August Willemsen, Casper Fioole, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook alle tags voor August Willemsen op dit blog.

 

Uit: Braziliaanse brieven

„Vrijdag 20 juli vroeg terug naar São Paulo. Op de bank: geen geld. De HBU zal nu reclameren en het geld naar de HBU in Rio sturen. São Paulo was, na twee dagen provinciestad, een verademing. Dat cosmopoliete. In de lift van het hotel trof ik een receptionist en een hotelgast. Receptionist, tegen mij: ‘Hier is een landgenoot van u’. Ik kijk naar de man. Zuidamerikaanser kon het niet: klein, donkerharig, besnord, vermetele strohoed. Hij zegt: ‘Ik ben Argentijn.’ Ik zeg: ‘Ik ben Hollander.’ ‘O,’ zegt de receptionist, ‘ik dacht dat u Paraguayo was.’ Het maakt allemaal niets uit. De hotelbaas is Galiciër, de receptionisten zijn Brazilianen, de kokkin spreekt Spaans en de wasvrouw Italiaans, verhaspeld met Spaanse en Portugese woorden. En iedereen verstaat iedereen. Op grond van uiterlijk wordt geen enkele (althans zelden de juiste) conclusie getrokken met betrekking tot herkomst.

Laatste avond in São Paulo. Ik loop, enigszins in gedachten met gebogen hoofd, over de São João, en zie opeens vonken en brandende dingen vlak voor mijn voeten neervallen. Ik kijk omhoog: uitslaande brand in een wolkenkrabber. Toen zag ik dat er wel al politiewagens waren, maar blijkbaar had men het niet nodig gevonden het trottoir af te zetten. Ik maakte dat ik naar de overkant kwam. Brand op de zesde verdieping, vooral gevoed door gordijnen en luxaflex zonneschermen voor de open ramen. Het vuur klom razend snel hoger. Bij elke nieuwe verdieping die werd bereikt steeg gejuich en applaus uit de menigte op. De brandweer had het vuur gauw geblust, het zat voornamelijk aan de voorkant. Maar zeven verdiepingen waren toch geblakerd. En de mensen maar juichen, als betrof het een voetbalwedstrijd.

Later op de avond nam ik nog even afscheid van ‘mijn’ Portugees, een kroegbaas op de hoek. Vreemd dat een Portugees in Brazilië, voor mij, toch weer iets ‘eigens’ heeft (Europa?).“

 

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

 

 De Nederlandse dichter Casper Fioole werd geboren op 16 juni 1975. Zie ook alle tags voor Casper Fioole op dit blog.

 

Stilte staat

Stilte staat
als een muur in ons bed.

Vol groot gelijk bid ik
dat jij dit zwijgen
pijnlijker vindt dan ik.
Dat je het haat.
Dat het je misselijk maakt.
En vooral,
dat je sorry zeggen gaat,
en tegen me aan komt liggen.
Nu.
Op dit moment.
Alsjeblieft.

Eén seconde eerder dan ik.

 

“Paar pondjes minder. Minder slordig.”

In dit lijflijk geheugen,
waar elk jaar
zijn sporen slingeren liet
stapel op stapel op plaatsen
laag op laag op plekken
hoe slordig jaren zijn,
zet ik het mes

Casper Fioole (16 juni 1975)

 

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joyce Carol Oates werd geboren in Lockport, New York, op 16 juni 1939. Zie ook alle tags voor Joyce Carol Oates op dit blog.

 

Uit: A Widow’s Story

February 15, 2008. Returning to our car that has been haphazardly parked—by me—on a narrow side street near the Princeton Medical Center—I see, thrust beneath a windshield wiper, what appears to be a sheet of stiff paper. At once my heart clenches in dismay, guilty ap­prehension—a ticket? A parking ticket? At such a time? Earlier that afternoon I’d parked here on my way—hurried, harried—a jangle of admonitions running through my head like shrieking cicadas—if you’d happened to see me you might have thought pityingly That woman is in a desperate hurry—as if that will do any good—to visit my husband in the Telemetry Unit of the medical center where he’d been admitted several days previously for pneumonia; now I need to return home for a few hours preparatory to returning to the medical center in the early eve­ning—anxious, dry-mouthed and head-aching yet in an aroused state that might be called hopeful—for since his admission into the medical center Ray has been steadily improving, he has looked and felt better, and his oxygen intake, measured by numerals that fluctuate with liter­ally each breath—90, 87, 91, 85, 89, 92—is steadily gaining, arrangements are being made for his discharge into a rehab clinic close by the medical center—(hopeful is our solace in the face of mortality); and now, in the late afternoon of another of these interminable and exhausting hospital-days—can it be that our car has been ticketed?—in my distraction I’d parked illegally?—the time limit for parking on this street is only two hours, I’ve been in the medical center for longer than two hours, and see with embarrassment that our 2007 Honda Accord—eerily glaring-white in February dusk like some strange phosphorescent creature in the depths of the sea—is inexpertly, still more inelegantly parked, at a slant to the curb, left rear tire over the white line in the street by several inches, front bumper nearly touching the SUV in the space ahead. But now—if this is a parking ticket—at once the thought comes to me I won’t tell Ray, I will pay the fine in secret.”

 

Joyce Carol Oates (Lockport, 16 juni 1939)

 

De Canadese dichter, artiest en musicus Derek Raymond Joseph Audette werd geboren op 16 juni 1971 in Hull, Quebec. Zie ook alle tags voor Derek R. Audette op dit blog.

 

A Song for the Worms

Longer still they tear at my fetid heart
with minds that suffer like a dew draped leaf,
and through grand halls lined with bitter demur
my ersatz body is slowly produced.
In this garden of ubiquitous pain
they bear witness to this decrepit act.
I am no longer a child of the earth,
but a beast of famine who hungers not.

A vile and loathsome sow I have become,
a hellish fiend drenched in disquietude.
I have become a grim, pernicious blight,
an icon of well deserved abhorrence.
Yet upon my head sits a shining crown,
for now am I also, desolation.

Derek R. Audette (Hull, 16 juni 1971)

 

De Zwitserse schrijver en columnsit minu (eig. Hans-Peter Hammel) werd geboren op 16 juni 1947 in Basel. Zie ook alle tags voor -minu op dit blog.

 

Uit: Von einem Hügelbrand und dem geretteten Elefanten

”Es schneite. Dies Ende Mai. Und in Italien.
Ich war eben am Wäscheaufhängen. Das heisst, ich stand etwas ratlos vor den Gästeleintüchern, die plötzlich in einem eierfruchtartigen Lila im Sturmwind flatterten. LILA?
Da erst entdeckte ich das pechschwarze Hemd, das mir der Mann, der in Orbetello stets im Schatten des Bäckergässchen hockt, angedreht hatte. Ich meine, er heisst Bubu oder so. Jedenfalls hockt er, seit Orbetello ein Städtchen ist, in diesem windigen Gässchen. Bubu hat stets allerlei lustige Dinge vor sich ausgebreitet. Etwa hölzerne Elefanten.
Aber auch chinesische Feuerzeuge. Und dann Colliers aus diversen Funkelsteinen, von denen er behauptet, sie seien aus Afrika, aus dem Land seiner Vorfahren. Aber natürlich sind sie vom Obi-Bastelmarkt. Ich erkenne sie sofort wieder.
Denn Hannchen, mein Patenkind, bastelte mir immer auf Weihnachten Kleiderbügel mit diesem Funkelsteinzeug, weil das gute Mädchen schon bald einmal geschnallt hatte, dass sein Patenonkel total, ABER TOTAL auf den Glamour dieser Kleiderbügelwelt abfährt.
Wir driften ab. Das Thema war, dass Bubu mich jeden Tag löchert, ich solle bei ihm einen hölzernen Elefanten kaufen, weil man so etwas immer gebrauchen könne. Bubus Angebot ist allerdings eines der wenigen, wo ich mit frohem Herzen NEIN sagen kann.
Bubu hört mein NEIN nicht gerne. Er fragt mich weinerlich, ob ich ein Problem mit seiner Hautfarbe hätte … Ob ich einer Rechtsgruppierung angehören würde … Kurz: Bubu redet Scheiss.
DICKEN SCHEISS. Und seine Hautfarbe lässt mich so kalt wie sein elefantöses Angebot.
NA JA: DIESES THEATER HATTE ICH JA SCHON.”

 


-minu (Basel, 16 juni 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn vorige blog van vandaag.