Alex Boogers, Lieve Joris, Allard Schröder, John van Ierland, Peter O. Chotjewitz, Harriet Beecher Stowe, Hermann Kant, Jerzy Kosiński

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: Alleen met de goden

‘Zeik niet! Wat niet weet, wat niet deert,’ zei mijn moeder. Als een van hen vroeg wat het was, zei ze: ‘Paardenrookvlees.’ Mijn Turkse vrienden hielden van het paardenrookvlees van mijn moeder.
‘Te veel buitenlanders,’ zei mijn vader op een avond aan tafel. ‘Hij heeft niet één normaal vriendje. We donderen op hier.’ Toen verhuisden we naar de flat in West. We woonden in een vierkamerappartement op twee hoog met een groot grasveld aan de achterkant en ik raakte bevriend met Gerald, een Surinaamse jongen die op vier hoog woonde. Hij had een strenge moeder, mevrouw Lafayette, en drie slanke zusjes die heel soepel konden dansen op de muziek van James Brown, Marvin Gaye, The Jackson Five, en nog een heleboel andere zwarte artiesten die ik niet kende. Ik kon uren naar ze kijken, die glimmende donkere benen, die soepele heupen die heen en weer gingen, die ronde, wippende kontjes, de glimlach en het glanzende kroeshaar.
‘Godverdomme, je doet het erom,’ zei mijn vader toen Gerald bij ons thuiskwam. ‘Zie je dat, Jo, een zwarte!’ Gerald behoorde dus niet tot de normale mensen over wie mijn vader steeds sprak.
In de flat kreeg ik last van slapeloosheid. Mijn moeder zei dat ik als baby ook al nooit goed sliep.
‘Janken wel, slapen niet. We namen je mee naar de kroeg, en daar viel je onder de tafel in slaap.’
Ik had een terugkerende droom waarin ik werd achternagezeten door een onheilspellend, voortrollend gevaarte. Het stonk, het zag er smerig uit, het wilde in mijn hoofd kruipen en me verzwelgen. Ik kon niet goed zien wat het was, maar ik wist dat ik het voor moest zien te blijven. Ik vroeg papa Leeuw of hij wist wat het kon zijn. ‘Je geweten,’ zei hij. ‘Zuipen helpt, maar daar ben je nog te jong voor.’

 

 
Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Vlaamse schrijfster Lieve Joris werd geboren op 14 juni 1953 in Neerpelt. Zie ook alle tags voor Lieve Joris op dit blog.

Uit: The Rebels’ Hour (Vertaald door Liz Waters)

“That afternoon he was driven out to Camp Tshatshi to meet the others. Some had phoned him while he was still in Goma.
He had no idea how they’d gotten hold of his number, but as soon as his nomination was announced the calls started coming. People complained about their superiors, saying they couldn’t wait For him to arrive. That subservient, singsong tone – he couldn ’t stand flattery, and nothing they said made the slightest impression on him.
The guards at Camp Tshatshi peered in through the car window as if he were a l‘t’t’t’llllllf, a ghost. The camp was in a euphoric mood. His arrival had been postponed so many times that no one really believed he’d ever turn up. He recognized some of the soldiers who flocked to greet him, men he’d last
seen here Five years ago when he fled the city. They were thrilled and wanted to know everything: How had he gotten away? How had he survived those first few months? This from people who would gladly have lynched him at the time.
As soon as he managed to get himself a car, he drove into town with his (7130.404;3 – little ones- cautiously, the way he was used to moving about, on the alert for an ambush. The signs of authority he’d been expecting weren’t much in evidence. The situation felt fragile; no one could guarantee
anyone else’s security.
He and his bodyguards wore Burundian uniforms and big slouch hats. In the past they’d have been conspicuous dressed like that, but to his surprise the Kinois”’ paid little attention. It seemed they had other things to worry about.
It was only when he stopped at a sidewalk café in the rite” for a drink that a few inquisitive people came up to them.
The soldiers from the east were ””mibali”, real men, they said.
They’d been told the soldiers were all dead, but here they were, alive and well! It was a good thing they’d come. Maybe they should take over again; those who’d stayed behind hadn’t achieved very much.”

 

 
Lieve Joris (Neerpelt, 14 juni 1953)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Allard Schröder werd geboren in Haren op 14 juni 1946. Zie ook alle tags voor Allard Schröder op dit blog.

Uit: De dode arm

“Mogelijk kwam het door zijn donkere haar en de diepliggende blauwe ogen dat de jongen door velen als een buitenstaander werd beschouwd, als iemand die niet ‘van hier’ was, al sprak niemand hem er ooit op aan men hield voor zich wat men van hem dacht. Toch had hij al vroeg
gemerkt dat hij van zijn leeftijdgenoten verschilde; er ging een schaduw in hem schuil, die de anderen niet hadden en die hem met angst en bevreemding vervulde, een enkele keer ook met verwarrende trots, maar vaker was hij er terneergeslagen onder omdat het kind dat hij nog was
het liefst zo wilde zijn als iedereen van zijn leeftijd: een jongen met stug grauw haar en kleine grijze ogen, die de kleren van een oudere broer afdroeg. Sommigen dachten dat hij zijn ouders in de oorlog had verloren en door Wolkenband, wiens naam hij droeg, en zijn vrouw – een geboren Coltersteen – in liefde was aangenomen. Dat was niet het geval. Als er al iets ongewoons aan zijn aflkomst was, bleek dat misschien uit zijn papieren, waarin werd vermeld dat hij op 1 september 1945 was geboren in het London Lock Hospital, Harrow Road 283A‚ als Ernst ElflVader onbekend.
Schuchter had de jongen eens aan zijn moeder gevraagd of het waar was dat zijn vader niet bekend was, waarop zijn moeder kortaf had geantwoord dat hij niet zulke vragen moest stellen. Door dit antwoord meende hij te weten dat zijn vader werkelijk onbekend was en voelde hij zich nog meer ontheemd dan hij al was. Instinctief besefte hij nu dat hij door zijn onduidelijke afl

 

 
Allard Schröder (Haren,14 juni 1946)

 

De Nederlandse schrijver en uitgever John van Ierland werd op 14 juni 1964 geboren in Breda. Zie ook alle tags voor John van Ierland op dit blog.

Uit: De Speer van Rijsbergen

“En Johan… de speer van Rijsbergen, spaart voor een echte racefiets. De oude stalen fiets waar hij zijn rondjes op het crossbaantje mee draait is eigenlijk een gewone jongensfiets die hij samen met zijn vader heeft gestript. Daarin zijn ze zeer grondig te werk gegaan. Zelfs de aanlasbeugel voor de dynamo en de ogen voor de bevestiging van de spatborden hebben ze eraf gezaagd. Om het wat meer ooglijk te maken is daarna de vijl gepakt en heeft Johan zo lang gevijld tot het leek of er nooit iets had gezeten. Wat schuurpapier deed de rest en het frame was zo glad als een aal. Met een eigengemaakt klein kwastje, van varkenshaar, is de fiets donkerblauw geverfd. Een oud racestuur, van Kiske gekregen, maakte de ‘racefiets’ compleet. Van een ruime afstand dan. Voor Johan kan het er allemaal net mee door, toch zou hij het graag anders zien. Daarom gaat hij zo vroeg zijn bed uit. Zes keer in de week fietst hij naar Lowie.
“Goedemorgen Lowie, waar liggen mijn kranten?“
Lowie schenkt net de dop van zijn thermoskan vol hete koffie.
“Morreguh Johan, daar ligt jouw wijk.”
Hij wijst een stapel aan, de stapel voor Johan ligt steeds ergens anders. De bezorgers mogen niets verplaatsen zonder dat Lowie daar toestemming voor geeft. Zijn systeem valt anders in het water, een systeem dat Johan niet weet te doorgronden. De kranten liggen door de hele garage verspreid, behalve bij de rechtermuur. Daar staat het bureau van Lowie.“

 

 
John van Ierland (Breda, 14 juni 1964)

 

De Duitse schrijver, vertaler en jurist Peter O. Chotjewitz werd geboren op 14 juni 1934 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Peter O. Chotjewitz op dit blog.

Uit: Mein Freund Klaus

„Linde nickt telefonisch.
Linde weiß, wovon ich rede.
Linde hatte eine alte Tante namens Helene, die einen Elektroladen besaß.
Manchmal besuchte meine Freundin Linde ihre Tante Helene.
Dann stand die Tante vor ihrem Laden und schaute den Leuten zu, die auf der Marktstraße spazieren gingen. Oder einkaufen.
Auf der anderen Straßenseite stand Tante Helenes Freundin Luise vor der Drogerie, die sie von ihrem Mann geerbt hatte.
Wenn meine Freundin Linde sich an die beiden Frauen erinnert, stehen sie vor ihren Läden und reden miteinander.
Frau Croissant ist ziemlich klein, ziemlich rundlich und hat eine wunderbare Lache.
Um  die  Mittagszeit  gehen  die  zwei  eher  alten  als  jungen  Geschäftsfrauen gemeinsam Mittagessen. Meistens ins Gasthaus zum Bären.
»Frau Croissant«, sagt Linde, »hat mir gut gefallen. In erster Linie wegen der Lache.«
»Hatte Klaus auch so eine Lache?« frage ich.
Linde erinnert sich nicht.
»Das müsstest Du doch wissen«, sagt sie, aber auch ich erinnere mich nicht.
»Er lächelte oft und seine Heiterkeit war ansteckend«, sage ich.
»Vielleicht war das Lächeln jener Teil seines Lachens, den er zeigen wollte«, sagt Linde.
Wir plaudern also ein Weilchen hin und her, bis ich das Gefühl habe, dass wir jetzt genug darüber geredet haben, dass Klaus sehr nett und charmant war und überhaupt nicht aufdringlich, dass Linde damals in Franken wohnte und ich sie ganz unverblümt frage:
»Also wie war das jetzt mit Klaus und Dir. Raus mit der Sprache.”

 

 
Peter O. Chotjewitz (14 juni 1934 – 15 december 2010)

 

De Amerikaanse schrijfster en abolitioniste Harriet Beecher Stowe werd geboren in Litchfield, Connecticut, op 14 juni 1811. Zie ook alle tags voor Harriet Beecher Stowe op dit blog.

Uit: Uncle Tom’s Cabin

“A gay robe of scarlet and yellow plaid, carefully made and neatly fitted, set off to advantage the dark and rich style of his beauty; and a certain comic air of assurance, blended with bashfulness, showed that he had been not unused to being petted and noticed by his master.
“Hulloa, Jim Crow!” said Mr. Shelby, whistling, and snapping a bunch of raisins towards him, “pick that up, now!”
The child scampered, with all his little strength, after the prize, while his master laughed.
“Come here, Jim Crow,” said he. The child came up, and the master patted the curly head, and chucked him under the chin.
“Now, Jim, show this gentleman how you can dance and sing.” The boy commenced one of those wild, grotesque songs common among the negroes, in a rich, clear voice, accompanying his singing with many comic evolutions of the hands, feet, and whole body, all in perfect time to the music.
“Bravo!” said Haley, throwing him a quarter of an orange.
“Now, Jim, walk like old Uncle Cudjoe, when he has the rheumatism,” said his master.
Instantly the flexible limbs of the child assumed the appearance of deformity and distortion, as, with his back humped up, and his master’s stick in his hand, he hobbled about the room, his childish face drawn into a doleful pucker, and spitting from right to left, in imitation of an old man.“

 

 
Harriet Beecher Stowe (14 juni 1811 – 1 juli 1896)
Scene uit de gelijknamige film uit 1965

 

De Duitse schrijver Hermann Kant werd op 14 juni 1926 in Hamburg geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Kant op dit blog.

Uit: Lebenslauf, zweiter Absatz

„Aber lassen wir Zahlen sprechen: Wenn mein Meister die Rubrik »Angestellte« in seiner Steuererklärung ausfüllen mußte, so schrieb er eine schlichte 1 hinein. Diese 1 war ich.
Das hinderte ihn freilich nicht, einem Bauern, dessen Dreschmaschine  versagte,  ebenso  trostreich  zu  versichern, er werde seinen Spezialisten für Dreschmaschinen schicken, wie er einem anderen, dessen Pumpenmotor streikte, verkündete, der Spezialist für Pumpenmotoren sei schon so gut wie auf dem Wege.
Als Theodor Buttewegg seines Kurzschlusses wegen endlich auch meinen Meister anrief, wurde ich zum Spezialisten für Kurzschlüsse ernannt.
Kein Auftrag wäre mir unangenehmer gewesen als dieser, denn Butteweggs Leitungsschaden war für die städtische  Elektrogilde  gleichsam  das,  was  im  Märchen  die unbezwingbaren Glasberge oder die jungfrauenverzehrenden  Feuerdrachen  für  reisende  Königssöhne  und wandernde Müllerburschen sind.
Zwar war Buttewegg noch nicht so weit gegangen, dem etwaigen  Bezwinger  des  Drahtteufels  die  Hand  seiner Tochter anzutragen – das wäre auch eher eine Drohung gewesen –, aber an Versprechungen hatte er es nicht fehlen lassen.
Man erzählte sich, daß er die Meister und Monteure,  die sich anheischig gemacht hatten, den Bann zu brechen, zuerst immer in seine Schatzkammer geführt und einen Blick auf seine Reichtümer hatte werfen lassen. »Hiervon, meine Lieben«, pflegte er dann zu sagen, »können Sie, gesetzt, Sie beheben den casus criticus, wählen, was immer Sie goutieren!«
Ach, die Meister und Monteure goutierten alles, was in dieser Schatzkammer in langen blinkenden Reihen paradierte – war es auch nicht eitel Gold, das da glänzte, so waren es doch an die hundert Flaschen so ziemlich aller edlen Getränke, die sich auf der Basis von Spiritus herstellen lassen. Denn Herr Buttewegg war der erste Schnapsbrenner im Lande, und draußen war Krieg – der Sprit war zu gleichen Teilen Lazaretten und Offizierskasinos vorbehalten.“

 

 
Hermann Kant (Hamburg, 14 juni 1926)

 

De Amerikaans-Poolse schrijver Jerzy Kosiński werd geboren in Łódź op 14 juni 1933. Zie ook alle tags voor Jerzy Kosiński op dit blog.

Uit: The painted bird

“No one knew where her lair was. Sometimes at dawn when peasants walked to the fields, scythes on their shoulders, they saw Stupid Ludmila waving to them amorously from afar.
They would halt and wave back to her, stretching their arms lazin as their will to work weakened. Only the calls of their wives and mothers, approaching with sickles and hoes, brought them back to their senses. Women often set dogs on Ludmila.
The largest and most dangerous one ever sent to attack her decided not to return. After that she would always appear holding the animal by a rope. The other dogs would flee with their tails between their legs.
It was said that Stupid Ludmila lived with this huge dog as with a man. Others predicted that someday she would give birth to children whose bodies would be covered with canine hair and who would have lupine ears and four paws, and that these monsters would live somewhere in the forest.
Lekh never repeated these stories about Ludmila. He only mentioned once that when she was very young and innocent her parents ordered her to get married to the son of the village psalmist, notorious for his ugliness and cruelty. Ludmila refused, infuriating her francé so much that he enticed her
outside the village where an entire herd of drunken peasants raped the girl until she lost consciousness. After that she was a changed woman; her mind had become addled. Since no one
remembered her family and she was considered not too bright, she was nicknamed Stupid Ludmila.”

 

 
Jerzy Kosiński (14 juni 1933 – 3 mei 1991)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.