De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin.
Uit: Er is geen pardon (Vertaald door Pieter Cramer)
“Je hoorde over aandelenkoersen en hun catastrofale dalingen, deze en gene had miljoenen verloren, er was ergens een geweldige zwendel aan het licht gekomen, waarbij ongelooflijke bedragen ter sprake kwamen, zodat de eenvoudige loon- en salarisontvanger de haren te berge rezen. Er werden stemmen gehoord die beweerden dat deze zaken met een verachtelijk speculantendom samenhingen, het hele beurswezen zou besmet zijn, en dan was het nog maar een kleine stap naar de simpele gevolgtrekking, waar de arme loon- en salarisontvanger altijd al zeker van was: de beurs zelf is een besmettelijke ziekte. Aanvankelijk konden ze zich er nog mee troosten dat de getroffen landen geografisch ver verwijderd lagen, de kleine man had het idee dat je de telefoonverbindingen eenvoudigweg kon verbreken, er een soort quarantainegordel omheen optrekken. Verder dacht men er niet meer aan. Want iedere blik vanuit het raam op de straat toonde dat alles als vroeger was, het werd voorjaar, het werd zomer, wie geld had, ging op reis, wie niet, bleef thuis, velen wisten helemaal niets van het verschrikkelijke, verre malheur, eigenlijk was dat ook het beste. Het was welbeschouwd het verstandigste om de krant op te zeggen, geen kranten meer te lezen, zich niet zenuwachtig te laten maken! (…)
Toen klonk er plotseling een weliswaar zachte, maar toch zeer doordringende jammerklacht, te vergelijken met kattegejank, uit industrie- en handelskringen op. Ze moesten geld terugbetalen. Op zich was dat niets bijzonders en zou het grote publiek, dat vreedzaam op zijn moordzaken en vliegtuigongelukken teerde, niet hebben opgewonden. Maar het waren zo ontzettend veel bedrijven en zulke grote, en die konden geen van alle betalen! Het waren zulke machtige firma’s, wier namen door hun waanzinnige groei in de laatste tien jaar beroemd waren geworden, hun aandelenkapitalen groeiden bijna maandelijks met een nul, je kon spreken van namen die met een luisterrijke glans omgeven waren. Zij konden schulden niet afbetalen die – ze op zich genomen hadden!”
Alfred Döblin (10 augustus 1878 – 26 juni 1957)
De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda.
Uit: Snakepit
„Bat Katanga did his first and only job interview inside a military helicopter, the missile-laden Mirage Avenger, owned by General Samson Bazooka Ondogar. In the years to come, his first impression of the machine would repeat itself in his mind like a leitmotif. The thing looked surreal, the spinning blades like whirling knives, the sun’s rays its only decoration. The military-green colour gave the monstrosity the look of a toad, some creature made for children to play with, or to dump things in. He had the sense that it would not take off, or if it did, that it would drop them in the lake. It reminded him of his return from Britain a fortnight before. Entebbe Airport had been empty, his plane the only plane on the tarmac, aside from the Learjet belonging to a famous astrologer. Since the coup, air traffic had dried up, except for the weekly Libyan and Saudi flights which brought supplies and a few intrepid passengers. For a moment, it felt as if the Avenger had been dispatched to take him to exile.
He remembered waking up early that morning with the feeling that his life was about to change in some major way, and showering for a very long time, as if shedding his skin, and putting on his best suit. He remembered leaving his friend’s house with the belief that the time had come to rise and face his destiny. It was as if the ground were shifting, making things rock and vibrate. He remembered arriving at the Parliament Building and standing at the gate, in the shadow of the massive statue of Marshal Amin Dada. The statue resembled the hundreds of its replicas stationed in towns all over the country. He remembered the big dark Boomerang 600 which picked him up, the door held open by a soldier, and dropped him at the Nile Perch Hotel.“
Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)
De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag.
Uit: Mooiste Foto (Het groot bescheurboek)
„Nu doet de westermens graag een Mooie Foto van zichzelf in zijn autopapierenportefeuille, waar hij opstaat hoe het ook anders kon, of uit de tijd dat zijn gezicht nog goedkwam na het opstaan.
– Dat ben jij toch niet wel?
– Wie? Oh die. Ja dat ben ik.
– Je lijkt hier heel iemand anders op.
– Nee dat lijkt maar zo.
– Hier haal ik jou helemaal niet uit.
– Ik ben het toch echt hoor.
– Je bent hier eigenlijk best knap.
– Knap? Laat eens zien. Jaja, ik zie wat je bedoelt.
– Echt een boeiende kop, heb je hier.
– Ja op die manier. En jij valt wel op dit type? Ik bedoel bij wijze van hoofd?
En dan lost zij plotseling op, of jezelf, want men is hem niet dagelijks, die daar op de foto. Heeft u zelf een Mooiste Foto van uzelf?
Dan zult u moeten toegeven dat dit evenmatig de minst op uw spiegel lijkende foto is! Mijn gemiddelde ligt op per tien jaar één Mooiste Foto van mijzelf. De eerste dateert uit de schoolbank en wel de bekende Lachende Schrijfhouding met Penhouder-foto. Mijn Mooiste Foto tot dan toe Twee stamt uit De Militaire Dienst want daar heb ik een voorhoofd na een speedmars met nat zwart zweethaar, de binnenhelm achterover en een sigaret met dichtgeknepen ogen, waarvan je zou zweren dat ik een filmfoto van een oorlogssoldaat was. Die heeft nu tien jaar gecirculeerd als op feestjes de fotoos werden rondgedeeld. Hier, dat is wel gek, daar zat ik nog in Dienst. Mijn laatste Mooiste Foto is echter mooier dan alles ooit van mijzelf genomen. Toevalsmooi? Zon, licht, houding en sluitertijd legden mij in onnaspeelbaar samenspel toch maar mooi op de gevoelige plaat! Loog de Lens? Misschien een voorbeeld dan: stel nu een twee meter veertig lange blonde vrouw eens op de camerahoogte op, met in allebei haar oog de goede focus, die mij in dezelfde sluiterflits waarnam van driemetervijfenveertig afstand. Aha: wat te bewijzen was. Zij zou mij geen haar minder hebben gezien dan even de camera deed, in casa mijn vrouw de fotogravin! Dus de geen homofiele beroepsfotograaf slaagt van mij waarschijnlijk elke maand een nieuwe Mooiste Foto te kieken!“
Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008.
De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Hij behaalde zijn Bachelor of Arts aan de Drake University in Des Moines en zijn Master of Fine Arts in creative writing aan het Goddard College in Vermont. Doty heeft al twaalf dichtbundels op zijn naam staan en drie bundels met memoires. Voor Fire to Fire: New and Selected Poems kreeg hij in 2008 de National Book Award for poetry.
Description
My salt marsh
-mine, I call it, because
these day-hammered fields
of dazzled horizontals
undulate, summers,
inside me and out-
how can I say what it is?
Sea lavender shivers
over the tidewater steel.
A million minnows ally
with their million shadows
(lucky we’ll never need
to know whose is whose).
The bud of storm loosens:
watered paint poured
dark blue onto the edge
of the page. Haloed grasses,
gilt shadow-edged body of dune…
I could go on like this.
I love the language
of the day’s ten thousand aspects,
the creases and flecks
in the map, these
brillant gouaches.
The Embrace
You weren’t well or really ill yet either;
just a little tired, your handsomeness
tinged by grief or anticipation, which brought
to your face a thoughtful, deepening grace.
I didn’t for a moment doubt you were dead.
I knew that to be true still, even in the dream.
You’d been out—at work maybe?—
having a good day, almost energetic.
We seemed to be moving from some old house
where we’d lived, boxes everywhere, things
in disarray: that was the story of my dream,
but even asleep I was shocked out of narrative
by your face, the physical fact of your face:
inches from mine, smooth-shaven, loving, alert.
Why so difficult, remembering the actual look
of you? Without a photograph, without strain?
So when I saw your unguarded, reliable face,
your unmistakable gaze opening all the warmth
and clarity of you—warm brown tea—we held
each other for the time the dream allowed.
Bless you. You came back so I could see you
once more, plainly, so I could rest against you
without thinking this happiness lessened anything,
without thinking you were alive again
Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)
De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Hij studeerde Pools in Krakau en werkte daarna van 1989 tot 1999 als redacteur bij het liberaal-katholieke tijdschrift Tygodnik Powszechny. Sindsdien werkte hij als zelfstandig schrijver en als feuilletonist bij het tijdschrift Polityka en bij Dziennik. Hij debuteerde in 1988 met Wyznania twórcy pokątnej literatury erotycznej (Engels: „Confessions of an author of illicit erotic literature”)
Uit: His Current Woman (Vertaald door Bill Johnston)
“Kohoutek was awake; he lay on his back and cogitated. What’s to be done, dear Lord, what is to be done? Dear Lord, it’s not that I’m taking Your name in vain, but for God’s sake what’s to be done?
Over the roof of the house the frenzy of the November night intensified; it was eleven o’clock in the evening, but at that time of year it was already pitch black, the midpoint of a dark road with no turning back and no end in sight. The inhabitants of the house had long been sound asleep. Bright clouds were racing across the sky at a fearsome pace like canoes full of Indians; the eternally immobile hills seem to be entertaining all kinds of movement, while, over there, in the attic of the old slaughterhouse, my current woman is sleeping, wrapped up in three woolen blankets.
What’s to be done? What’s to be done? What’s going to happen tomorrow when someone notices that the three woolen blankets are not where they belong? And what’s going to happen when mother notices that the bread has been cut crookedly and that a sizeable length of hunter’s sausage is missing? I’ll say that I ate it. Even then there’ll be a row because I ate it any old how, instead of setting the table properly first. The blankets are more of a problem. Any moment now someone will notice that three woolen blankets aren’t where they belong, and then the fun will begin in earnest.
The three woolen blankets are supposed to be on the wooden benches in the hearth room. At this time of year hardly anyone goes into the hearth room; actually, hardly anyone ever goes into the hearth room, but there’s always the terrifying possibility that tomorrow someone might just pop in there. And if someone does, whoever it might be, Kohoutek’s father, or his mother, or Oma, or Kohoutek’s child, whoever it might be, there’s no way they could fail to notice that three woolen plaid blankets are not in their place.”
Jerzy Pilch (Wisla, 10 augustus 1952)
Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.