Adriaan van Dis, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Naar zachtheid en een warm omhelzen

“MIDDEN IN DE NACHT KRUIPT hij bij mij in bed, een jongen van een Jaar of negen. Ik duw hem weg, maar hij blijft me lastigvallen. Hij roept oude geluiden op, telt terug, laat de gordijnen wiegen. En dan moet ik met hem mee naar een stad die geen naam mag hebben. Keer op keer lopen we daar. We staan stil voor een hoog huls, hij opent de deur, dwingt me in een spiegel te kijken, wijst op een bloedvlek in het marmer en laat een trap kraken – zo helder en zo levensecht, dat ik geschrokken het licht aan moet doen om te weten waar ik ben. Ik ken die jongen. HIJ doet zijn best om op mij te lijken, met dat kuiltje in zijn kin. Of is hij een verzinsel? We gebruiken dezelfde woorden, delen dezelfde angsten, aangewakkerd door berichten over een nieuwe oorlog. Bang, altijd bang geweest.
We hebben aan de tijd gewrikt en besloten samen op een doordeweekse dag naar dat hoge huis te gaan. Zou het er nog staan? Een trein bracht ons tot over de grote rivieren. De weg van het station naar de lommerrijke woonwijk konden we dromen, maar we verdwaalden in de straten achter het park waar ooit bommen vielen en kogelhulzen tussen de puinhopen lagen. En die grote brand… was die nu wel of niet om de hoek? We versnelden onze pas. Gevaarlijk terrein. Na een flauwe bocht doemde het huls op waar de Jongen maandenlang logeerde. Het leek te wenken. HIJ wilde ernaartoe rennen, maar ik ben een stijve man, een bezemsteel, en zag ook niet zo goed, er zat een lelijke pleister naast mijn rechteroog: zonschade. Oude sproeten plagen mij. We keken op naar de gevel en maakten een kleine buiging. Ik nam foto’s met mijn mobiele telefoon, ging aan de overkant van de straat zitten en probeerde te kijken met de blik van een negenjarige. Wakker en fel. Het huls groeide. Een bejaarde dame liep voorbij en nam mij onderzoekend op. ‘Ik maak een foto van het huis van mijn grootvader,’ zei Ik. Ze vroeg naar zijn naam. ‘Van Dis, hij was een herenboer…’ ‘0, maar die heb ik nog gekend. Ik ben hiernaast geboren.’ Ze wees me op een litteken uit het verleden: een gebarsten steen In de gevel van de overburen – een afgeketste kogel. Nooit hersteld. Aan die barst kleefde nog een heel verhaal. Ik keek rond, verkende… De oude voordeur glansde nog voornaam, maar zonder de koperen trekbel. Hé, was de muur van de moestuin niet langer? Zeker, haar ouders hadden de helft van de tuin kunnen kopen en lieten er een dubbele garage bouwen. De walnotenboom overleefde het niet. Maar het kelderraam zat er nog.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

Het zo volkomen onnodige

Vandaag wil ik eindelijk
Iets totaal onnodigs doen

Op dit papier schrijven
Dat ik van je hou

Het over de rand van de afgrond gooien
En zien hoe het verandert in meeuwengekrijs

Dansend van nooit eerder gezien geluk
Tussen zeeschuim en kliffen

Vandaag wil ik eindelijk
Dat voor jou doen

Waar je nooit om hebt gevraagd
En wat je altijd al gewenst hebt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Adriaan van Dis, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: KliFi

“SPELING IN DE HEL
Oktober was een wrede maand geweest. Een orkaan verraste Nederland. Jákob maakte de ontwrichting van nabij mee, hij hoorde de rivier buiten zijn oevers razen en zat dagen in het donker. Pas na het luwen van het ergste onweer zag hij de schade in zijn toch al verwaarloosde streek. Zijn terp bleef gespaard, maar nog geen kwartier rijden van zijn huis was een dijk doorgebroken en een heel dorp weggespoeld, een dorp dat iedereen De Kuil noemde en dat op geen enkele kaart stond. Geen landelijk journaal of grote krant besteedde er aandacht aan. Als de drenkelingen niet voor zijn deur hadden gestaan, als het leger niet gewonden en lijken naar zijn erf had gebracht en er geen tenten in zijn uitzicht zouden zijn geplaatst, als de soldaten niet zo bruut waren opgetreden, als hij niet zelf iemand miste die door het water gegrepen was — ach, dan was zijn sluimerende woede mogelijk niet gewekt. Maar nu kon hij niet anders: deze leugen moest worden bestreden. De ontheemden raakten hem: hun verzet, hun overlevingsdrang en aanstekelijke getiktheid. Zijn verontwaardiging dreef hem naar zijn schrijftafel. Nederland mocht hier niet van wegkijken. Hij dacht aan een pamflet: Aanklacht moest de titel zijn — hoewel, dat riekte te veel naar J’accuse. Hij koos voor minder pretentie: KliFi. Een naam die de jeugd moest aanspreken én een steek onder water naar de klimaatontkenners. Al schrijvend had hij het niet kunnen laten ook zijn pl te spuwen over het veranderende Nederland. Liep het geestelijk klimaat niet evenzeer gevaar? Niet zo slim misschien want de president had lange tenen en de tijd was er niet naar, maar Jákob was het aan zichzelf verplicht, aan zijn achtergrond, zijn ouders. Hij moest het loodzware zwijgen doorbreken.
En nu was het boekje af en lispelde Poema in zijn nek, het monster met de denkbeeldige viltstift en schaar. Zoek speling in de het Kijk er nog eens naar. Herschrijf, dat hoort erbij. Jákob boog zich voor de zoveelste keer over zijn typoscript. Poema negeren was misschien beter geweest, maar het kietelde zijn ijdelheid om met een kwaaie lezer in gesprek te gaan.
Misschien moest hij om te beginnen de titel veranderen: KliFi. Geen mens begreep dat het de afkorting voor KlimaatFictie was. Bovendien schrok het woord ‘klimaat’ veel lezers af. Ook Poema zeurde er voortdurend over: Je wilt toch serieus genomen worden, of schrijf je sciencefiction? Om de president te paaien zou hij een citaat uit een van zijn redevoeringen als motto kunnen opnemen — een vals compliment aan een man die de opwarming van de aarde afdeed als fictie: HET LITERAIR GENEUZEL EN NAVELSTAREN LIG-GEN ACHTER ONS. HET IS DE TAAK VAN ONZE SCHRIJVERS DE WERKELIJKHEID ON-DER OGEN TE ZIEN EN DEZE MET VERBEEL-DING TE BESCHRIJVEN. DE TIJD IS RIJP VOOR EEN NIEUW SOCIAAL REALISME. (Redevoering LXVII)
Jákob had het nog maar net opgetikt of hij voelde een * op zijn schouder: Titel akkoord. Hij veerde ervan op — zie je wel: als je het uitlegt, kom je verder. Wat was er realistischer dan een ramp en werkelijker dan de opwarming van de aarde? Hij schonk zich een stevige Laphroaig in en herlas zijn eerste hoofdstuk.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)
Portret door Jopie Roosenburg-Goudriaan, 1995

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

Kafka’s graf

Een glanzende steen
Onder zwarte monolieten

Rij na rij
Van met klimop bedekte vergetelheid

400 meter langs de grens
Naar een doolhof van dood

Ik heb een kleine steen gelegd
Op de rand van je graf

Zonder de rituelen te kennen
Kom ik dichterbij

Een andere wereld
Jouw verdwenen wereld

400 meter van de ingang
Naar een plek dichter bij de dood

En weer 400 meter terug
Naar mijn leven onder de levenden

Vijf metrostations
In een tunnel onder de Styx.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Breyten Breytenbach, William Carlos Williams

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

Als van vleugels

Allerliefste, ik stuur je een palmtortel
want niemand zal een boodschap die rood is neerschieten.
Ik werp mijn palmtortel hoog in de lucht en ik
weet dat alle jagers zullen denken dat het de zon is.
Kijk, mijn tortel komt op en mijn tortel gaat onder
en waar hij vliegt daar schitteren oceanen
en bomen worden groen
en hij kleurt mijn boodschap zo rood over je vel

Want mijn liefde reist met je mee,
mijn liefde moet als een engel bij je blijven,
als vleugels, wit als een engel.
Je moet van mijn liefde blijven weten
als van vleugels waarmee je niet kunt vliegen

 

Vertaald door Adriaan van Dis

 

(de reis van de nachttovenaar)

“When I was learning Shona in Bukera I unexpectedly saw
some ladies bathing in the Merahari River.
Fortunately I have poor eyesight.” – Ngomakurtra

je zegt dat poëzie een schaduwspel is?
dat betekenis altijd op het punt staat te vertrekken
en het gedicht als een afgeworpen vervelling achterlaat?

luister: jij bent een maanbevlekte boodschapper
moe van sommen te maken in het bouwvallige huis
vol vogels die met hun snavels als scharen
de bloederige lakens om de doden
los proberen te scheuren

jij bent hier om aan die gestalte
tussen vreemden op de gang
die zo lang al wist dat het hart onderweg is
naar een verre aankomst –
om aan die man met zijn etterende gezicht
weerspiegeld in het glas
zijn hoed te overhandigen

mag ik deze regels weer voor je vertalen?
jij bent dus hier om een hoed te overhandigen
aan die gestalte daar
met zijn etterende gezicht in het kijkglas
die man die al zolang weet
dat het hart op pad is naar een vreemde begeerte
tussen vreemden en vogelpoep op de gang

je bent hier niet om de maan te vernielen

ik wil samen met je reizen
met je boodschappentas vol versregels als afgetelde kralen
wanneer jij spiegelbang door de doolhof loopt
het marmer overal bevlekt met tranen
voor gesneuvelden
met kromsnavelkraaien in donkere bomen
ik wil je laten zien hoe de maan beweegt als een spiraal

om bij jou uit te komen als een droom
in de nacht of als een rakelingse vogel
boven sombere boomtoppen
zodat je niet bang hoeft te zijn
en nooit meer verdriet zult hebben
als mijn hart omlaag stort
als de vreemde met het etterende gezicht
op je schiet

heeft de dood je geveld?
zeg je dan dat poëzie een schaduwspel is?

kom: ik pluk de volgorde uit de hemel
terwijl kralen van maantranen door je vingers glijden
kom ik pak de hoed van de glinsterende rots
af en buk mij
om de afwezigheid te strelen

kijk: ik ben de boodschapper die jou komt berichten
dat de vlucht een spiraal is
al die marmeren gedenkstenen bevlekt met woorden van rouw
tot hier op het eiland waar vreemden
met etterende gezichten de kralen verkwanselen
die als wolkenpatronen geborduurd zullen worden op vlaggen

om als je terug bent uit de dood
aan jouw mensen in de gang te berichten
dat een gedicht altijd het verhaal vertelt
van een vervelde betekenis

 

Vertaald door Laurens Vancrevel

 

Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

Valse vrede

waar een zwaar
ijzergevlochten hek
met zigzagpunten bezet, een langgerekt
sintelterrein aan de rivier omheint –

Aan één kant een betonnen
afvalschacht, kleine houten deksels
verspreid in ’t rond – op
rioolputten, naar alle waarschijnlijkheid –

Door het midden een looppad
aan één kant verfraaid door
een bloeiende paardebloem – en
een witte vlinder –

De zon blakert nog steeds
het geblakerde gras. Langs
het hek, van het water gescheiden
leunt de fletsbleke straat –

Drie huizen vol scheuren –
een wilg, twee kippen, een
jongetje met een eigengemaakte handkar
loopt voorbij en zwaait met een zweep –

Hortsik! Geen ander verkeer of
enig op komst.
Daar te blijven, te improviseren en
te ontspannen! Door het hek

achter het terrein en het
blinkende water, klinkt de schaftfluit
maar niemand gaat
dan de kinderen uit school –

 

Vertaald door J. Bernlef

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor de schrijvers van de 16e september ook mijn blog van 16 september 2021 en ook mijn blog van 16 september 2020 en eveneens mijn blog van 16 september 2019 en ook mijn blog van 16 september 2018.

Adriaan van Dis, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog. Adriaan van Dis viert vandaag zijn 75e verjaardag.

Uit: Vijf vrolijke verhalen (gutmensch)

…….“Ina Carelsen knipte sinds begin jaren negentig met regelmaat een oorlog uit de kranten: kindsoldaten in Mozambique, gebombardeerde scholen in Afghanistan, aanslagen in Sri Lanka, etnische zuiveringen in Nagorno-Karabach… Dat was in haar werkende leven wel anders geweest. Toen ze nog schooljuf was, bladerde ze vaak vluchtig door het nieuws. Ze wilde zichzelf en haar leerlingen behoeden voor het boze buiten. Haar stem had zich aan de toon van kinderen aangepast, net alshaar handschrift: ze zette een nulletje boven de i.
Rond en zacht wilde Ina leven. Beschermd. Eenmaal met pensioen en verhuisd naar het platteland, raakte zij betrokken bij de interkerkelijke werkgroep Met Hart en Handen. Niet dat ze gelovig was, maar waar geen kabeltelevisie werd aangelegd, kwam nog wel de kerk aan huis, met een collectebus. En omdat ze niemand kende en bij het nieuwe dorp wilde horen, liet ze zich overhalen ook langs de deuren te gaan. Ze liep langs brede erven en blaffende honden. Rammelend voor verre ellende, die het een paar munten te bestrijden was – vaak met een fotomapje zielig kijkende kinderen in de hand. Ja, de wereld was gemeen en god wat had ze lang haar ogen ervoor gesloten.
Toen haar heup opspeelde, kreeg Ina het verzoek kranten voor de werkgroep te knippen. Bij voorkeur aansprekende oorlogen, waar je goed voor collecteren kon. Haar man Jan knipte uit aardigheid mee. Eén krant bleek niet genoeg. Nog een abonnement erbij. En hoe meer ze knipten,
hoe betrokkener ze raakten. Verbaasd over hun eigen gulheid gireerden ze voor kaarsen in Soweto en bunsenbranders in Malawi. Een spatje in de vlam, maar wie goed doet, goed ontmoet. Dikker was hun bijbel niet. Al knippend vergrootten ze hun wereld. En zo stuitten ze steeds vaker op Somalië. Een land dat ze hadden moeten opzoeken.
In de Hoorn van Afrika werd een koude oorlog uitgevochten. Krijgsheren, bewapend door Oost en West, speelden bevolkingsgroepen tegen elkaar uit. En weer keek de wereld weg van de vluchtelingenstromen, weer reageerde Europa met bureaucraten achter loketten. In Nederland gingen de eerste stemmen op dat ‘die vluchtelingen’ de huizen van ‘onze kinderen’ inpikten.
Ina wilde fatsoenlijker zijn: ze hing een fluorescerend plakkaat in de buurtsuper: wij openen ons huis voor vluchtelingen. u ook ?
Geen enkele reactie. Ja, de nieuwe buren mopperden: ‘Het is al gehorig genoeg.’ Niet één vluchteling belde aan.
Een jaar later kwam het rijk met een plan de al jaren leegstaande streekschool als asielzoekerscentrum in te richten – nog geen tien minuten lopen van de Carelsens. Het dorp was faliekant tegen.
Protestborden in de tuinen. De Carelsens waren voor en voerden het woord op de zoveelste hoorzitting. Ina sprak over noaberschap. Ze werd uitgelachen: wat wist ze daarvan? Stadse lui mochten zo’n woord helemaal niet gebruiken. Hun plakkaat vonden ze verscheurd in de brievenbus terug.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

De Visser

Elke dag
Sinds hij werd geboren
Aan een oude kust
Heeft hij de oceaan gezien
Als zilveren dienblad
Terwijl de avond komt

De zon die splijt
Als een lichtgevende sinaasappel
Bij een bergtop
Terwijl de ooievaars wegvliegen
En de vissen opduiken
Om goedenacht te kussen

Elke nacht
Heeft hij gedroomd
Over die beelden
Terwijl de maan stilte zong
En de bomen fluisterden
In de duisternis boven de wereld

Elk jaar heeft hij geleefd
Om deze beelden
Door te geven
Iemand te hebben
Met wie hij kon delen deze
Oneindige momenten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Adriaan van Dis, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Zilver, of het verlies van de onschuld

Zilver bladert in het Boek met Duizend Platen. Hij kijkt naar een man die niet kan lachen. Zweren op zijn mond, zijn neus weggerot, wat tussen zijn benen hangt is rood en ziek. Hij is kaal. Syfilis in het laatste stadium, staat eronder. Met zijn lippen heeft deze man vrouwen gezoend, met zijn neus hun geuren opgesnoven. Zij streelden zijn schouders. Hun vingers trokken door zijn haar. Misschien had hij zwarte krullen, weerbarstig, door geen kam of vet te bedwingen. Zijn ogen zijn aangetast. Zo komen zoeners te pas.
Zilver voelt aan zijn krullen en likt zijn lippen. Hij is nog heel. Welke lippen hebben hem gezoend? De Juffrouw, vluchtig, als hij naar school gaat, en filmsterren op foto’s die hij tegen zijn wang drukt.
Hij droomt van zoenen. Lippen die zachtjes over zijn rug gaan als een grashalm van nek tot onder. Warme adem achter zijn oren. Hij is naakt. De adem wordt wind. Een wind die hem opneemt en hem als een vlieger over het land stuwt. Hij spant zijn spieren, zijn huis wordt een stip, de stad een vlek. Daar gaat hij, Zilver, de jongen die vliegt, de jongen die zijn ogen maar hoeft te sluiten en dan alles dromen kan. Schateiland?… daar ligt het, geel zand in de branding. Een oerwoud?… daar groeit het, apen slingeren aan takken, papegaaien vliegen met hem mee. Zilver bukt voor zwiepende lianen, een kruk schuurt onder zijn oksel. Hij heeft een houten been, een snor. Hemd open tot zijn buik, zijn gouden oorbel kietelt als een tergende kus. Een papegaai strijkt neer op zijn schouder, snoept het smeer uit zijn oor en scherpt zijn klauwen aan zijn sleutelbeen. Zilver voelt geen pijn. Bloed sijpelt langs zijn borst, over zijn buik, stolt tussen zijn benen.
Hij vliegt weer verder. Nu is hij een zwaan, door golven schoongewassen. Hij hoeft geen vleugels uit te slaan, hij zweeft… boven straten waar meisjes hem wenken. Hij nijgt zijn kop. Rode lippen lachen hem toe en tanden schitteren als zijn witte veren. Hij zou op hun schouders willen landen, ze willen zoenen, proeven van dat rode daar. Hij cirkelt boven een lach die hij herkent. Zij is het meisje van de Prodent-tandpasta. Haar gezicht heeft hij al honderd keren uitgeknipt, twee monden op één doos. Hij bewaart haar in zijn schriften, zij lacht hem toe in de hoek van de badkamerspiegel; zij tuit haar lippen. Als een pluis dwarrelt hij in haar mond.
Een koude wind trekt langs zijn nek. Onder aan de trap hoort hij de Juffrouw in haar handen klappen. Weg is de mond. Hij zit gewoon op zolder, het Boek met Duizend Platen op zijn schoot. Schoenen kraken op de trap.

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

De dichtstbijzijnde vreemde

Jij bent mijn volgende vreemdeling
Als een zwervende film die eindigt
Van duizend-en-een nachten
Ik zie je door vorst en wind

Je bent zo welkom in mijn hart
Zoals mijn reislust voor jouw landen
En toch sta ik versteld van je winkels
Waar je geuren vandaan hebt gehaald

Dat doet zelfs avonturiers vervagen
En hoe je kunt omgaan met mij te haten
Vanwege alle gesloten dromen
Waar je zo graag over zou willen praten

Maar waar ik altijd te veel haast heb
Luister goed
En misschien vind jij het ook moeilijk
Om je te kleden met woorden die ik begrijp.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Adriaan van Dis, Andrei Ruse, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: In het buitengebied

“Wie had ooit kunnen denken dat ik met een Japanse vrouw zou wonen. Japan was voor mijn familie een vloekwoord en stond voor oorlog, kamp en marteling. Japanse techniek was bij ons thuis taboe. En nu kniel ik voor een Japanse, leg ik mijn hoofd in haar schoot en streelt ze mijn kale kruin. Zo lief. En ze zegt de aardigste dingen – zinnetjes die ik haar zelf heb ingefluisterd. O, ze leert zo snel. Toen ik haar een week of wat geleden over de drempel droeg was ze verlegen en knikte ze hooguit ja en nee en nu wil ze mij optillen en begint ze de dag met een gedicht.

The poem refreshes life so that we share, For a moment, the first idea… It satisfies Belief in an immaculate beginning

Een vlekkeloos begin van de dag. Wallace Stevens. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ik haar.
Ze had naar iets Dutch gezocht – Stevens was Pennsylvania Dutch. Zo goedbedoeld. En knap. Ze doet haar best het mij naar de zin te maken: ‘I want to understand the Dutch.’ Het werd nog een heel gedoe om onze wederzijdse clichés uit te schakelen. Zo had ik een kimono voor haar gekocht – als welkomstgeschenk, naar Japans gebruik wonderschoon verpakt. Maar zij wilde liever klompen en een Delfts blauwe-tegeltjes-bh van Marlies Dekkers (een wens ingefluisterd door haar vader). Bh? Droegen Japanse vrouwen die dan? Hield een dagelijkse portie rauwe vis hun borsten niet klein en strak?
Ze bloosde. Niet dat ik het zag, maar zo voelde haar afgewend zwijgen.
Na lang bladeren vonden we elkaar in de Home and Garden-countrylook: groene laarsjes, een mantelpakje (niets opwindender dan een mantelpakje) en een stoere waxcoat. Je woont buiten of niet.
O, onze eerste keer in de moestuin. Zij op een stoel in haar laarsjes en waxcoat, starend naar een bed radijsjes, en ik geknield in de aarde woelend en bosje voor bosje – met de dauw nog op de witte wortels – in haar schoot leggend. En bloemen plukkend. Klaver, klaproos, guichelheil. Een hele vracht. Het rubber en het katoen kraakten als sneeuw in april.”


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Roemeense dichter, schrijver en filmmaker Andrei Ruse werd geboren in Boekarest op 16 december 1985. Zie ook alle tags voor Andrei Ruse op dit blog.

 

I once saw an angel in Colentina

it was about 4 o’clock in the morning
I had been running out of battery, of money and of cigarettes
I was playing on a bench with my own breathe
I kept blasting from my mouth into my nose the acute smell of jack

then you came along

you weren’t aware of anything
you were proud that you had made 18 years old, that you were wearing D on your bra
and that you had graduated highschool with seven

you tell me that you are about to became a successful woman
and you would be leaving to befar away in africa and live
the rest of your life in a straw hutch
alongside a black man with whom you would
stroll into the jungle on an elephant.

your dream was to teach the baboons to play tig among the lianas

then you told me something about
a well-known case of murder from our neighbourhood
you were frightened
but were amusing yourself at the same time by the fact that it could be me.

 

Vertaald door Nigel Walker en Loredana Matei

 


Andrei Ruse (Boekarest, 16 december 1985)

 

De Engelse schrijfster Jane Austen werd geboren op 16 december 1775 in Steventon, Hampshire. Zie ook alle tags voor Jane Austen op dit blog.

Uit: Pride And Prejudice

“MR. Bennet was among the earliest of those who waited on Mr. Bingley. He had always intended to visit him, though to the last always assuring his wife that he should not go; and till the evening after the visit was paid, she had no knowledge of it. It was then disclosed in the following manner. Observing his second daughter employed in trimming a hat, he suddenly addressed her with,
“I hope Mr. Bingley will like it, Lizzy.”
“We are not in a way to know what Mr. Bingley likes,” said her mother resentfully, “since we are not to visit.”
“But you forget, mama,” said Elizabeth, “that we shall meet him at the assemblies, and that Mrs. Long has promised to introduce him.”
“I do not believe Mrs. Long will do any such thing. She has two nieces of her own. She is a selfish, hypocritical woman, and I have no opinion of her.”
“No more have I,” said Mr. Bennet; “and I am glad to find that you do not depend on her serving you.”
Mrs. Bennet deigned not to make any reply; but unable to contain herself, began scolding one of her daughters.
“Don’t keep coughing so, Kitty, for heaven’s sake! Have a little compassion on my nerves. You tear them to pieces.”
“Kitty has no discretion in her coughs,” said her father; “she times them ill.”
“I do not cough for my own amusement,” replied Kitty fretfully.
“When is your next ball to be, Lizzy?”
“To-morrow fortnight.”
“Aye, so it is,” cried her mother, “and Mrs. Long does not come back till the day before; so it will be impossible for her to introduce him, for she will not know him herself.”
“Then, my dear, you may have the advantage of your friend, and introduce Mr. Bingley to her.”
“Impossible, Mr. Bennet, impossible, when I am not acquainted with him myself; how can you be so teazing?”
“I honour your circumspection. A fortnight’s acquaintance is certainly very little. One cannot know what a man really is by the end of a fortnight. But if we do not venture, somebody else will; and after all, Mrs. Long and her nieces must stand their chance; and therefore, as she will think it an act of kindness, if you decline the office, I will take it on myself.”
The girls stared at their father. Mrs. Bennet said only, “Nonsense, nonsense!”

 

 
Jane Austen (16 december 1775 – 18 juli 1817)
Keira Knightley als Elizabeth en Matthew Macfadyen als Mr. Darcy in de gelijknamige film uit 2005

 

De Nederlandse schrijver Adriaan van der Veen werd geboren op 16 december 1916 in Schiedam. Zie ook alle tags voor Adriaan van der Veen op dit blog.

Uit: De man met de zilveren hoed

“Maar goed, daar gaat het nu niet om. Nu moet je niet lachen. Dat heb ik ook niet gedaan toen Hans het me vertelde. Trouwens, diep binnen in me zelf was ik veel te boos om die aanstellerij, maar daarvan heb ik niets laten merken. Kortom, ze stonden bij de receptie, dat was nog in het hotel in Zürich, waar ze een nacht overbleven. Hans had eigenlijk al alles in orde gemaakt, Nina stond naast hem. Wat doet ze plotseling? Achter haar naam vult ze in het gastenboek onder beroepen nog in ‘Tänzerin’. Ja, ik wist wel dat je het gek zou vinden. Hans had het gezien, maar zei er niets van. Tegen haar zal hij nooit een opmerking maken. Al zijn moeilijkheden komen op de schouders van zijn moeder terecht.
Later die avond gingen ze in de stad een glaasje wijn drinken. Hans verzint altijd iets gezelligs, ook wel eens voor mij. Hij neemt me soms mee als hij voor een zaak in Amsterdam moet zijn, om samen te eten. Ik zit hier altijd zo alleen, dat weet je. Goed, daar zaten ze dus rustig en toen kon hij toch niet nalaten erover te beginnen. Nina begon te lachen en zei, dat ze helemaal geen danseres wilde zijn. Nee, dat kan ik best geloven, met twee kinderen en haar figuur is ook niet zo geweldig. Enfin, ze maakte er een grapje van. ‘Hausfrau’ te zijn vond ze veel interessanter. En dat was veel moeilijker, zei Hans, die het ook allemaal maar luchtig hield. Ze hadden er toen alletwee om gelachen.
De volgende morgen had ze dat ‘Tänzerin’ in elk geval doorgestreept. Maar intussen was er alweer een en ander voorgevallen. Hans is een echte goeierd, maar als advocaat, en dat hij dat is daar ben ik wat trots op, want hij is onze enige, en hij moest en hij zou studeren, daar hebben mijn arme man en ik heel wat voor opgeofferd, maar zonder mopperen – Hans dan is door zijn beroep gewend om alles tot en met uit te redeneren, al is hij later met Nina erg voorzichtig geworden. Hij was er dus die avond nog op doorgegaan, het had hem natuurlijk meer gehinderd dan hij zichzelf wilde toegeven. Hij is zo’n door en door gezonde en gewone jongen.”

 


Adriaan van der Veen (16 december 1916 – 7 maart 2003)
Schiedam, de Grote Markt in kerstsfeer

 

De Engelse schrijver en songwriter Noël Coward werd geboren op 16 december 1899 in Teddington, Londen. Zie ook alle tags voor Noël Coward op dit blog.

Uit: Blithe Spirit

“The SCENE is the living-room of the Condomines’ house in Kent. The room is light, attractive and comfortably furnished. On the L there are french windows opening on to the garden. On the R. there is an open fireplace. At the back there are double doors leading to the hall, the dining-room, the stairs, and the servants’ quarters. When the CURTAIN rises it is about eight o’clock on a summer evening. There is a wood fire burning because it is an English summer evening. The doors are open, the windows are closed. The curtains are partially closed. EDITH COMES in from the hall carrying, rather uneasily, a large tray of cocktail things. She comes to the c table with the tray of drinks. She sees there is no room, so puts it on the drinks table up stage R with a sigh of relief. RUTH enters c briskly. She is a smart-looking woman in the middle thirties. She is dressed for dinner, but not elaborately. RUTH. That’s right, Edith.
EDITH. Yes’m.
RUTH. Now you’d better fetch the ice-bucket.
EDITH. Yes’m. Rum (arranging the ornaments on the piano) Did you manage to get the ice out of those little tin trays?
EDITH. Yes’m—I ‘ad a bit of a struggle though—but it’s all right.
RUTH. And you filled the little trays up again with water?
EDITH. Yes’m.
RUTH. (moving to the window and arranging the curtains) Very good, Edith—you’re making giant strides.
EDITH. Yes’m.
RUTH. Madame Arcati, Mrs Bradman and I will have our coffee in here after dinner, and Mr Condomine and Doctor Brad-man will have theirs in the dining-room—is that quite clear?
EDITH. Yes’m. Rum. And when you’re serving dinner, Edith, try to remember to do it calmly and methodically.
EDITH. Yes’m.”

 

 
Noël Coward (16 december 1899 – 26 maart 1973)
Scene uit een opvoering in Londen met Angela Lansbury als Madame Arcati (midden), 2014

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Tip Marugg werd geboren op 16 december 1923 in Willemstad, Curaçao. Zie ook alle tags voor Tip Marugg op dit blog.

 

zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven

zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven,
het is in de roes tussen nacht en volle dag
dat ik de dronken oorsprong word van je leven
je diktongig voorlieg wat je allemaal vermag

woord wordt vlees, de daad niet te overtreffen
als onder het floers van broedend morgenrood
ik je bestemd en manbaar tot mij zal opheffen
met een feller vuur dan mijn tijdzang ontbloot

doch zonlicht weet mijn lustgevoel verzonnen
verstikt verlangen voltrokken door de strop
nachtboeket van gedroogde bloemen en grassen

minder man geef ik mij dan droog gewonnen
aan een perverse pracht die ik niet verkrop
tegen dit vaderschap ben ik niet opgewassen

 

 
Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit:In het buitengebied

“Ik dring haar niks op, dat hebben we afgesproken. Ze moet aan zoveel wennen. De buitenwereld kan even de pot op. Geduld is ons wachtwoord.
Neem alleen al onze stemmen, we konden elkaar in het begin slecht verstaan. Het was als zoeken naar de juiste golflengte. Ze is per slot Japans en wist nauwelijks waar Nederland lag. We spreken Engels met elkaar, maar ze heeft een zwaar accent. Rare klemtonen, ze slikt lettergrepen in. Ik moest keer op keer vragen: ‘Wat zeg je, herhaal die zin alsjeblieft?’ Ze dacht dat ik doof was. Ik probeerde haar uitspraak te verbeteren – professor Higgins teaching Eliza Doolittle – maar betrapte me erop dat ik telkens mijn stem verhief en dan imiteerde ze mijn ergernis en schreeuwde ze net zo hard terug. Na weken vonden we allebei een goede toon en woordkeus. (Al moet ik nu wel oppassen dat ik niet met volle mond praat anders verstaat ze me nog niet.)
Er valt voor haar nog zoveel te ontdekken: mijn volle huis, een verwilderde tuin, met rozenstruiken waar je je aan kan openhalen. Wel even wennen voor een meisje dat uit een bonsaiwereld komt. Ze is Japanser dan ik dacht. Zeer gesteld op rituelen, vooral op het ritueel van de herhaling. En ik pas me aan. Moet je me thee zien drinken. Daar hebben we nu een kleine ceremonie van gemaakt. Buiten op het terras: ik met mijn kont op een kussen en zij in kleermakerszit tegenover mij. In kimono. Ik drink uit een porseleinen kom met gouden binnenkant en klop mijn groene thee met een bamboekwastje op. En dan kijkt ze zeer tevreden. Eén keer vroeg ik haar een lied te zingen, een theelied uit haar jeugd. Ze knikte, rechtte haar rug en zette een kinderstem op – snerpend als een krekel. Ik vroeg haar naar de betekenis, maar ze kende alleen de woorden.
Ze is weliswaar in Tokio grootgebracht, maar haar vader, die haar gemaakt heeft tot wie zij is, heeft haar internationaal opgevoed. Akiko omarmt de wereld zonder zich te hechten. Ze weet meer dan ze kent. Haar woordenschat verbaast me elke dag. De Mini Crossword lost ze binnen één minuut op. Ze verslaat me keer op keer. Maar ze houdt me lenig.Het is 23 tegen 70. En ze is waanzinnig mooi. Ook daarom verstop ik haar een beetje. Ze is zo volmaakt als een perzik. Ik kan uren naar haar kijken en zuig haar schoonheid op.”

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Nathan Sid

‘Nathan lag, terwijl zijn moeder bij het aanrecht rommelde, op zijn rug op de keukenvloer. Hij soesde met zijn ogen dicht in de zon. Hij kon veel met zijn ogen dicht. Hij bladerde dagdromend door de mooiste albums en schreef blind verhalen met een tien voor spelling. Achter zijn oogvel zweefde een wereld zonder fouten.’ Hij kijkt naar zijn moeder, hij sluit zijn ogen en ‘zag een Indische tuin waar vogels vlogen, zoals op de postzegels van tante Una uit Nieuw-Guinea. Hij zag wilde kembang sepatoe en water met verse groene sprietjes en, zoals altijd, bergen die op duinen leken, maar nu met een pluimpje rook eruit. Net zoals op het schilderij schuin boven het dressoir. Zijn vader liep er ook, met een geweer en oranje medailles op zijn borst. Nu keek hij hem strak aan. Nathan deed zijn ogen weer open. Hij wilde zijn strenge vader helemaal niet zien. Stiekem dacht hij hoe fijn het was een halve wees te zijn, nooit meer slaag en veel meer knuffels.’ Maar zijn moeder vertelt Nathan hoe beroerd de jeugd van Pa Sid is geweest; de roos van Soerabaja, Pa Sids moeder, was een gemeen type, dat haar kinderen sloeg en in het weeshuis plaatste. Nathan besluit de vader te verdedigen. Maar de vrees bekruipt hem net zo te zijn of te worden als zijn vader, want hem is gezegd dat hij even driftig en gulzig is als Pa Sid, spilziek en onbeheerst: ‘Nathan wilde niet verder alleen op de wereld. Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk. Bij dat witte, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.’
(…)

“Niemand wist waar die bramen bloeiden, want niemand was lid van Nathans club. Daarvoor waren er te weinig bramen. Wel stuurde hij veel briefjes. Daar schreef hij vieze woorden op. Nathan zei dan dat hij zo’n briefje in het duin gevonden had en las ze thuis hard op voor. Op één van de uit zijn vaders la gepikte bruine kartonnetjes had hij met een mengsel van bloed en bramensap “lulkak je word vermoord” gekrast.
Voor de grap had Nathan het bij zijn vaders bord gelegd, onder een pitriet tafelmatje waar het wit ge-
bloemde zeil altijd wat bobbelde van de warme schotels. Pa Sid zag het liggen, las het vluchtig, zei niets en keek streng voor zich uit. Nathan had geen honger meer en zijn dijen kleefden erger dan ooit aan de houten stoel.
Toen hij eindelijk van tafel mocht, gaf zijn vader hem in het voorbijgaan plotseling een harde pets. Zijn vingers kleurden wit op Nathans wangen. “Wordt schrijf je met dt”, zij hij. Voortaan moest Nathan zalf en pleisters op zijn korstjes.”

 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)
Cover

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg, Rafael Alberti, Pierre Lachambeaudie”

Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Ik kom terug

“… Ik moest mij goed gedragen, onze toekomst stond op het spel. Hun geld zou ons bevrijden van zuinigheid en oorlogsangst. Speciaal voor het bezoek droeg ik een grijsfluwelen lange broek met omslag. Hij jeukte van nieuwigheid. Tante Elise en tante Desiree koesterden hun afkomst, generaties geleden waren hun voorvaderen voor de roomsen uit het zuiden van Frankrijk naar het noorden gevlucht.‘Vaudois’ noemden ze zich, maar wij zeiden thuis gewoon waldenzen. De tantes hingen nog altijd aan een familiewapen uit die tijd, al hadden ze zich vermengd met Brabantse boeren en deelden we dezelfde achternaam. Vroom zijn was hun hobby en ik zat nog niet of de tantes lazen me de les. Of ik wel wist hoe de Vaudois geleden hadden? Opgejaagd waren ze, door de inquisitie vervolgd om hun sober geloof. Waar ze in Frankrijk ook heen vluchtten, tot aan de Alpengrotten toe, keer op keer werden hun kale kerken verbrand en hun nederzettingen vernietigd. Vrouwen hadden moeten toezien hoe de roomsen hun baby’s tegen de rotsen smakten, jonge zonen werden in stukken gesneden en hun lichaamsdelen in de velden omgeploegd en de mannen de hersenen uitgesneden. De roomsen kookten die en aten ze op. De tantes lieten me een oude Franse bijbel zien, met roestig bloed op de band. Ik kneep van angst in de tafelrand, mijn moeder keek naar buiten en begon over het weer. ‘Wij zijn de joden van de christenen,’ zei tante Desiree. En ik mocht daarbij horen? …”.
(…)

“… Een vreemde taal was in haar strot gekropen, een mannenstem. Mōshiwake gozaimasen! Tennõheika no meirei deshita! Mōshiwake gozaimasen! De stem zong en snauwde tegelijk. Mijn moeder boog voorover tot haar voorhoofd de tafel raakte. De dames hesen haar op. Maar ze sloeg ze van zich af. De Russin peuterde de banderol van de dop van de wodkafles. Ik sloop beschaamd weg. De vreemde stem vulde de gang, de trap, mijn kamer, tot een hoge gil hem overtrof. Ik werd naar beneden geroepen. Mijn moeder lag half onder de tafel, ze was in trance van haar stoel gegleden. De handoplegster zat geknield naast haar en jammerde met haar mee. De stem had Japans gesproken…”.

 

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Lees verder “Adriaan van Dis, Jane Austen, Adriaan van der Veen, Noël Coward, Tip Marugg”

Constantijn Huygens-prijs 2015 voor Adriaan van Dis

 

Constantijn Huygens-prijs 2015 oor Adriaan van Dis

De Nederlandse schrijver Adriaan van Dis krijgt de Constantijn Huygens-prijs 2015 voor zijn hele oeuvre. Dat maakte de Jan Campert-stichting, die de literaire prijs elk jaar uitreikt, dinsdag bekend. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag verbonden van 10 duizend euro. Eerdere winnaars zijn onder anderen Mensje van Keulen, Tom Lanoye en A.F.Th. van der Heijden. Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: Brief aan mijn Turkse kleermaker

“Ik vertelde u over mijn bezoek aan La Barre Balzac, dat veertien verdiepingen hoge kavalje in La Courneuve, bont van de graffiti, een reep hokken smachtend naar de sloop, met kapotte liften, dichtgetimmerde ramen en hopen vuilnis, neergekwakt op wat eens een voetbalveld was geweest. U schrok van mijn woede. ‘Veel te veel Afrikanen,’ zei u. ‘Ze hebben geen beschaving.’
Wat kan u een vies gezicht trekken.
Ik geneerde mij voor uw houding. Ik had gehoopt dat u solidair zou zijn met de migranten uit uw wijk. Al besef ik dat zoiets voor u moeilijker is dan voor mij. Wat heb ik te stellen met schorem dat de buurt onveilig maakt? Dat woont niet in het zesde. En ik hoef mijn trap niet met lawaaischoppers te delen. Even dacht ik dat u me naar de mond wilde praten. ‘Wij blanken,’ zei u. ‘Wij blanken zijn anders.’ Ik vroeg maar niet hóé anders. Had u verwacht dat ik ook op ‘de zwarten’ zou afgeven? Begreep u waarom ik plotseling een paar Turkse zinnen op u losliet? Talebe para yok. Student geen geld. Tamam, arkadas? Oké, kameraad? Woorden opgedaan in de jaren zestig, toen ik met een rugzak door uw land trok. Ik hoopte daarmee van het voetstuk af te stappen waar u mij zojuist op had gezet. U had me witter en burgerlijker gemaakt dan ik wil zijn. Ik liet u op onhandige wijze weten dat ik sympathie voor de Turken heb en dat u uw achtergrond voor mij niet hoeft te verloochenen. Ik ken de leemdorpen in de uithoeken van Anatolië. Ik zag er kinderen in het stof spelen, ver van school en alfabet. Net Afrika.
Ja, ik wilde u laten merken dat ik anders was dan de arrogante Fransen die bij u beknibbelen op de vermaakkosten van hun in de uitverkoop verworven chique labelkleding. Anders ook dan de Fransen die de week daarvoor tegen de Europese grondwet hadden gestemd, een non dat zich verzette tegen de komst van goedkope arbeidskrachten uit de nieuwe oostelijke lidstaten – de spreekwoordelijke Poolse loodgieter – maar vooral ook een non tegen Turkije. Al hadden beide zaken niets met de ratificering van de grondwet te maken, de angst voor nog meer goedkope arbeidskrachten en de angst dat de islam straks de grootste godsdienst van Europa zou worden, gedijden goed in het kamp van de neestemmers. Volgens de kranten lagen de Middeleeuwen aan de andere kant van de Bosporus. Turkije zou een grijze wolf in schaapskleren zijn.”

 
Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)