Bij de Eerste Advent
Advent
Advent is wachten. Wachten met verlangen
totdat het eindelijk gebeuren gaat
wat werd voorspeld in de profetenzangen;
wachten, tot God het Woord vervult in daad.
Advent is luist’ren. Luist’ren en verlangen
totdat de hemel lichtend opengaat
en je omspoeld wordt door de eng’lenzangen;
luisteren, totdat je hart meezingen gaat.
Advent is komen. Komen met verlangen
naar Bethlehem, waar God vlak voor ons staat
en onze mond vervult met nieuwe zangen
en waar geloof verandert in de daad.
Advent is bidden. Bidden vol verlangen
opdat Gods rijk van vrede komen gaat;
en Hij ons op de nieuwe aarde zal ontvangen
waar ons verlangen in aanbidding overgaat.
De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.
Dagelijks brood
2.
Er was een tijd dat jij glimlachte
en vlinders fraaie wezens vond,
met je handen in water woelde
omdat je een vermoeden had.
Als geen ander was je geduldig,
trok je lijnen van ster tot ster,
want verbazing was een deugd,
ook toen we naakt voor de spiegel
kwistig met de ogen knipperden,
jij telkens weer uitzinnig deed
over het verwachten, alsof het
een zwellende bloesemknop betrof.
Er was een tijd dat licht kroop
in kleine hoekjes, de mufheid
te lijf ging met scherpe naalden.
Het regent in Brussel
(aan mijn nog ongeboren dochter*)
Meisje, het regent in Brussel, dat is de wereld
die zich schoonspoelt, het went wel, die spatjes,
dat is muziek. Wat is muziek? Het pompen
van bloed. En bloed is rood als rozen en rozen
zijn mooi als de dag. Je zal van rozen houden,
ze in je hartje dragen, ook al zijn ze
wat ziek, met gele, aangevreten blaadjes,
dat geeft niet, want ook een ziekte kan
mooi zijn. Dat leer je later nog wel. Dat
leer je nog wel te leren. Meisje, ik mis je
nu al. Met mijn lippen op je moeders vlees
beloof ik je plechtig: er zal licht zijn.
Wat is licht? Dat wat je te wachten staat,
de bestorming van je ogen. Blauw en groot
zullen ze zijn, je ogen. Is dat van belang?
Ach nee, maar ze zullen schuldig zijn
als de zee. En ook al zijn ze giftig groen
als de bomen: er zal gemoord worden.
Wat is moord? Laat maar, dat vertel ik
je een andere keer. Het regent, het regent.
De hele wereld is nat en vrolijk glinsterend.
Meisje, mijn lieve meisje, als jij er zal zijn
zullen we de eenden voederen, in de storm
van de avondzon elkaars hand vasthouden.
En de wereld zal mooi zijn. Moet mooi zijn.
* intussen geboren als Athena Leroy (29-01-2008)
Tafel 4
Aan tafel vier vallen de klappen. Nu spuwt
Heraclitus, bejaarde clown van circus Efeze,
die nooit de confrontatie heeft geschuwd,
vuur. Uit Milete: twee helden van de trapeze
die met zoveel protserigheid niet zijn gediend.
Met water gooit de één en de ander blaast,
maar het vuur verdappert en verkankelemient
ook de avond van Xenophanes die in de haast
nog wat slijk er tegenaan gooit. De smeerlap
loopt altijd met modder in de zakken rond,
het schijnt dat hij biggen te vriend heeft. Drab
in zijn hoofd, zegt men, vuilnis in zijn mond:
“Mensen zijn varkens” en nog, zonder berouw:
“Loof de Heer, Hij is eeuwig en een son of a sow”.
De Duitse schrijver Botho Strauß werd geboren op 2 december 1944 in Naumburg an der Saale. Zie ook alle tags voor Botho Strauß op dit blog.
Uit: Sie / Er
»Was wollen Sie sagen? Sagen Sie es mir! Sie brauchen nicht laut zu sprechen. Ich sehe Sie unter Ihrer Schreibtischlampe sitzen, Sie beugen den Kopf über das Buch, doch Sie lesen nicht. Ihr Blick streift nur eben diesen Flitterkram der Schrift, man möchte meinen, er stöbere darin wie die Fußspitze des verkaterten Frühaufstehers, der am Morgen nach dem Fest im bunten Abfall von Luftschlangen, Seidenpapier, zerfetzten Knallbonbons raschelt, lustlos, ohne den geringsten Versuch, mit dem Aufräumen zu beginnen. Sie sehen hinein, als hätten Sie gestern eine Bekanntschaft gemacht, von der Ihnen heute nur noch ein rötlicher stechender Umriß geblieben ist.
Von der Ihnen heute etwas ebenso Ungefähres wie Unliebsames schwant. Sie haben vielleicht irgend etwas getan, oder besser gesagt: Sie haben etwas in die Vergessenheit befördert, um die Art und Weise Ihres Vorgehens einmal höflich zu umschreiben. Sie können sich nicht von diesen Zeilen trennen, denn Sie spüren eine gewisse Geborgenheit in ihrem bequemen, geraden Verlauf, eine
gewisse Leichtigkeit, auf ihrem Fluß dahingetragen zu werden. Sie können sich nicht von ihnen trennen, aber Sie hängen auch nicht an ihnen. Sie könnten genauso gut das Buch schließen, Ihren Papierkorb ausleeren, die Servietten im Schrank umsortieren oder etwas beliebig anderes tun, um Ihre Gedankenverlorenheit zu genießen.
Um sich schließlich doch dafür zu entscheiden, leise und vorsichtig mit dem Sprechen zu beginnen, es auszusagen, was nun einmal heraus muß, mir das Vertrauen zu schenken, das ich verdiene.«
De Amerikaanse schrijfster Ann Patchett werd geboren in Los Angeles op 2 december 1963. Zie ook alle tags voor Ann Patchett op dit blog.
Uit: Truth and Beauty
“She couldn’t afford to make the trip to look herself and so it went without saying that she was on a very tight budget. I sat at the kitchen table and looked at her handwriting, which seemed oddly scrawny and uncertain, like a note on a birthday card from an elderly aunt. I had never seen her writing before, and certainly these were the only words she had ever addressed to me. While Lucy and I would later revise our personal history to say we had been friends since we met as freshmen, just for the pleasure of adding a few more years to the tally, the truth was we did not know each other at all in college. Or the truth was that I knew her and she did not know me. Even at Sarah Lawrence, a school full of models and actresses and millionaire daughters of industry, everyone knew Lucy and everyone knew her story: she had had a Ewing’s sarcoma at the age of nine, had lived through five years of the most brutal radiation and chemotherapy, and then undergone a series of reconstructive surgeries that were largely unsuccessful. The drama of her life, combined with her reputation for being the smartest student in all of her classes, made her the campus mascot, the favorite pet in her dirty jeans and oversized Irish sweaters. She kept her head tipped down so that her long dark blond hair fell over her face to hide the fact that part of her lower jaw was missing. From a distance you would have thought she had lost something, money or keys, and that she was vigilantly searching the ground trying to find it”
De Nederlandse dichter en schrijver Hein (Hendrik Jan) Boeken werd geboren in Amsterdam op 2 december 1861. Zie ook alle tags voor Hein Boeken op dit blog.
Een ets
Gelijk de droom eens kinds is, dat een dag
Van wandelen en spelen buiten stad
In zwoele zomer-hette heeft gehad:
Een uchtend dat het landschap zonnig zag;
Een middag, dat de lucht gestapeld lag
Vol donkre donderwolken, en ’t kind mat
En drensend voort moest over ’t zandig pad
Met in zijn oogjes stof en spinnerag;
En in de spoortrein met zijn moeiheid vocht
En de oogjes dichtkneep voor het schelle licht; –
Dan thuis komt en naar bed gaat en dan droomt
Van stekelige takken aan ’t geboomt,
Een varke’ op ’t miststrooi als een groot gedrocht, –
Zoo is dit warrig boom- en schuur-gezicht.
Koor der Oogenblikken:
Kortstondig is ’t genot, lang de begeerte,
Reeds wie ’t uitspreekt is ’t oogenblik kwijt,
‘Zit in mijn luwte en schaûw,’ spreekt de Tijd,
Maar luwte naar schaduw heeft dat gevaarte.
Wij zijn het geluk, wij zijn de voldoening,
Hoor de goud-roepende stem, die daar spreekt,
Wij zijn het oogenblik, ’t oogenblik breekt,
Breekt en de Tijd brengt weer de verzoening
Van ’t derve’ en genot, een mislijke troost,
’t Gluiprig, lauw-hartige, vaal-gele kroost
Van daad-snelle wilskracht, die opent de deuren
En van mismoed, die ’t al laat gebeuren.
De Amerikaanse schrijver Thomas Coraghessan Boyle werd geboren op 2 december 1948 in Peekskill, New York. Zie ook alle tags voor T. C. Boyle op dit blog.
Uit: The Tortilla Curtain
“He reached mechanically for the key and choked off the radio. It was then, still strapped in and rushing with adrenaline, that the reality of it began to hit him: he’d injured, possibly killed, another human being. It wasn’t his fault, god knew–the man was obviously insane, demented, suicidal, no jury would convict him–but there it was, all the same. Heart pounding, he slipped out from under the seat belt, eased open the door and stepped tentatively out onto the parched strip of naked stone and litter that constituted the shoulder of the road.
Immediately, before he could even catch his breath, he was brushed back by the tailwind of a string of cars racing bumper-to-bumper up the canyon like some snaking malignant train. He clung to the side of his car as the sun caught his head in a hammerlock and the un-airconditioned heat rose from the pavement like a fist in the face, like a knockout punch. Two more cars shot by. He was dizzy. Sweating. He couldn’t seem to control his hands. “I’ve had an accident,” he said to himself, repeating it over and over like a mantra, “I’ve had an accident.”
But where was the victim? Had he been flung clear, was that it? Delaney looked round him helplessly. Cars came down the canyon, burnished with light; cars went up it; cars turned into the lumberyard a hundred yards up on the right and into the side street beyond it, whining past him as if he didn’t exist. One after another the faces of the drivers came at him, shadowy and indistinct behind the armor of their smoked-glass windshields. Not a head turned. No one stopped.
He walked round the front of the car first, scanning the mute unrevealing brush along the roadside–ceanothus, chamise, redshanks–for some sign of what had happened. Then he turned to the car. The plastic lens over the right headlight was cracked and the turn-signal housing had been knocked out of its track, but aside from that the car seemed undamaged.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2011 deel 2.