De Nederlandse dichter en schrijver Albert Helman werd geboren op 7 november 1903 in Paramaribo. Zie ook alle tags voor Albert Helman op dit blog.
Uit: De stille plantage
“Vele mensen zijn bij de Stille Plantage geweest, en hebben de woestenij gezien, deze kostelijke woestenij van planten die groeien over planten, van bomen die nieuwe bomen overschaduwen, eiken beladen met wuivende tuinen. Zij hoorden het kwinkeleren van klein gevogelte dat nooit verschrok door luide mensenstemmen. Jonge apen buitelden van vreugde, een oude riep met de galm van een sirene; ver achter klaterde het water toen paradijsvogels speelden met jonge eekhoorns, en het strakke blauw in zuilen licht omlaag kwam tussen bruine stammen. Oerwoud, wildernis, woestenij. Niemand wist dat hier ooit, voor lange jaren, de Stille Plantage geweest was.
Maar stilte was er nog. De zoemende stilte van vele geluiden die het zwijgen zijn der natuur, die ’t grote zwijgen zijn van deze kinkhoorn binnen ons. En op een late middag, toen de schaduw van een palm als altijd schuw zijn weg zocht naar de brede voeten van een groenhartboom, zijn al de vogels neergezwermd: de schuwe die herinnering heet, de al te trage van de weemoed, de zwarte die fluistert: ‘nu is ’t zo niet meer’ , en de andere die altijd cirkelen rondom hoge kruinen; wie ze ooit zag, geneest niet meer van het heimwee naar een onvindbaar huis. Ze streken neer, ieder op hun eigen tak, en andere op de grond, die nog het droefste kirden. De spechten sloegen met lange tikken; nooit speelde een xylofoon zo schoon. De pelikanen bewogen langzaam hun koppen; het was als een droom.
En wat er bleef van die droom: al te vaste gestalten, al te starre herinneringen, hoop die nooit waarheid werd, liefde die haar bedding niet vond, geloof dat nimmer ophield te geloven in de onverwoestbaarheid van al het heilige, dit alles moest nu hier gezegd zijn… Maar woorden schieten te kort, woorden zijn te weinig, te arm aan klank, te dwaas van beeld. Te klein, te luid. Leun uit uw dakraam, wie ge zijt, waar ge zijt. Laat uw oog de verte ontdekken als het avond wordt; als al de daken u ontzinken, de weiden, de straten of wat u ook omringt, en de verte u nabij komt, zo nabij als een zachte wand, een mensenwang. Vang in uw hand de vogel herinnering, sluit het raam, ontsteek het licht in uw kamer. Is dit uw kamer nog? Zijn kooi is een nieuwe wereld. Nieuw en oud, dezelfde en eeuwenoud tegelijk. Reeds eerder waart ge hier; als kind, of vroeger nog. Zo lang reeds kent ge deze mensen, hun woorden, hun gebaren, hun hart, nietwaar…”
Albert Helman (7 november 1903 – 7 oktober 1996)
Portret door fotograaf Nicolaas Porter
De Franse schrijver en filosoof Albert Camus werd geboren op 7 november 1913 in Mondovi, Algerije. Zie ook alle tags voor Albert Camus op dit blog.
Uit: De vreemdeling (Vertaald door Peter verstegen)
“Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet. Ik kreeg een telegram van het tehuis: ‘Moeder overleden. Morgen begrafenis. Hoogachtend.’ Dat zegt niets. Misschien was het gisteren.
Het bejaardenhuis is in Marengo, tachtig kilometer van Algiers. Ik zal de bus van twee uur nemen, dan kom ik nog in de middag aan. Ik kan bij haar waken en dan morgenavond teruggaan. Mijn baas heb ik twee dagen verlof gevraagd en gezien de reden kon hij dat niet weigeren. Maar hij keek niet blij. Ik heb zelfs tegen hem gezegd: ‘Ik kan er ook niets aan doen.’ Daar heeft hij niet op geantwoord. Dus vond ik dat ik het beter niet had kunnen zeggen. Ik hoefde me tenslotte niet te verontschuldigen. Het lag meer voor de hand dat hij mij zou condoleren. Maar dat zal hij overmorgen wel doen als hij me in de rouw ziet. Op het ogenblik lijkt het nog een beetje of moeder niet dood is. Na de begrafenis zal het wel anders zijn, dan is het afgehandeld en heeft alles een offi cieel tintje gekregen.
Ik heb om twee uur de bus genomen. Het was heel warm. Ik heb geluncht bij Céleste, zoals altijd. Iedereen had erg met me te doen en Céleste zei: ‘Je hebt maar één moeder.’ Toen ik vertrok hebben ze me tot aan de deur gebracht. Ik was er met mijn hoofd niet bij, omdat ik nog bij Emmanuel langs moest om een zwarte stropdas te lenen en een rouwband. Hij heeft een paar maanden terug zijn oom verloren.
Ik moest rennen om de bus te halen. Door de haast, het gedraaf, door dat alles moet het wel komen, plus nog het gehots, de benzinelucht, de schittering van het licht op de weg en vanuit de lucht, dat ik ben weggezakt. Ik heb bijna de hele reis geslapen.
En toen ik wakker werd, hing ik tegen een soldaat aan die naar me glimlachte en vroeg of ik van ver kwam. Ik zei ‘ja’ om ervan af te zijn.”
Albert Camus (7 november 1913 – 4 januari 1960)
De Vlaamse dichter en schrijver Jan Vercammen werd geboren in Temse op 7 november 1906. Zie ook alle tags voor Jan Vercammen op dit blog.
De rozen rijpen
De rozen rijpen weer als vruchten
en waar mijn hart is in mijn borst
broeit weer een grondelooze dorst.
De zomerlijk-besterde luchten
zijn als een voorhang te genaken.
Mijn handen breken hun gebaar:
zij worden van de scherven zwaar
en vaardig tot een nieuw verzaken.
Tot onder rilde populieren
ik een verloren kind ontmoet,
dat mij herkent en mij begroet
met een geluid, dat woord is schier, een
kleinen kreet, een ademhalen,
den roep van dieren aanverwant
naar den ontbloeienden levant
bij stilgevallen nachtegalen.
Dit is het teederste mirakel,
dat onder sterren is geschied
en dat zich God ontstelen liet;
een schielijk aangeschoven schakel
tusschen bewuste en onbewuste.
Het tilt een heldre cantileen
over de hooge branding heen
van elke liefde en alle lusten.
Zijt gij met dezen groet geboren?
Is dan uw intrede in het licht
die rijpe rozen nog zoo dicht?
Viel hier uw eerste kreet verloren.
opdat ik nimmer zou verzaken
wat nimmer te genaken is?
Ik zal met uwe ontstentenis,
als met een droom, mijn dag doorwaken.
Jan Vercammen (7 november 1906 – 5 augustus 1984)
De Chileense schrijver Antonio Skármeta werd geboren op 7 november 1940 in Antofagasta. Zie ook alle tags voor Antonio Skármeta op dit blog.
Uit: A Distant Father (Vertaald door John Cullen)
“When Dad went away, my mother was suddenly extinguished, like a candle blown out by a gust of frosty wind.
Like her, I loved my father to the point of madness. And I too wanted him to love me back. But he was gone a lot. When he was home, he’d write letters at night on my old Remington portable typewriter and pile them up on the desk for me to hand on when the truck came to pick up the sheets. They were letters to his friends, he said. “Mes vieux copains.”
Occasionally, when we’ve been drinking brandy, the miller drops some nugget of information, and so I always listen to him with great attention. But his trails lead nowhere. He keeps things quiet by talking about them. Or rather, he talks about things while keeping them quiet. It’s as though he had a secret pact with my father. Un jurement de sang.
When Pierre decided to leave, I was just about to graduate from the teachers’ college in Santiago. The week before I was to arrive in Contulmo, elementary school teaching certificate in hand, he told my mother that the cold climate of southern Chile cracked his bones, and that a ship was waiting for him in the harbor at Valparaíso.
I got off the train and he got on, boarding the very same car.
In southern Chile, the trains still belch smoke.
My father shouldn’t have left the same night I arrived. I didn’t even get a chance to open my suitcase and show him my diploma. My mother and I wept, both of us.”
Antonio Skármeta (Antofagasta, 7 november 1940)
De Franse schrijver, scenarioschrijver, essayist, dichter, journalist en fotograaf Pierre Bourgeade werd geboren in Morlanne op 7 november 1927. Zie ook alle tags voor Pierre Bourgeade op dit blog.
Uit: La Nature du Roman
“La nature du roman est le sexe. Le roman est un acte sexuel. La nature du roman est une femme rousse, dans une salle obscure, qui convoite un acteur de cinéma. « Tout à l’heure, chez moi, Lexington Avenue. » Elle ferme les yeux et s’enfonce les ongles dans les paumes. La nature du roman est un vieil homme, assis sur un pliant, la nuque protégée du soleil par un mouchoir, qui regarde, immobile, le paysage poussiéreux. Il boit une orchiatta, que lui apporte un jeune garçon de café, en qui il croit vaguement se reconnaître, et tirant de sa poche un carnet, il tente de noter un souvenir qui vient de lui traverser l’esprit. Sa main tremble. La nature du roman est la guerre entre le désir et la mémoire, entre l’écriture et le temps. La nature du roman est l’impossible.
(…)
Le roman n’est pas seulement mobile, il est mouvant, il se transforme en même temps qu’il se déroule, il ignore à jamais le prochain mot. La nature du roman est l’infini. Le roman est l’autobiographie en acte. Le romancier est une création de chaque instant. Il dit « Je » pour mentir. Il s’affirme homme et femme, ange et monstre, jeune homme et vieillard. Il meurt autant de fois qu’il faut. Il aime infatigablement.”
Pierre Bourgeade (7 november 1927 – 12 maart 2009)
De Indonesische dichter en toneelregisseur Wahyu Sulaeman Rendra (eig. Willibrordus Surendra Broto Rendra) werd geboren in Surakarta op 7 november 1935. Zie ook alle tags voor W. S. Rendra op dit blog.
Sermon (Fragment)
“My brothers, children of the heavenly father.
This is my sermon.
My very first sermon.
Life is very difficult
Dark and difficult
There are many torments.
So in this regard
the wise way to live is ra-ra-ra
Ra-ra-ra, hump-pa-pa, ra-ra-ra.
Look at the wisdom of the lizard
the created God loves most
Go close to the ground
For:
Your souls are squeezed between rocks
Green
Mossy
Like a lizard ra-ra-ra
like a centipede hum-pa-pa.”
All spoke together:
Ra-ra-ra. Hum-pa-pa.
With a roar everyone in the church:
Ra-ra-ra. Hum-pa-pa.
“To the men who like guns
who fix the flags of truth to their bayonet-points
I want you to listen carefully
to lu-lu-lu, la-li-lo-lu.
Lift your noses high
so you don’t see those you walk on.
For in this way li-li-li, la-li-lo-lu.
Cleanse the blood from your hands
so as not to frighten me
then we can sit and drink tea
and talk of the sufferings of society
and the nature of love and death.
Life is full of misery and sin.
Life is a big cheat.
Vertaald door Harry Aveling
W. S. Rendra (7 november 1935 – 6 augustus 2009)
Zie voor meer schrijvers van de 7e november ook mijn vorige blog van vandaag.