getäuscht.
(Sie schlief am Ufer. — Du
auf der Spitze eines Zweiges.)
Vertaald door Erwin Walter Palm
Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
De Franse fabeldichter Pierre Lachambeaudie werd geboren op 16 december 1807 bij Sarlat. Lachambeaudie werd boekhouder in Lyon. Toen zijn eerste bundel Essais poétiques (1829) nauwelijks respons vond ging hij bij de spoorwegen werken. Na een moeilijk en armzalig bestaan oogstte hij in 1839 eindelijk succes met zijn Fables populaires, die in 1949 al aan hun zevende druk toe waren en die hem financiële zekerheid boden. Ook werd zijn naam nu in een adem genoemd met Jean de La Fontaine en Jean-Pierre Claris de Florian.
Le Roi et le Peuple
Un peuple gémissait, accablé de détresse.
Le prince, ayant appris ces revers affligeants,
Résout de visiter ses sujets indigents,
Pour mettre un terme au mal qui les oppresse.
Et pour doter sa patrie aux abois
De pl
us riches travaux et de plus sages lois.
Quoiqu’il voulût, en homme sage,
Surprendre incognito le malheur sur les lieux,
Ses courtisans officieux,
Aux champs, dans les cités, annoncent son passage,
Et les plus pauvres aussitôt,
A l’envi simulant une gaité parfaite,
Pour la première fois mettent la poule au pot,
Remplacent leur pain noir par des gâteaux de fête,
Sous leurs plus frais haillons cachent leur nudité.
Le prince croit réelle une fausse richesse;
Il prend pour du bonheur cette feinte allégresse,
Si bien qu’en son palais il retourne, enchanté
D’avoir, au lieu de la tristesse,
Vu partout tant de joie et de félicité.
Voilà comme les rois savent la vérité :
Courtisans de malheur, engeance diabolique,
Quand un roi, par hasard, veut faire son devoir,
Ne couvrez pas de fleurs l’infortune publique,
Afin qu’il ne puisse la voir !
Pierre Lachambeaudie (16 december 1807 – 7 juli 1872)
De Britse schrijver en criticus (Victor Sawdon) V. S. Pritchett werd geboren op 16 december 1900 in Ipswich, Suffolk. Zijn vader was een zacht gezegd weinig succesvolle handelsreiziger en de familie verhuisde nogal eens. Pritchett zelf was van 1916 tot 1920 handelaar in leer. In 1923 begon hij te schrijven voor de Christian Science Monitor, die hem naar Spanje en Ierland stuurde. Zijn eerste boek, Marching Spain, uit 1928 beschrijft de reis die hij maakte. Zijn naam maakte hij met een bundel verhalen The Spanish Virgin and Other Stories uit 1932. Na WO II schreef hij ook in diverse bladen en tijdschriften en doceerde hij aan verschillende universiteiten. Hij schreef biografieën over Honoré de Balzac, Tsjechov en Toergenjev zonder overigens in staat te zijn Frans of Russisch te lezen.
Uit: Essential Stories
„She was an old charwoman whose eyes stared like two bits of tin and whose lips were twisted like rope round three protruding teeth. All day long she was down on her knees scrubbing flights of stone stairs, cleaning out evil passages, emptying oozy pails down the drain with the soapsuds frilled about it, and listening to its dirty little voice gulping out of the street. All day long she chattered to herself and sang “Valencia, land of oranges . . .” and broke out into laughter so loud at some fantastic recollection that it sounded as though she had kicked her pail downstairs.
One evening, after a week’s absence from her work, she said mysteriously, as she left the house, “I’m going to do it again. I’m going orf to git me lights.”
“Lights?”
“Yes, ’e stopped me ’e did. ‘Better practise it at ’ome,’ ’e said. So I took the lot. I took the train, an’ rockets, an’ that wicked ol’ General with the monercle, oh, I took ’im. I took ’em all ’ome. O, ’e warn’t ’arf a wicked ol’ dear.” She laughed, and her teeth seemed to skip up and down like three acrobats with the rope lips twirling round them. “Yer know what ’e called me, the ol’ monercle? ‘Lor,’ says ’e, peeping through the winder, ‘ain’t she a proper beauty!’ That’s what ’e called me. We didn’t ’arf dance.”
“Trains! Rockets? Generals? Dance?” The people of the house touched their sound foreheads. “Gone, oh quite gone,” said the people of the house. “Haven’t you noticed, the last few days? Away a week and comes back singing and talking about dances and Generals worse than ever.”
Before there was time to say any more she was off again down the road singing “Valencia, land of oranges . . .” and gutter children calling after her.“
V.S. Pritchett ( 16 december 1900 – 20 maart 1997)
De Braziliaanse dichter Olavo Bilac werd geboren op 16 december 1865 in Rio de Janeiro. Hij studeerde medicijnen, maar brak de studie na vier jaar af om met rechten te beginnen. Ook daar stopte hij al na een jaar mee. Al vroeg hield hij zich bezig met journalistiek en literatuur en was hij betrokken bij de politiek. Zo voerde hij intensief campagne voor de algemene dienstplicht. In 1898 werd hij inspecteur voor het onderwijs en daarnaast had hij nog meer ambtelijke baantjes. Zijn literair werk behoort tot het “Parnasianismo”, waarvan hij de belangrijkste vertegenwoordiger was in Brazilië.
Música brasileira
Tens, às vezes, o fogo soberano
Do amor: encerras na cadência, acesa
Em requebros e encantos de impureza,
Todo o feitiço do pecado humano.
Mas, sobre essa volúpia, erra a tristeza
Dos desertos, das matas e do oceano:
Bárbara poracé, banzo africano,
E soluços de trova portuguesa.
És samba e jongo, chiba e fado, cujos
Acordes são desejos e orfandades
De selvagens, cativos e marujos:
E em nostalgias e paixões consistes,
Lasciva dor, beijo de três saudades,
Flor amorosa de três raças tristes.
Música brasileira (Vertaling)
You have sometimes the sovereign fire
Of love: you enclose in your cadence, inflamed
With hip movements and charms of impurity,
All witchcraft of human sin.
Yet on such voluptuousity wanders the sadness
Of deserts, jungles and the ocean:
Barbarous Indian dance, African homesickness,
And sobs of Portuguese ballad.
You are samba and jongo, chiba and fado, whose
Chords are desires and orphanhoods
Of savages, captives and seamen:
And in nostalgias and passions you consist,
Lascivious sorrow, kiss of three longings,
Loving flower of three sad races.
Olavo Bilac (16 december 1865 – 28 december 1918)
De Engelse schrijfster Mary Russell Mitford werd geboren op 16 december 1787 in Alresford, Hampshire. Zij verdiende haar plaats in de Engelse literatuur als schrijfster van Our Village, een reeks schetsen van het Engelse dorpsleven en van dorpse karakkters, gebaseerd op het leven in Three Mile Cross, een gehucht in de buurt van Reading in Berkshire, waar zij woonde.
Uit: Our Village
„Will you walk with me through our village, courteous reader? The journey is not long. We will begin at the lower end, and proceed up the hill.
The tidy, square, red cottage on the right hand, with the long, well-stocked garden by the side of the road, belongs to a retired publican from a neighbouring town; a substantial person with a comely wife-one who piques himself on independence and idleness, talks politics, reads the newspapers, hates the minister, and cries out for reform. He hangs over his gate, and tries to entice passengers to stop and chat. Poor man! He is a very respectable person, and would be a very happy one if he would add a little employment to his dignity. It would be the salt of life to him.
Next to his house, though parted from it by another long garden with a yew arbour at the end, is the pretty dwelling of the shoemaker, a pale, sickly-looking, black-haired man, the very model of sober industry. There he sits in his little shop from early morning till late at night. An earthquake would hardly stir him. There is at least as much vanity in his industry as in the strenuous idleness of the retired publican. The shoemaker has only one pretty daughter, a light, delicate, fair-haired girl of fourteen, the champion, protectress, and play-fellow of every brat under three years old, whom she jumps, dances, dandles, and feeds all day long. A very attractive person is that child-loving girl. She likes flowers, and has a profusion of white stocks under her window, as pure and delicate as herself.
The first house on the opposite side of the way is the blacksmith’s-a gloomy dwelling, where the sun never seems to shine; dark and smoky within and without, like a forge. The blacksmith is a high officer in our little state, nothing less than a constable; but alas, alas! when tumults arise, and the constable is called for, he will commonly be found in the thickest of the fray. Lucky would it be for his wife and her eight children if there were no public-house in the land.“
Mary Russell Mitford (16 dcember 1787 – 10 januari 1855)