Johan August Strindberg werd op 20 januari 1849 in Stockholm geboren. Zijn vader was een scheepsmakelaar van aanzien, zijn moeder dienstbode. Toen Strindberg dertien was, stierf zijn moeder, die hij smartelijk zou missen. “Dit verlangen naar de moeder en dit gevoel van leegte vervolgden hem zijn hele leven,” schreef hij in zijn autobiografie: De zoon van de dienstbode Hij studeerde aan de Universiteit van Uppsala, probeerde acteur te worden, werd journalist en later bibliothecaris. Vanaf het eind van de jaren zeventig leefde hij uitsluitend van zijn pen, in het toenmalige Zweden een uniek verschijnsel. In 1872 schreef hij zijn eerste stuk Meester Olaf een realistisch historiestuk, in navolging van lbsen. In 1892 begon Strindberg een bohèmeleven in Duitsland en Frankrijk. In Parijs raakte hij in een zware psychische crisis, door hemzelf steeds Infernocrisis (1894-1896) genoemd. Latere psychiatrische studies wezen uit dat in deze crisis van Strindberg een duidelijk psychopatisch element aanwezig was. Na deze crisis zag hij de noodzaak een nieuw begin te maken, wat zijn werken opdeelt in twee verschillende groepen. In zijn tweede periode geeft hij nog een gedichtenbundel uit en dramatiek en lyriek hangen nauw samen. De Infernocrisis bracht Strindberg tot een nieuw, ondogmatisch en onkerkelijk maar wel christelijk religieus geloof, waarin schuld en boete een grote rol spelen. Volgens Strindberg was het lijden een soort mystiek gebeuren en het leven een zuiveringstoestand die aan de mensen was opgelegd. Strindberg was bijzonder gëïnteresseerd in psychologie, zijn Droomspel verscheen in 1901, niet lang na de Traumdeutung van Freud. In 1907 stichtte hij samen met August Falek het ‘Intieme Theater’ in Stockholm, waarvoor hij zijn ‘Kamerspelen’ schreef. Onweer, Het afgebrande huis, Spooksonate en De Pelikaan. Zijn laatste stuk is De grote straatweg (1909). De laatste drie jaar van zijn leven schreef hij politieke, sociologische en filosofische pamfletten, die grote opschudding veroorzaakten in de Zweedse pers. Hij stierf in zijn huis in Stockholm, dat nu een Strindberg-museum is.
Uit: Master Olof
ACT I
(A Cloister opening upon a Convent Close planted with groups of
trees. The convent church forms the right side of the quadrangle.
A brick wall runs along the rear. Fruit trees in blossom appear
above the wall. Olof is seated on a stone bench. Before him stand
two scholars, who are reading their respective parts out of “The
Comedy of Tobit.”)
First Scholar.
Now have our enemies trapped us full well.
Woe unto us, poor children of Israel!
Second Scholar.
Yea, brother, good cause you have to make such plaint!
Now certes we have come upon days of great lament–
Our land is taken away, and so’s our increase,
And ne’er we may look for any help or surcease.
It must be, as long I have both dreamt and said,
That the promise to Abram has been long mislaid.
[Enter Lars Andersson.]
Lars Andersson. What are you doing?
Olof. I am playing.
Lars. Playing–you?
Olof. I am playing a little comedy about the children of Israel
and the Babylonian captivity.
Lars. Have you nothing better to do? Bigger work is waiting for
you.
Olof. I am too young.
Lars. Do not say you are too young.
Olof. No, for there are plenty of others who say it.
Lars (takes out a roll of paper, which he opens; for a while he
stands looking at Olof; then he begins to read) “Then the word of
the Lord came unto Jeremiah: ‘Before I formed thee in the belly I
knew thee; and before thou camest forth out of the womb I
sanctified thee, and I ordained thee a prophet unto the nations.’
“Then said Jeremiah: ‘Ah, Lord God! behold, I cannot speak, for I am a child.’
August Strindberg (20 januari 1849 – 14 mei 1912)
Nazim Hikmet werd op 20 januari 1902 geboren in Thessaloniki, in het huidige Griekenland, maar toen nog in het Osmaanse rijk. Hikmet was een plaatsgenoot van Mustafa Kemal Atatürk die er 21 jaar eerder was geboren. Hikmets vader was beroepsmilitair, zijn moeder schilderes. Zoals alle knapen uit de betere klassen studeerde Nazim in Istanboel aan het Franstalige Galatasaray Lyceum. Dezelfde school werd bezocht door telgen van het Osmaanse huis. Vervolgens belandde Hikmet op de Osmaanse marineschool, maar hij moest deze om gezondheidsredenen verlaten. Hikmet had blijkbaar weinig op met de moderniseringsplannen van Mustafa Kemal Atatürk . Als hij de kans krijgt om sociologie en economie aan de Universiteit van Moskou te studeren, is hij weg. Tussen 1921 en 1928 verblijft Hikmet in de Russische hoofdstad. combineert daar de traditionele Turkse poëzie met avant-gardistische invloeden. Terwijl Ankara aangeeft waarover in de nieuwe republiek mag worden gedicht, ontwikkelt Hikmet zich geheel onafhankelijk. Zeer tegen de zin van het gezag heeft zijn werk grote invloed op de Turkse literatuur van de jaren twintig.Als hij in 1928 terugkeert naar Turkije, voorziet Hikmet zich in zijn levensonderhoud met het schrijven van artikelen voor dag- en weekbladen, filmscripts en toneelstukken. Hikmets eerste toneelstuk heette Bij de open haard en verscheen in 1932. Het was een verdicht drama over de liefde van een dichter. In datzelfde jaar maakte hij diepe indruk met het innovatieve toneelstuk Kafatasi en het huis van de overledenen, waarin hij de hebzucht en hypocrisie van een burgerfamilie aan de kaak stelde. Of ging het stuk over de laatste sultan en diens opvolger Atatürk? Hikmet belandde snel in de gevangenis. Officieel omdat hij illegaal met een Russisch paspoort zonder visum zijn eigen land zou zijn binnengekomen. Als gevolg van de afkondiging van een algemene amnestie komt Hikmet in 1935 vrij. Kort daarop triomfeert hij als toneelschrijver met het stuk Unutalan Adam, waarin het gevierd en beroemd zijn tegenover het ongelukkige privé-leven wordt gesteld. In 1936 verschijnt zijn Epos van Sheik Bedrettin, over een revolutionair religieus leider in Anatolië. Hikmet had het in de gevangenis van Bursa geschreven. In deze tijd trouwt hij met Münevver Andac; zijn tweede huwelijk. In 1938 belandt hij weer in een cel. De dichter wordt tot 28 jaar en vier maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens negatieve uitlatingen over het fascisme in Duitsland en Spanje en het oproepen van rebellie onder soldaten. In 1949 wordt er een internationaal comité gevormd, waarin onder meer Jean-Paul Sartre en Pablo Picasso zitting hebben, dat campagne voert voor Hikmets vrijlating. In 1950, na een regeringswisseling, komt hij vrij dankzij een algemene amnestie. Buiten de gevangenis blijkt het nog gevaarlijker voor hem. Er vinden verschillende mislukte aanslagen op zijn leven plaats. Het lukt Hikmet om Turkije te ontvluchten als verstekeling op een vrachtboot die naar Roemenië vaart. Nazim Hikmet zou zijn land niet meer zien en leefde vanaf 1951 in Sofia, Warschau en ten slotte weer in Moskou.
Over het leven
Het leven neem je niet te licht,
je dient te leven in diepe ernst
zoals een eekhoorn doet,
zonder buiten of boven het leven iets te verwachten,
het enige wat je moet doen is leven.
Serieus moet je het leven nemen
en wel zo zeer dat je
bijvoorbeeld met geboeide handen op je rug
staand tegen de muur,
of met je grote stofbril
en je witte kiel in een laboratorium,
wilt sterven voor de mensen
en wel voor mensen die je nooit hebt gezien
en wel terwijl niemand je ertoe dwingt
hoewel je weet dat het leven het mooiste
en het puurste is dat er bestaat.
En zó serieus moet je het leven nemen
dat je op je zeventigste nog een olijftak poot
en dan niet om die je kinderen na te laten
maar omdat je ondanks je vrees voor de dood
niet in de dood gelooft
omdat het leven zwaarder weegt.
ABOUT MY POETRY
I have no silver-saddled horse to ride,
no inheritance to live on,
neither riches no real-estate —
a pot of honey is all I own.
A pot of honey
red as fire!
My honey is my everything.
I guard
my riches and my real-estate
— my honey pot, I mean —
from pests of every species,
Brother, just wait…
As long as I’ve got
honey in my pot,
bees will come to it
from Timbuktu…
Guy Helminger werd geboren op 20 januari 1963 in Esch-sur-Alzette, Luxemburg. Hij studeerde germanistiek en filosofie in Luxemburg, Heidelberg en Keulen. Hij werkte als barkeeper, toneelspeler, regieassistent en 3D-graficus. Sinds 1085 leeft en werkt Helminger in Keulen, waar hij onder andere cursussen geeft, waarin hij schrijvers in performance en in het voorlezen van hun teksten. Helminger begon met het publiceren van gedichten, toneelstukken en hoorspelen. In 2001 verscheen Rost, een bundel met korte prozateksten. In 2003 volgde het verhaal Pelargonien en in 2005 verscheen de verhalenbundel Etwas fehlt immer.
Anbrechender Abend
Schwarze Hügelflächen: Wald.
Licht platzte hinter Sepia-Brocken.
Im Hof splitterten Holzklötze.
Mit einer Rasierklinge
zerschnitten Kinder
einen Regenwurm.
Landschaft mit winter
graue vogelbäuche über unseren köpfen.
die sonne kroch blinzelnd durch den schnee.
in den vitrinen
bot man tierpelze an.
die fußspuren von neonlicht gefärbt,
als wir, am straßenrand stehend,
einen lastwagenfahrer beobachteten,
der katzenfell
von den reifen strich.
Guy Helminger (Esch-sur-Alzette, 20 januari 1963)
Eugen Gomringer werd op 20 januari 1925 als zoon van een Zwitserse vader en
een Boliviaanse moeder geboren in Cachuela Esperanza, Bolivia.Gomringer geldt
als de vader van de concrete poëzie. Hij studeerde van 1944 tot 1952 economie en
kunstgeschiedenis in Bern en Rome. Van 1954 tot 1957 was hij secretaris van de
Zwitserse architect en designer Max Bill aan de Hochschule für Gestaltung Ulm.
In 1953 richtte hij met Dieter Roth en Marcel Wyss het tijdschrift Spirale op en hij
gaf van 1960 tot 1965 de boekenreeks konkrete poesie – poesia concreta uit.
Tussen 1961 en 1985 werkte hij voor de Schweizer Werkbund en voor de Rosenthal
AG in Selb. Tussen 1977 en 1990 was hij daarnaast hoogleraar voor de theorie van
de esthetica aan de Staatliche Kunstakademie Düsseldorf. In 2000 richtte hij het
Institut für Konstruktive Kunst und Konkrete Poesie (IKKP) op in Rehau.
Zijn verzameling vormt de kern van het Museum für Konkrete Kunst in Ingolstadt.
Eugen Gomringer (Cachuela Esperanza, 20 januari 1925)
De Japanse schrijfster Sawako Ariyoshi geldt als een van de beste van na WO II.
Zij werd geboren op 20 januari 1931 in Wakayama. In 1949 begon zij aan een
studie literatuur en theaterwetenschappen in Tokyo die zij in 1952 afrondde. In 1959
studeerde zij een jaar in New York aan het Sara Lwarence College. Zij schreef
zowel korte verhalen als romans, toneelstukken en draaiboeken. In haar werk
beschrijft zij vaak het huiselijke leven in Japan, maar ook sociale problemen.
Uit: Le miroir des courtisanes
« Tomoko avait déjà fait ses préparatifs pour se rendre au salon et était en train
d’accorder son petit shamisen, quand une servante se précipita dans sa chambre.
– Madame Kokonoe, c’est terrible, c’est terrible !
Sans comprendre ce qui était si terrible, Tommoko saisit les longues
manches de son kimono et en montant les escaliers quatre à quatre, elle se rendit
compte de l’agitation générale et des bruits de pas précipités provenant d’une des
chambres où les prostituées recevaient leurs clients. Elle chancela, se demandant
soudain si sa mère, avec son corps lourdi, n’était pas tombée dans l’escalier.
Totalement affolée, elle se précipita dans la pièce au moment même où
retentissaient les vagissements de nouveau-né. Sans intention de le voir, elle avait
assisté à la venue au monde de l’enfant. Le petit bloc noirâtre et sanguinolent qui
venait d’être expulsé d’entre les cuisses grandes ouvertes de sa mère étendit
aussitôt ses membres et se mit à bouger. A peine dégagé de la membrane qui le
recouvrait, il se mit à pousser des cris déchirants.
Les gens qui se trouvaient là mirent un moment avant de s’apercevoir de
la présence de Tomoko, blème et pétrifiée.
– Qu’est-ce que tu fais là ? Ce n’est pas la place d’une enfant, allez, va-t-en !
fit une geisha aînée, qui appela aussitôt une entremetteuse :
– Emmène donc Ochobo en bas !
L’entremetteuse saisit négligememnt Tomoko par le bras et l’emmena dans la
couloir mais, s’apercevant que Tomoko était rigide comme un bout de bois, elle
fronça les sourcils :
– Dis donc, petite, tu as tout vu ? »
Sawako Ariyoshi (20 januari 1931 – 30 augustus 1984)