Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Jakob Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Uit: Momenten

1960

Je ging er eerst eens met je vader kijken
Naar het gebouw en naar de weg erheen
Je moest per slot maar zien dat je er kwam

Je kreeg een tas, wat geld, een boterham
Je was pas zes, moest haasten, mocht niet wijken
Een hele tippel voor een kind alleen

Je stapte uit de bus en koos je pad
Je wandelde parmantig door de stad

Het leek haast of het vanzelfsprekend was –
Maar eenzaam was het, en een bange reis
De wereld zou nog lang je vijand blijven

Je zou bij juffrouw Broenink leren schrijven
Gekortwiekt keurig zittend in de klas
Voorgoed verdreven uit het paradijs

 

Uit: Portretsonnetten

2
Hij voelt zich als een lang vergeten jas
Die aan een lege kapstok bleef, alleen
Steeds meer alleen en zelden nog eens beet
Bij ’t sluitingsuur van deez’ of gene tent

De jeugd werd almaar jonger om hem heen
En hij steeds meer een afgeleefd karkas

Hij heeft de barricaden nog gekend
Hij stond er bovenop destijds en streed
De goede strijd; er bleef hem bijna geen
Die weet wat vechten voor je rechten was

Hij rolt er nog maar een en kijkt absent
Met lege ogen naar het volle glas

Ze zeggen, op den duur, dat alles went
Zelfs hangen ja, wanneer je dat maar weet

 

4

Hij neemt nog steeds haar foto met zich mee
En telkens weer als hij zijn portemonnee
Gebruikt, kijkt zij hem stralend lachend aan:
Beschermengel en eeuwig goede fee

En thuis ziet hij haar oude spullen staan
Hij heeft er nog niet dát van weggedaan
Nog steeds dezelfde bril op de wc
Dat geeft een warm gevoel bij ’t zitten gaan

Zijn vrienden zeggen: “Zet haar van je af
’t Is ongezond, het leven gaat toch door?”
En dat is waar, maar staat hij bij haar graf
Dan klinkt haar stem weer dwingend in zijn oor:

“Mijn jongen laat zijn moeder niet alleen”
Blijf mij nabij staat smekend op haar steen

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
Hier met Robert Long (links), eind jaren 1990

 

De Britse schrijver David Mitchell werd geboren in Southport op 12 januari 1969. Zie ook alle tags voor David Mitchell op dit blog.

Uit: Cloud Atlas

“Thursday, 7th November –
Beyond the Indian hamlet, upon a forlorn strand, I happened on a trail of recent footprints. Through rotting kelp, sea cocoa-nuts & bamboo, the tracks led me to their maker, a white man, his trowzers & Pea-jacket rolled up, sporting a kempt beard & an outsized Beaver, shovelling & sifting the cindery sand with a tea-spoon so intently that he noticed me only after I had hailed him from ten yards away. Thus it was, I made the acquaintance of Dr Henry Goose, surgeon to the London nobility. His nationality was no surprise. If there be any eyrie so desolate, or isle so remote that one may there resort unchallenged by an Englishman, ’tis not down on any map I ever saw.
Had the doctor misplaced anything on that dismal shore? Could I render assistance? Dr Goose shook his head, knotted loose his ’kerchief & displayed its contents with clear pride. ‘Teeth, sir, are the enamelled grails of the quest in hand. In days gone by this Arcadian strand was a cannibals’ banqueting hall, yes, where the strong engorged themselves on the weak. The teeth, they spat out, as you or I would expel cherry stones. But these base molars, sir, shall be transmuted to gold & how? An artisan of Piccadilly who fashions denture-sets for the nobility pays handsomely for human gnashers. Do you know the price a quarter pound will earn, sir?’
I confessed I did not.
‘Nor shall I enlighten you, sir, for ’tis a professional secret!’ He tapped his nose. ‘Mr Ewing, are you acquainted with Marchioness Grace of Mayfair? No? The better for you, for she is a corpse in petticoats. Five years have passed since this harridan besmirched my name, yes, with imputations that resulted in my being blackballed from Society.’ Dr Goose looked out to sea. ‘My peregrinations began in that dark hour.’
I expressed sympathy with the doctor’s plight.
‘I thank you, sir, I thank you, but these ivories,’ he shook his ’kerchief, ‘are my angels of redemption. Permit me to elucidate. The Marchioness wears dental-fixtures fashioned by the aforementioned doctor.”

 

 
David Mitchell (Southport, 12 januari 1969)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacques Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in Driewegen, bij Terneuzen. Zie ook alle tags voor Jacques Hamelink op dit blog.

Uit:Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving

“Evarist Schouwvagher, een kleine beweeglijke muisachtige man, gepensioneerd brievenbesteller, had savonds als naar gewoonte de opvallend talrijke planten die de vensterbanken van zijn huis vulden water gegeven en toen niets maar dan ook niets bijzonders gemerkt. Hij had een paar verdorde bladeren weggeplukt hier en daar, in de huiskamer het raam opengezet, zodat de planten volop de zoele sterkende nachtlucht konden inademen en had daarna de slaap des gerusten geslapen, een slaap die hem sedert de dood van zijn kijfachtige en gemelijke wederhelft na tweeënveertig kinderloos gebleven huwelijksjaren sinds een half jaar ten deel gevallen was.
Voor haar dood had hij rust noch ruimte gehad in huis. Zelfs snachts niet, wanneer hij naast haar lag, een muis naast een luidruchtig en onafgebroken trompetterende olifant, voortdurend bijna daardoor doodgedrukt ondanks de kapaciteit van het ledikant. Al spoedig na hun trouwen was de lichaamsomvang van zijn vrouw gaan toenemen. Aanvankelijk had ze gedaan wat ze kon om af te slanken. Maar diëten, lange wandelingen buiten de stad, in zijn gezelschap, niets had gebaat. Ze was steeds dikker geworden. En onbeweeglijker. Ze vulde het hele huis met haar weke warme brijïge vleesmassa’s, met haar op den duur kalm geworden gekijf Evarist achtervolgend waar hij zich bevond, bezig met de was, met het lappen van de ramen, met het toebereiden van de maaltijden, kortom met al die dingen die ze met het tot in het ongeloofwaardige uitdijen van haar lichaamsvolume had opgegeven, rustig en niet zonder genotzuchtigheid.
Van een arts had ze nooit willen weten. Haar dikte was geen ziekte beweerde ze maar een eigenaardigheid van haar konstitutie, zodat niemand er iets aan zou kunnen veranderen. Vaak had Evarist het idee gehad dat ze eigenlijk zeer gesteld was op haar ongewone proporties, dat ze er prat op ging, dat ze haar de kans gaven zich superieur te voelen aan mensen van normale omvang, die ze met een soort half honend medelijden placht te bejegenen, als lieden die het immers niet konden helpen dat ze, ofschoon volwassen en geheel uitgegroeid, schriel en mager gebleven waren, met een dunne laag vlees bedekte skeletten.”

 

 
Jacques Hamelink (Terneuzen, 12 januari 1939

 

De Nederlandse dichter en schrijver Kamiel Verwer werd op 12 januari 1979 in Tilburg geboren. Zie ook alle tags voor Kamiel Verwer op dit blog.

 

Eenzaamheid (Vertaling van Rainer Maria Rilkes “Einsamkeit”)

De eenzaamheid is als een regen
die stijgt van de zee de avonden in en van
vlakten, die onbewoond zijn en afgelegen
gaat ze naar de lucht, waar ze ademen kan
en pas dan valt ze over de stad

regent ze neer in de duistere uren,
en als morgen in de bochten van alle straten
de lijven, die zinloos duren
teleurgesteld in treurnis elkaar maar blijven haten
en toch in één bed slapen met z’n twee

dan stroomt de eenzaamheid terug in de zee

 

 
Kamiel Verwer (Tilburg, 12 januari 1979)

 

De Japanse schrijver en vertaler Haruki Murakami werd geboren op 12 januari 1949 in Kyoto. Zie ook alle tags voor Haruki Murakami op dit blog.

Uit: De olifant verdwijnt (Vertaald door Jacques Westerhoven)

“De TV People lijken er hoegenaamd niet in geïnteresseerd om een uitzending te ontvangen. Ze maken ook niet de minste aanstalten om naar de antenneaansluiting te gaan zoeken. Het scherm blijft wit, het beeld blijft uit, maar het stoort ze in het geheel niet. Zolang het knopje maar op ‘Aan’ staat, is hun doel bereikt.
Het is een nieuw toestel. Het zat wel niet in een doos, maar ik zie meteen dat het spiksplinternieuw is. De handleiding en het garantiebewijs zitten in een plastic zakje met plakband aan de zijkant vastgekleefd. Het snoer glimt glad als een pasgevangen vis.
De drie TV People bekijken het witte scherm van allerlei standpunten in de kamer, alsof ze het aan een grondige keuring onderwerpen. Een van hen gaat naast me zitten om zich er met eigen ogen van te overtuigen hoe goed je het beeld kunt zien vanuit mijn huidige positie. Het toestel staat met het scherm recht naar me toe. De afstand is ook precies goed. Dat lijkt hen tevreden te stellen. Ze ademen helemaal zo’n sfeertje uit van: Hebben wij dat karweitje even goed geklaard? Een van de TV People (degene die naast me was komen zitten om naar het beeld te kijken) legt de afstandsbediening op tafel.
Intussen heeft geen van de TV People ook maar een woord gesproken. Ze gaan precies en ordelijk te werk, dus waarom zouden ze ook? Elk van de drie volbrengt de hem opgelegde taak met de grootste, allergrootste efficiëntie. Ze zijn handig. Ze werken door. Ze doen hun werk in de kortst noodzakelijke tijd. Op het allerlaatst pakt een van hen de klok die al die tijd op de vloer heeft gestaan en zoekt de kamer rond naar een geschikt plekje. Uiteindelijk geeft hij het op en zet de klok maar terug op de vloer. Daar gaat hij gewoon door met het zware aftellen van de tijd: Trrp qu sjaoes trrp qu sjaoes. Onze flat is vrij klein, en met al mijn boeken en de papieren van mijn vrouw hebben we nauwelijks plaats om onze voeten neer te zetten. Ik struikel vast een keer over die klok, denk ik met een zucht. Dat kan niet missen. Wedden dat ik er mijn tenen tegen stoot?”

 

 
Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Jakob Michael Reinho;d Lenz werd geboren op 12 januari 1751 in Seßwegen. Zie ook alle tags voor Jakob Michael Reinhold Lenz op dit blog.

 

Die erste Frühlingspromenade

Der Baum, der mir den Schatten zittert,
Der Quell, der mir sein Mitleid rauscht,
Der Vogel, der im Baume zwittert,
Und, ob ich ihn auch höre, lauscht;
Die ganze freundliche Natur
Nimmt mich umsonst in ihre Kur.

Die Weisheit, strengen Angesichtes
Und guten Herzens, aber kalt,
Lacht meines glühenden Gedichtes
Von Liebe – und doch glaubt sie’s bald;
Will mich entzaubern, trösten mich,
Bezaubert und verirret sich.

Die Schöne, die auf jungen Rosen
Des liebesbangen Maien liegt,
Von der, dem Kummer liebzukosen,
Mir Blick und Wunsch entgegen fliegt,
Die schraubt mein mir entrücktes Herz
Nur höher auf zu wilderm Schmerz.

Ach Phyllis! um gleich jenen Knaben
In Sturmhaub’ und Perück’ und Stern,
 So froh die Fluren zu durchtraben,
Müßt’ ich von diesen weisen Herrn
Die Kälte und die Blindheit haben;
Müßt’ ich, in meinem Selbst vergraben,
Dich, Gottheit, nie gesehen haben;
So hold, so nah mir – und so fern – –

 

 
Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)
Het slot van Seßwegen (Cesvaine) in Letland

 

De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. Zie ook alle tags voor Fatos Kongoli op dit blog.

Uit: The Loser (Vertaald door Robert Elsie en Janice Mathie-Heck)

“When the ship set sail and had reached the point where I couldn’t see the faces on deck any longer, I felt a lump in my throat. With my head between my hands, I was overcome by a long spell of sobbing. I didn’t realize right then that it had been years since I’d last cried. My soul was parched and I’d thought for a long time that nothing more on earth could move me to tears. Someone passing by put his hand on my shoulder and said not to worry, that there would be another freighter docking in the afternoon…
I went back to my neighbourhood at dusk. No one had seen me leave and no one saw me come back. Dorian Kamberi’s departure with his family became known the next day. It wasn’t the subject of much talk. Some criticized him, some praised him, and others were jealous. I paid attention to the gossip like a thief who has taken part in a robbery and listens to the news of its discovery. For the first time in the forty years of my existence as a bachelor, I had a secret to guard. It was possibly the only secret that my town hadn’t found out about. And it would never have found out if I hadn’t decided to make this confession. No one would really have been surprised to learn that I’d gone and boarded a freighter to disappear from the face of the earth. But that I should make the tedious journey, get on the ship, and then disembark all of a sudden, no, no one would have believed that. Even Dori, if he’d actually heard what I said, would never have thought that I’d really get off. Maybe he figured that, with my usual sluggishness, I’d have been more of a burden to him than his family, and so he made no attempt to stop me.”

 

 
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e januari ook mijn blog van 12 januari 2015 en ook mijn blog van 12 januari 2014 deel 2.