Anton Tsjechov, Hans Plomp, Willem Hussem, Lennaert Nijgh, Romain Rolland

De Russische schrijver Anton Tsjechov werd geboren op 29 januari 1860 in Taganrog, een havenstad in Zuid-Rusland. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

Uit: Die Dame mit dem Hündchen (Vertaald door Vera Bischitzky, Kay Borowsk e.a.)

“Es war vor sechs, sieben Jahren, als ich in einem der Kreise des Gouvernements T. lebte, auf dem Herrenhof des Gutsbesitzers Belokurow, eines jungen Mannes, der sehr früh aufstand, in einem Schoßrock herumlief, den Abend mit Biertrinken zubrachte und sich stets bei mir beklagte, daß er nirgends und bei niemandem Anerkennung finde. Er wohnte in einem Nebengebäude im Garten und ich im alten Herrenhaus, in einem riesigen Salon mit Säulen, in dem es außer einem breiten Diwan, auf dem ich schlief, sowie einem Tisch, an dem ich meine Patiencen legte, sonst keine weiteren Möbel gab. Sogar bei ruhigem Wetter brummte hier immer etwas in den alten Amossow-Öfen, und bei Gewitter bebte das ganze Haus, als ob es zerbersten wollte, und das war ein wenig unheimlich, besonders nachts, wenn die zehn großen Fenster plötzlich alle vom Blitz erleuchtet wurden.

Vom Schicksal zu stetigem Müßiggang verurteilt, tat ich rein gar nichts. Stundenlang pflegte ich aus meinen Fenstern den Himmel, die Vögel und die Alleen zu betrachten, alles zu lesen, was mir die Post brachte, und zu schlafen. Manchmal verließ ich das Haus und streifte bis zum späten Abend irgendwo umher. Einmal, auf dem Heimweg, geriet ich zufällig auf ein mir unbekanntes Landgut. Die Sonne ging gerade unter, und auf dem blühenden Roggen breiteten sich die abendlichen Schatten aus. Zwei Reihen alter, dicht gepflanzter, sehr hoher Tannen standen da wie zwei massive Mauern und bildeten eine schöne dunkle Allee. Mit Leichtigkeit kletterte ich über den Zaun und ging die Allee entlang, auf einer mehrere Zentimeter dicken Tannennadelschicht gleitend, die hier den Erdboden bedeckte. Es war finster und still, nur hoch oben in den Baumwipfeln zitterte hier und da ein heller goldener Schein und ließ ein Spinnennetz in den Farben des Regenbogens schillern. Es roch stark, fast beklemmend, nach Tannennadeln.

 

AntonTsjechov (29 januari 1860 – 15 juli 1904)

Monument in Badenweiler

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Plomp werd op 29 januari 1944 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

Middagdutje

Zit ik rustig aan de oever
van mijn stille binnenzee
komt een scheepje langs gevaren
met aan boord mijn liefste fee
roept de stralende gestalte
van de kleine boot mij aan
loopt het tegen hoogtij, vraagt ze
anders moet ik verder gaan.

Gooi het roer om lieve dame
ga in godsnaam niet voorbij
ik heb hier de dood gevonden
hem met huid en haar verslonden
en mijn leven dat ben jij.

 

 

Hans Plomp (Amsterdam, 29 januari 1944) 

 

 

De Nederlandse schilder en dichter Willem Hussem werd geboren in Rotterdam op 29 januari 1900. Zie ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

juist las ik in het ochtendblad

juist las ik in
het ochtendblad

na die van twintig
en dertig
is nu een bom
van vijftig megaton
ontploft bij nova-zembla

verwekkers van chaos
maken ijzige muziek

regenwolken uit
het noorden dragen
de echo met zich mee
tik tik tik
tik tik
tik
de hele weg naar huis
heb ik de morgen niet gezien

het is al negen uur


Willem Hussem (29 januari 1900 – 21 juli 1974)

 

 

 

De Nederlandse tekstdichter, columnist en schrijver  Lennaert Nijgh werd geboren in Haarlem op 29 januari 1945. Zie ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

 

Canzone 4711

 

Er viel een hete schaduw over het strand,

die depressie had de zon dus toch gevangen.

De wind bleef onder het wolkendeksel hangen.

De dag bleef stilstaan tussen een en twee.

 

Vanille ijs smolt in haar bruine hand,

ze likte langzaam met een koel verlangen.

Ze had nog zilte parels op haar wangen,

ze bracht de golven in haar haren mee.

 

En in haar ogen de sterren van de zee.

In haar schelp van stilte zocht ik gaten,

probeerde mij met haar te laten praten.

Ik keek naar boven en had geen idee.

 

Vier cijfers vormden een reclamevlucht.

Toen hing er eau-de-cologne in de lucht.

 

Ze zei iets dat ik moeilijk kon verstaan,

een man zat met een radio te spelen

die mij daarop vierstemmig mee kon delen

dat liefde alles was wat ik nodig had.

 

Ze keek me een tijd later peinzend aan

en net toen ik haar schouder wilde strelen,

begon het haar klaarblijkelijk te vervelen

dat ik alleen maar zwijgend naast haar zat.

 

En ze verdween half achter het ochtendblad,

tot haar navel toe was wereldnieuws te lezen.

Ze zei dat eau-de-cologne fijn zou wezen.

Het speet me dat ik dat niet bij me had.

 

Ze leek me onder haar bikini bruin,

ze had een hoge schutting om haar tuin.

 

De eerste druppels vielen op mijn hand,

tijd voor thee en om zich aan te kleden.

Opeens leek alles jarenlang geleden,

ze deed haar kleren aan en groette mij.


Een regensluier daalde over het strand

en kinderen huilden hard en ontevreden.

De natte vlaggen zakten naar beneden

en iets dat nooit begon was al voorbij.

 

Haar kleine wrede hand liet mij niet vrij.

De regen deed me weer naar zee verlangen,

haar golven hielden mij opnieuw gevangen.

Het ochtendblad nam ik mee, het was van mij.

 

Steeds verder werd ik weggesleurd van het strand,

de geur van eau-de-cologne woei van het land.

 

 

Lennaert Nijgh (29 januari 1945 – 28 november 2002)

  

 

 

De Franse schrijver Romain Rolland werd geboren op 29 januari 1866 in Clamecy. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 29 januari 2008 en ook mijn blog van 29 januari 2009 en ook mijn blog van 29 januari 2010.

 

Uit: La Vie de Ramakrishna

 

„Je ne crois pas, pour ma part, à un seul Dieu personnel, ni surtout à un Dieu de la seule douleur. Mais je crois que – douleur et joie mêlées, et avec elles toutes les formes de la vie – il n’est de Dieu que ce qui, dans l’homme et dans les hommes et dans l’univers, est une naissance perpétuelle. La Création se renouvelle, à chaque instant. La religion n’est jamais une œuvre accomplie. Elle est l’acte et la volonté d’agir, sans repos. Elle est le jaillissement de la source. Jamais l’étang.
Je suis d’un pays de rivières. Je les aime comme des êtres vivants. Et je comprends mes ancêtres qui leur versaient le vin et le lait. Or, de toutes les rivières, la plus sacrée est celle qui sourd, à tous moments, du fond de l’âme, de ses basaltes, de ses sables, et de ses glaciers. Là est la Force première, que je nomme religieuse. Elle est commune à l’art et à l’action, aux sciences et aux religions, à tout ce fleuve de l’Âme, que de l’insondable et sombre réservoir, entraîne l’irrésistible pente vers l’océan de l’Être, conscient, réalisé, dominé. Et, de même que l’eau remonte ensuite en vapeurs, de la mer aux nuées du ciel, qui réglementant le réservoir des fleuves, les cycles de création s’enchaînent sans interruption. Et de la source à la mer, et de la mer à la source, tout est la même Énergie, l’Être sans début ni fin, qu’il m’est indifférent qu’on nomme Dieu (et quel dieu ?) ou Force (et quelle force ?) Fût-elle dite Matière ; quelle matière est-ce donc qui désigne également les énergies de l’Esprit ?…“

 

 

 Romain Rolland (29 januari 1866 – 30 december 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e januari ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.