Fernando Pessoa , Willem Brakman, William Butler Yeats, Thomas Heerma van Voss, Tristane Banon, Marcel Theroux, Lode Zielens

De Portugese dichter en schrijver Fernando António Nogueira Pessoa werd geboren in Lissabon op 13 juni 1888. Zie ook alle tags voor Fernando Pessoa op dit blog.

 

Heb niets in je handen, noch…

Heb niets in je handen, noch
Een herinnering in de ziel,

Dan zal, wanneer de laatste obool
Men je in de handen legt,

En men je handen openvouwt
Niets je ontvallen.

Welke troon wil men je geven
Die Atropos je niet ontneemt?

Welke lauweren die niet welken
Onder Minos’ oordeel?

Welke uren die ook jou niet
Maken tot de schaduw

Die je zijn zult als je gaat
De nacht in en naar ’t einde van de weg.

Pluk de bloemen maar laat ze
Los eer je ze hebt bezien.

Ga zitten in de zon. Doe afstand
En wees koning van jezelf.

 

Vertaald door August Willemsen

 

The Herdsman

I’m herdsman of a flock.
The sheep are my thoughts
And my thoughts are all sensations.
I think with my eyes and my ears
And my hands and feet
And nostrils and mouth.

To think a flower is to see and smell it.
To eat a fruit is to sense its savor.

And that is why, when I feel sad,
In a day of heat, because of so much joy
And lay me down in the grass to rest
And close my sun-warmed eyes,
I feel my whole body relaxed in reality
And know the whole truth and am happy.

 
Vertaald door Edouard Roditi

 

Sonnet I

Whether we write or speak or do but look
We are ever unapparent. What we are
Cannot be transfused into word or book.
Our soul from us is infinitely far.

However much we give our thoughts the will
To be our soul and gesture it abroad,
Our hearts are incommunicable still.
In what we show ourselves we are ignored.

The abyss from soul to soul cannot be bridged
By any skill of thought or trick of seeming.
Unto our very selves we are abridged
When we would utter to our thought our being.

We are our dreams of ourselves, souls by gleams,
And each to each other dreams of others’ dreams.

 

 
Fernando Pessoa (13 juni 1888 – 30 november 1935)
Muurschildering in Bedminster, Bristol

 

De Nederlandse schrijver Willem Brakman werd geboren op 13 juni 1922 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Willem Brakman op dit blog.

Uit: De weg naar huis

“De middagen hadden voor hem iets droevigs, wat misschien samenhing met de gewoonte thuis om tussen de middag warm te eten, waarna hij altijd slaap kreeg.
Al tijdens het eten voelde hij het bloed in zijn benen zakken, werden zijn handen dik en miste hij hele stukken van hetgeen aan tafel werd gesproken. Wanneer het warm was, en de ramen stonden open, was het alsof de slaap van uit de straat opsteeg; loom luisterde hij naar de geluiden buiten die steeds trager en ijler klonken, roepen, het schuiven van een raam, voetstappen. Het was alsof de wereld buiten zachter en grijzer werd en de bewegingen traag en stil als in een aquarium. Zo een met een lampje, zoals bij buurman Paap, waar hij, als de visite ’s avonds rustig voortkabbelde, stil en onopgemerkt naast zat in het veilige besef dat de visite nog uren zou duren, zijn vader nog maar bij Costa de Milona, de mijnwerker met de mooie stem, de dienstverhalen nog in het verschiet en de tot het laatst bewaarde hoofdschotel, de ernstige oorontsteking waarmee hij had moeten dienst doen. Veilige vertrouwde verhalen, die als een dam stonden tussen dat doezelen en het gehate moment van opbreken. Hij beschermde deze stemming zoveel mogelijk, gaf correct en snel antwoord, maar zijn stem klonk monotoon en mechanisch, zodat zijn moeder hem vaak bevreemd aanzag.
Na het eten hing hij wat rond en ging al spoedig naar zijn kastje in zijn kamertje. Het was een door zijn vader getimmerde kast, met planken vol schoenen, dozen en kleren. Eén plank was voor hem ingeruimd; daar lagen zijn potloden en zijn papier en ook zijn glazen bol, die hij op het strand had gevonden en waarvan niemand wist waarvoor hij had gediend, wat aan de groene bol iets geheimzinnigs gaf. Vóór de kast hing een rood gordijn, dat hij over zich heen trok als hij in zijn kastje wilde zijn. Er was dan een schemerig warm licht dat over zijn stapels papier glansde, die hij beurtelings in de hand nam en bekeek; hij deed er niet veel mee, maar hij verzamelde het fanatiek. Zijn dierbaarste bezittingen waren een vloeiblok, groot, roze en in leer gebonden, en een blocnote, een nieuw, dat nog kraakte als hij het voorzichtig wat boog; hij had het van zijn vader gekregen, tweehonderd vel spiegelglad schrijfpapier stond erop in rode letters, hij streek er vaak over, met de rug van zijn hand, en genoot van het vooruitzicht wat hij er allemaal mee ging doen.”

 

 
Willem Brakman (13 juni 1922 – 8 mei 2008)

 

De Ierse dichter, toneelschrijver en mysticus William Butler Yeats werd geboren in Sandymount bij Dublin op 13 juni 1865. Zie ook alle tags voor William Butler Yeats op dit blog.

 

Under The Round Tower

‘ALTHOUGH I’d lie lapped up in linen
A deal I’d sweat and little earn
If I should live as live the neighbours,’
Cried the beggar, Billy Byrne;
‘Stretch bones till the daylight come
On great-grandfather’s battered tomb.’
Upon a grey old battered tombstone
In Glendalough beside the stream
Where the O’Byrnes and Byrnes are buried,
He stretched his bones and fell in a dream
Of sun and moon that a good hour
Bellowed and pranced in the round tower;
Of golden king and Silver lady,
Bellowing up and bellowing round,
Till toes mastered a sweet measure,
Mouth mastered a sweet sound,
Prancing round and prancing up
Until they pranced upon the top.
That golden king and that wild lady
Sang till stars began to fade,
Hands gripped in hands, toes close together,
Hair spread on the wind they made;
That lady and that golden king
Could like a brace of blackbirds sing.
‘It’s certain that my luck is broken,’
That rambling jailbird Billy said;
‘Before nightfall I’ll pick a pocket
And snug it in a feather bed.
I cannot find the peace of home
On great-grandfather’s battered tomb.’

 

Tom O’Roughley

‘THOUGH logic-choppers rule the town,
And every man and maid and boy
Has marked a distant object down,
An aimless joy is a pure joy,’
Or so did Tom O’Roughley say
That saw the surges running by.
‘And wisdom is a butterfly
And not a gloomy bird of prey.
‘If little planned is little sinned
But little need the grave distress.
What’s dying but a second wind?
How but in zig-zag wantonness
Could trumpeter Michael be so brave?’
Or something of that sort he said,
‘And if my dearest friend were dead
I’d dance a measure on his grave.’

 

 
William Butler Yeats (13 juni 1865 – 28 januari 1939)
Op het uithangbord van een restaurant in Londen

 

De Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss werd geboren in Amsterdam op 13 juni 1990. Zie ook alle tags voor Thomas Heerma van Voss op dit blog.

Uit: De Allestafel

‘En, wat vind je?’
‘Hoe bedoel je, wat vind ik?’
‘Mijn haar. Kijk nou even.’
Mark kijkt op van zijn scherm. Yvonne staat in de deuropening van de woonkamer, een bakje yoghurt in haar hand. Ze beweegt niet. Ze kijkt hem alleen maar aan, haar blauwe ogen wijd opengesperd. Dat doet ze wel vaker, haar ogen opensperren, en het lijkt altijd alsof ze er iets gewichtigs mee wil aangeven, al is het nooit duidelijk wat precies.
Dan ziet hij het: het lange, zwarte haar, dat tot onder haar schouders reikte, is nagenoeg gehalveerd. Een simpele ingreep, die haar hele verschijning verandert. Heeft ze het juist daarom gedaan, om aan te geven dat één handeling alles kan veranderen? Om aan te geven dat dat zomaar kan?
‘Nou, wat vind je ervan?’
‘Leuk,’ antwoordt hij. Hij klapt zijn laptop dicht. Het heeft geen zin om verder te schrijven nu zij er zo doorheen is gaan praten.
‘Leuk?’ herhaalt ze toonloos. Ze neemt een hap yoghurt. ‘Leuk, is dat alles?’
‘Ja, leuk. Misschien even wennen, maar het is goed gelukt.’
‘Even wennen?’ Ze spreekt helder en luid, alsof ze aan een debat is begonnen. Toen ze elkaar vier jaar geleden ontmoetten deed ze dat nooit. Misschien omdat haar vader net was overleden, misschien omdat ze behoefte had aan contact, zoals ze zelf weleens zei. Ze praatte in die tijd aan de lopende band. En Mark luisterde. Een maand na hun eerste ontmoeting trok ze bij hem in en zei ze, terwijl ze haar vingers door zijn haren haalde en hem liefdevol aankeek: ‘Jij bent belangrijk voor mij.’ Die zin is hij nooit vergeten, en als het minder gaat denkt hij daaraan terug. Zelfs als ze dat niet meer zegt, moet hij dat niet vergeten: hij is belangrijk voor haar.
‘Ja, even wennen.’
‘Ik weet dat je dat zei, maar betekent dat dat je het niet leuk vindt? Minder dan het was?’ Ze kijkt bedenkelijk en zet haar bakje yoghurt neer. In een debat is kennelijk geen plaats voor yoghurt.”

 

 
Thomas Heerma van Voss (Amsterdam, 13 juni 1990)

 

De Franse journaliste en schrijfster Tristane Banon werd geboren op 13 juni 1979 in Neuilly-sur-Seine. Zie ook alle tags voor Tristane Banon op dit blog.

Uit :Le Bal des hypocrites

“1er juillet 2011. Depuis deux mois, je n’ai réussi que deux fois à me coucher et à dormir avant minuit. La première fois, on m’a réveillée à 3 heures pour m’apprendre qu’il venait d’être arrêté. La seconde fois, on m’a réveillée à 4 heures pour me dire qu’il allait être libéré.
15 mai – 1er juillet : six semaines, un long mois. Un long mois que l’on m’a pris ma vie. Un mois qu’on me fait dire des mots que je n’ai jamais prononcés. Un mois qu’on me harcèle des quatre coins de la planète. Un mois que je ne peux plus sortir dans la rue. Un mois que je n’ai plus de domicile fixe. Un mois que l’on me voit dans des lieux où je ne suis pas. Un mois que des gens que je croyais mes amis me rayent de leur carnet d’adresses.
Aujourd’hui, je ne sais plus très bien qui je suis. Je crois que je deviens folle. Quand je suis lucide, que je regarde ma vie, tout ce gâchis, je me dis qu’il faudrait peut-être avoir le courage d’en finir. Je suis amaigrie, cernée, creusée, diaphane. Moche. Mais je peux me regarder dans une glace. Je suis propre. Je n’ai pas menti. Jamais. »

 

 
Tristane Banon (Neuilly-sur-Seine,13juni 1979)

 

De Britse schrijver en presentator Marcel Theroux werd geboren op 13 juni 1968 in Kampala, Oeganda. Zie ook alle tags voor Marcel Theroux op dit blog.

Uit:Strange Bodies

“When I signed the lease five years ago, I joked to Ted that I was staking my financial future on the existence of an innate human impulse that drives visitors to pretty market towns to stock up on butter dishes, preserving jars and other kitchen paraphernalia. So far it’s been a gamble that’s worked; at least, financially. That impulse does exist, and as Ted said, it seems to be countercyclical. It’s even drawn a few old friends to the shop unexpectedly, and Nicky’s visit felt like one of those: simultaneously warm and slightly awkward.
There was a clumsiness about him, a laboriousness in his movements that made me think he might have had a stroke, and a kind of neediness to his recollections that suggested he was going through tough times; no wedding ring, and I didn’t ask about Leonora. He commiserated about my marriage and cooed over my pictures of Babette. He didn’t have any of his own two, but men often don’t, and he seemed a little choked when he talked about them.
We ate pad thai from the takeaway sitting on boxes in the stockroom and then when a coach party showed up he slipped away, promising to stop by again when he was in the area. The childminder called just as he was going, so we didn’t get to say goodbye properly and I was too preoccupied to take his email. That evening I searched his name on the internet. That’s when I found his obituary.
It wasn’t enormously long, but then he wasn’t yet forty, and still he’d made it into the ‘Lives Remembered’ section of the Telegraph, complete with a picture of him as I had known him at university: with that tall, spare frame that always seemed to typify a certain vanishing English body shape, even though his mother was actually Dutch.”

 

 
Marcel Theroux (Kampala, 13 juni 1968)

 

De Vlaamse schrijver Lode Zielens werd geboren in Antwerpen op 13 juni 1901. Zie ook alle tags voor Lode Zielens op dit blog.

Uit: Mops, het jongetje en ik

“Ik heb vanmorgen iets liefs en goeds gezien, – iets dat me wèl aandeed en een schoone verheugenis gaf, – het leven is zoo hard tegenwoordig, de menschen doen zoo ruw tegen elkaar, – en dit zachte, dat ik zag van een eenvoudig straatjongetje en een filosofisch straathondje, ontroerde me zóo dat…. mag ik het u vertellen?
Het was koud vanmorgen, ofschoon de zomer het lenteloover van boomen tot dat zware groen rijpte waarmede ze nu pralen, in dit seizoen…. Gisteren had het den heelen langen dag door geregend, almaardoor geregend, – ge weet hoe triestig dat is, – en vanmorgen was de lucht prachtig bewogen door forschen, frisschen wind. De witte en grauwe vormlooze en toch vormrijke wolken zeilden daarin.
En heel op zijn gemakje kwam het hondje daar aangetrippeld en hield voor mij stil. Een doodgewone straathond was ’t: een die naar alle namen zou luisteren! Hij had een grijs-wit vel, en daarop rosten bruine plekken. Zijn snuit was zwart, pekzwart, – wat ik u zeg! – en zijn oogen – ge zoudt zeggen de oogen van een mensch – keken me zeer triestig aan, met blikken van vandaag-nog-niks-tusschen-mijn-tanden-gehad….
Hij heette Mops. Ongetwijfeld.
Ik zou Mops zeer zeker voorbijgeloopen zijn, – er zijn zooveel honden op de wereld, – maar de oogen, die bruine oogen tuurden me zoo zielig aan, er was zooveel kalme gelatenheid in, dat ik staan bleef en…. ‘Dag Mops’ zei. ’t Hondje bewoog reizekens met sierlijken krul zijn vossen-panache en…. glimlachte tusschen de tanden om mijn week hart, dat zoo verteederd werd door een straathond.
Mops was een filosoof. Een die ’t leven nam zooals het kwam, – ik had dat al dadelijk in de gaten…. Maar Mops was oud: op zijn zwarten, spitsen reinaart-snoet zaagt ge witte stekels groeien en ’t was dàt wat me teeder maakte; ik wist het nu wel….
Maar, wat kon ik voor hem doen? Ik, met m’n ontroerend hart? Mops had het blijkbaar koud. ’t Was àl te frisch, zelfs voor een straathond, en Mops rilde op zijn pikkels….”

 

 
Lode Zielens (13 juni 1901 – 28 november 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.