Bij Vaderdag – Dolce far niente

Descriptions of Heaven and Hell
The wave breaks
And I’m carried into it.
This is hell, I know,
Yet my father laughs,
Chest-deep, proving I’m wrong.
We’re safely rooted,
Rocked on his toes.
Nothing irked him more
Than asking, “What is there
Beyond death?”
His theory once was
That love greets you,
And the loveless
Don’t know what to say.

Mount Sterling, de geboorteplaats van Mark Jarman
De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.
Uit: De waarheid over de zaak Harry Quebert (Vertaald door Manik Sarkar)
‘Het staat er niet goed voor,’ zei hij in de
auto toen hij me naar Manhattan bracht. ‘Zeg me in ieder geval dat je
energie hebt opgedaan in Florida en dat je opschiet met je boek! Er is
een nieuwe schrijver waar iedereen het over heeft… Zijn boek wordt de
grote kerstknaller. En jij, Marcus? Wat heb jij voor kerst?’
‘Ik ga
direct aan het werk!’ riep ik in paniek uit. ‘Het komt wel goed! We
gooien er heel veel publiciteit tegenaan en dan komt het allemaal goed!
De mensen vonden m’n eerste boek mooi, dus waarom zouden ze het volgende
niet mooi vinden?’
‘Je begrijpt het niet, Marc. Dat had gekund als
we een paar maanden tijd hadden. Dat was de strategie: meedrijven op
het succes van je eerste boek en het publiek voeden, geven waar het om
vraagt. Het publiek wou Marcus Goldman, maar Marcus Goldman ging het er
lekker van nemen in Florida en nu hebben de lezers een boek van iemand
anders gekocht. Heb je je weleens in economie verdiept, Marc? Boeken
zijn inwisselbaar geworden: mensen willen een boek dat ze bevalt,
ontspant en vermaakt. Als jij dat niet voor ze schrijft, doet je buurman
het wel, en dan ben jij rijp voor het grofvuil.’
Douglas’ georakel
joeg me de stuipen op het lijf, en ik ging harder aan het werk dan ooit
tevoren: om zes uur ’s ochtends begon ik met schrijven en ik werkte
door tot negen of tien uur ’s avonds. Hele dagen zat ik onafgebroken op
kantoor te werken: gedreven door een waanzin die gevoed werd door
wanhoop krabbelde ik woorden neer, bouwde ik zinnen en bedacht ik de ene
verhaallijn na de andere. Maar jammer genoeg bracht ik niets van waarde
voort. En ondertussen zat Denise zich hele dagen ongerust te maken over
mijn toestand. Aangezien ze niks meer te doen had, geen dictaat op te
nemen, geen post te sorteren, geen koffie te zetten, liep ze te ijsberen
op de gang. En als ze er niet meer tegen kon, trommelde ze op mijn
deur.
‘Marcus, ik smeek je, laat me binnen!’ kermde ze.
‘Ga lekker naar buiten, wandelen in het park. Je hebt vandaag nog niks gegeten!’
‘Ik heb geen honger! Geen honger!’ brulde ik dan ten antwoord. ‘Eerst het boek, dan eten!’ Ze stond haast te snikken.
‘Zeg niet zulke vreselijke dingen, Marcus. Ik ga naar de deli op de
hoek om je lievelingsbroodje met rosbief te halen. Ik ben zo terug! Tot
zo!’

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook alle tags voor August Willemsen op dit blog.
Uit: De zucht naar het Zuiden
“Ze kon niet direct mee; ik hing tien dagen rond
in een tentenherberg op Cap Ferret. Toen ik haar kwam ophalen ging er
al meteen van alles mis, en ik kreeg sombere voorgevoelens. Ook door een
brief van Jaap.
Ze zal nooit hebben beseft dat haar manier van
voorlezen een foltering was. Ze sloeg stukken over, als om mij in te
peperen dat er tussen Jaap en haar een intimiteit bestond waaraan ik
niet kon tippen, en de passages die ze voorlas maakte ze nagenoeg
onverstaanbaar door middel van een snuivend, licht spastisch gegrinnik
(één van haar uniciteiten, moet ik erbij zeggen), vergezeld van mimiek
en gebaren die bedoeld waren uitdrukking te geven aan gevoelens van
gekwetst, zelfs gechoqueerd zijn, maar die in feite haar gevleidheid
verrieden.
Wat me stak was dat Jaap erin slaagde haar van haar stuk
te brengen, en wel met, naar ik aannam, ‘harde waarheden’, die hij, als
iets oudere kunstenaar, in de wetenschap dat ze toch wel op hem verliefd
zou blijven, zich kon veroorloven, die hem alleen maar interessanter
maakten, en waarnaar ik kon raden. Elke nieuwsgierigheid naar de inhoud
van die passages zou kinderachtig zijn. Van míjn gevoelens mocht ik
niets laten blijken. Want we zouden reizen als vrienden – dat waren we
intussen geworden, of we hadden afgesproken het te zijn, of we deden
alsof we het waren, of ik had gezegd dat ik het was, of beloofd dat ik
het zou zijn, of besloten het te zijn, enfin, dat weet ik echt niet
meer. Mijn gevoelens en gedachten, de eerste ondoorzichtig, de tweede
onoprecht omdat ze niet anders beoogden dan de gunst van Marians
nabijheid ten koste van de herinnering aan haar, kenmerkten zich nu door
een haast dostojevskiaanse zelfuitvlakking. Paradoxaal genoeg ontleende
ik aan de literaire troost dat Dostojevski’s personages ook zo waren
mijn laatste beetje eigenwaarde.
Wat de brief betreft: het enige ter
zake doende was de mededeling dat Jaap en Mies niet naar Gerona konden
komen. Een beetje voorzichtig ten opzichte van elkaar begonnen we de
reis naar het Zuiden.
In Perpignan waren zigeuners. Straten vol.
Zigeuners waren mooi. Dat was, alweer, een gegeven. Dus ook díe
zigeuners. Marian echter, die met haar zwartbruine lange haar,
koolzwarte ogen en donkere huid er bijna zelf een zou kunnen zijn, vond
ze wel érg mooi.”

In 1966
De Nederlandse schrijver en onderwijzer Theo Thijssen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1879. Zie ook alle tags voor Theo Thijssen op dit blog.
Uit: Kees de jongen
“Erg was dat nou wel niet. Want dat dooie schooltekenen, nooit es
landschapjes of zo, dat was toch niks. En op een goeie dag, als -ie
eens een schetsboek had, dan kon de meester met z’n hele avondschool
naar de maan lopen, en dan zou-ie wel es willen zien!
Maar
natuurlik, de schilders moesten je niet voor een schooier aanzien.
Moesten natuurlik merken, dat je een fatsoenlike jongen was. Laatst
was-ie op een Woensdagmiddag meegeweest met Jansen uit de zevende klas.
Ja, die was ook zuur, die zat in de zevende en die droeg al een soort
van lange broek! Dat moest z’n moeder hem, Kees, niet lappen! Hij knipte
d’r gewoon stukken van af. Alleen zat-ie dan nog verlegen met z’n
bénen, want Jansen had van die korte mannensokken ook, en zo’n gekke
onderbroek met bandjes. Maar enfin, dan bleef-ie net zo lief alle dagen
in huis zitten, tot z’n moeder hem wel fatsoenlik aankleden moèst. Maar
Jansen was van buiten, en boerenjongens hebben allemaal van dat
mannengoed aan….
Als ze tegen een uur of twee zorgden, dat
ze aan de Baarsjes stonden, dan kwamen er twee schilders voorbij en
Jansen was daar al dikwijls mee meegeweest.
Goed, ze stonden
er, en eindelik kwam de ene schilder er aan. Had je Jansen stom moeten
zien doen. Mag ‘k wat dragen, meneer, mag ‘k wat dragen, meneer. Pak
maar an, zei de schilder, en Jansen moest die doos en dat stoeltje
dragen; ’t was net zo’n soort van bedeljongen. Kees liet even merken dat
hij Kees was: nam z’n pet behoorlik af. De schilder zag het niet. Zo
liepen ze mee. Neem jij nou het stoeltje, zei Jansen. Nou, dat deed Kees
natuurlik, anders had de schilder gauw gezegd: waarom loopt die jongen
mee.
Schuin tegenover een werf hielden ze halt. De schilder
begon met tekenen, en de hele middag bleef-ie tekenen, die paar oue
rottige schuiten op die werf. Hij tekende om een haverklap wat fout, en
hij zat het aldoor weer uit te vegen. Kees twijfelde, of het wel een
echte schilder was.
De jongens gingen in het gras zitten.
Het was nogal vervelend. De schilder zei tegen Jansen: hier is een
dubbeltje, haal jij es een half ons baai voor me, ik heb natuurlik m’n
tabak weer vergeten. Jansen holde weg. Toen was Kees met de schilder
alleen. Wat zou het nou fijn zijn, dacht Kees, als de schilder nou maar
begon te vragen. – Of-ie óók wel ‘es geschilderd had, of-ie graag
schilder wou worden. Want natuurlik, hij had ook allang gemerkt, dat
Kees ’n ander soort jongen was dan Jansen.”

Cover
De Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda Kamfer werd op 16 juni 1981 in Blackheath, een voorstad van Kaapstad, geboren. Zie ook alle tags voor Ronelda Kamfer op dit blog.
Little Cardo
for Alfonso Cloete and Velencia Farmer
They say it’s the whiteman I should fear, but it’s my own kind
doing all the killing here.
Tupac Amaru Shakur
Cardo was born
but not expected
his mother was sixteen
and his father community builder of the year
his grandmother was a cashier
and his stepgrandfather drank to ease the pain
Cardo was a beautiful child
with dark skin and light eyes
beautiful enough to speak English
he liked playing drie stokkies
and vrottie eier in the street
Tietie Gawa from the mobile said
that Cardo was heaven sent
On the eve of Cardo’s first day
at big school
schoolboys were playing with crackers in the street
Cardo looked through the window
the bullet lodged in his throat
his mother did not cry
the politicians planted a sapling
the Cape Doctor uprooted it
and threw it where the rest
of Cape Town’s dreams lay
on the Cape flats

De Nederlandse dichter Arie Gelderblom werd geboren in Nieuw-Lekkerland op 16 juni 1945. Zie ook alle tags voor Arie Gelderblom op dit blog.
Dit is het
Dit is een onafzienbare sneeuwjacht
van tekens, zelfs video is tevergeefs
gebleken, dit is het raadsel van adem
en water, dit is het en dat
en alles is het
dit is een eeuwig etmaal van een paar
sekonden, dit is voor ogen te groot
bevonden, dit is een wond en een wand
tussen vrouw en man, dit is
alles en dat
dat zijn de ondoorgrondbare wegen
tussen de sterrennevels, dit zijn de
hemels zonder weten, dit is de dorst
om een mond die licht zal maken
in het onbestaanbare
dit is alles, dit is het en dat en of
het is, is onzeker
Papier
papier, wit als een maagd
en jij die op de tijd jaagt, soms een werkelijkheid
aanrandt zonder dat het bed kraakt,
geen kussen dat zich verlegt om je woorden,
verlegen word je ervan
papier dat de namen vraagt voor witter,
geen begin daarmee maak je, je geeft een plant
water met zijn eigen bladeren, je verdraagt je geweten
in de zee van een afwasteiltje
papier dat niet verdragen kan,
ook het hart verdraagt het niet en breekt uit verlatenheid,
tijd gaat voorbij in stilte, de eerste dag bleef altijd
in de winternacht, je houdt het papier in een lasvlam
en grijnslacht.

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joyce Carol Oates werd geboren in Lockport, New York, op 16 juni 1939. Zie ook alle tags voor Joyce Carol Oates op dit blog.
Uit: A Widow’s Story
“Princeton police officers arrived at the accident scene. An
ambulance arrived bearing emergency medical workers. I recalled that one
of my Princeton undergraduate students, a young woman, was a volunteer
for the Princeton Emergency Medical Unit and I hoped very much that this
young woman would not be among the medical workers at the scene. I
hoped very much that this episode would not be reported excitedly back
and circulated among my students Guess who was in a car crash last
night—Prof. Oates!
Strongly it was recommended that “Raymond
Smith” and “Joyce Smith” be taken by ambulance to the ER to be
examined—especially it was important to be X-rayed—but we declined,
saying that we were all right, we were certain we were all right. Yet in
the faux-euphoric aftermath of the crash in which there was no pain nor
hardly an awareness of the very concept of pain we insisted that we
were fine and wanted to go home.
Standing in the cold,
shivering and shaky and our car pulverized as if a playful giant had
twisted it in his hands and let it drop—there was nothing we wanted so
badly as to go home.
We were asked if we were “refusing”
medical treatment and we protested we weren’t refusing medical
treatment—we just didn’t think that we needed it.
Refused then, the officer noted, filling out his report.
Two
police officers drove us home in their cruiser. They were kindly,
courteous. Near midnight we entered our darkened house. It seemed that
we’d been gone for far longer than just an evening and that we’d been on
a long journey. Our nerves were jangled like broken electric wires in
the street. I’d begun to shiver, convulsively. I was dry-eyed but
exhausted and depleted as if I’d been weeping. I saw that Ray was all
right—as he insisted—we were both all right. It was true that we’d come
close to catastrophe—but it hadn’t happened. Somehow, that fact was
difficult to comprehend, like trying to fit a large and unwieldy thought
into a small area of the brain.
I began to feel the first twinges of pain in my chest. When I lifted my arm. When I laughed, or coughed.
Ray
discovered reddened splotches on his hands—“I’ve been burnt? How the
hell have I been burnt?” He ran cold water onto his hands. He took
Bufferin, for pain.”

Cover
En als toegift bij een andere verjaardag:
Zomeravond
Een rose zon sleept zich tot onder weiden,
waar weer een dag nog even warm in baadt.
Als hier de nacht zijn laken over slaat
is het genotzucht en geen medelijden.
Natuur verwordt tot bed van zachte zijde
nu leven zich aan lust te buiten gaat.
Voor mijn teer hart dat gauw in vlammen slaat.
bestaat niets wreders dan dit jaargetijde.
De morgen houdt zich lichtblauw ingetogen
die transparant de huid der aarde kust,
maar ’s middags wordt de tederheid verzengd.
Pas als de herfst weer dood en leven mengt
wordt elke drift tot zwijgen omgebogen
en al mijn zinnen komen dan tot rust.

In de zomer door Piotr Konchalovsky 1939
Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.