Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Michael Reinhold Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Filippino Lippi (1459-‑1504) ─ zelfportret

Zijn ogen zijn van stilte overtogen
En uit de open, welgevormde mond
Klinkt niets dat je verrukken kan of schokken ─
Hij lijkt een zwijgend kind van zestien jaar

Zijn zacht gelaat is jongensachtig rond
Voorzichtig springen hier en daar zijn lokken
Iets op uit de gekamde regelmaat
Van zijn in bruine lagen vallend haar

Toch ziet hij je met zijn verstarde ogen
Er broeit iets dat zich slechts beschrijven laat
Als niet onaangedaan en niet verveeld

Je hoort zijn stem in dit verstomde beeld
En proeft de hartstocht die hier onbewogen
Voor eeuwig in de kalk geschilderd staat

 

De kleine waterval

Het water maakt een lange reis
Nu valt het hier van het plateau
Waar even het de hoogte vond
En dan verzinkt als vloeibaar ijs

Ginds komt het wellend uit de grond
Passeert het slot en trapsgewijs
Verandert telkens het niveau

Zo gaat het heel de wereld rond
En keert terug waar het ontstond
En stroomt dan weer van ons vandaan

Ontspringen, zijn, ten ondergaan –
Wij stromen als het water mee
Het spiegelt ons vergeefs bestaan:
We drijven langzaamaan naar zee

 

Katholieke roman
Paul Lemmens S.J.

In ’t oude huis heerst droefenis en schrik
De bleke vader loopt vertwijfeld rond
Eenieder ziet zijn triest omfloerste blik

De zeven zoons, zij houden braaf hun mond
En ook de meisjes, negen in totaal
Ontzien hun lieve vader in deez’ stond

Want in de stille kamer, hoog en kaal
Ligt zij, de moeder van de kinderschaar
Nu opgebaard, haar lichaam koud als staal

Ze ligt, met zoete bloempjes in het haar
Als slapend op het bed dat werd tot baar

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

 

De Britse schrijver David Mitchell werd geboren in Southport op 12 januari 1969. Zie ook alle tags voor David Mitchell op dit blog.

Uit:Black Swan Green

“Do not set foot in my office. That’s Dad’s rule. But the phone’d rung twenty-five times. Normal people give up after ten or eleven, unless it’s a matter of life or death. Don’t they? Dad’s got an answering machine like James Garner’s in The Rockford Files with big reels of tape. But he’s stopped leaving it switched on recently. Thirty rings, the phone got to. Julia couldn’t hear it up in her converted attic ‘cause “Don’t You Want Me?” by Human League was thumping out dead loud. Forty rings. Mum couldn’t hear ‘cause the washing machine was on berserk cycle and she was hoovering the living room. Fifty rings. That’s just not normal. S’pose Dad’d been mangled by a juggernaut on the M5 and the police only had this office number ‘cause all his other I.D.’d got incinerated? We could lose our final chance to see our charred father in the terminal ward.
So I went in, thinking of a bride going into Bluebeard’s chamber after being told not to. (Bluebeard, mind, was waiting for that to happen.) Dad’s office smells of pound notes, papery but metallic too. The blinds were down so it felt like evening, not ten in the morning. There’s a serious clock on the wall, exactly the same make as the serious clocks on the walls at school. There’s a photo of Dad shaking hands with Craig Salt when Dad got made regional sales director for Greenland. (Greenland the supermarket chain, not Greenland the country.) Dad’s IBM computer sits on the steel desk. Thousands of pounds, IBMs cost. The office phone’s red like a nuclear hotline and it’s got buttons you push, not the dial you get on normal phones. So anyway, I took a deep breath, picked up the receiver, and said our number. I can say that without stammering, at least. Usually. But the person on the other end didn’t answer.
“Hello?” I said. “Hello?”
They breathed in like they’d cut themselves on paper.
“Can you hear me? I can’t hear you.”
Very faint, I recognized the Sesame Street music.
“If you can hear me”—I remembered a Children’s Film Foundation film where this happened—”tap the phone, once.”
There was no tap, just more Sesame Street.
“You might have the wrong number,” I said, wondering.
A baby began wailing and the receiver was slammed down.
When people listen they make a listening noise.
I’d heard it, so they’d heard me.
“May as well be hanged for a sheep as hanged for a handkerchief.” Miss Throckmorton taught us that aeons ago. ‘Cause I’d sort of had a reason to have come into the forbidden chamber, I peered through Dad’s razor-sharp blind, over the glebe, past the cockerel tree, over more fields, up to the Malvern Hills”.

 

 
David Mitchell (Southport, 12 januari 1969)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacques Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in Driewegen, bij Terneuzen. Zie ook alle tags voor Jacques Hamelink op dit blog.

 

Het idee

De magnolia, voorloper,
verspilde zijn bloesems nog. Daarna kwam
in de koude wind de bosduif terug
van verleden jaar. Een nieuwe vestigingspoging –

      het idee
geeft me je geneurie, onafgebroken,
dat niet zingt maar zacht stookt,
aanstuurt op zang.

 

De Moorse tuin

Als kind, je weet het, vond ik troost
bij de vlier die uitliep
langs de slootkant. Zijn verwarrende geur
werd tot chiffre van mijn folklore, hartzeer

dat zich hier hervindt. Voor het gevoel
wieg je, weerleg je mijn aarzeling nog weer
als gisteren, toen in de wrange wind
de oleander in bloei ging.

 

Ansicht

Dorre dag, fijn schuurzand dat ons gesloten heden
door kieren binnendringt; armetierig leven,
dat aan de basis ligt, dat ons slikt; doorgangshuis
voor de wind die hijgt naar de regen, de lathyrus losrukt
van de latten, tot vervelens toe je bloemperken rammeit
terwijl hier, in de tochtloze hemisfeer
van een huurkamer, een kitschpendule onder een stolp
werktuigelijk het museale begrip tijd intakt houdt.

Wat zei je ook weer, dat de wind ging liggen?
De weinige woorden hebben alle bijbetekenissen afgelegd,
hier kan niets meer gebeuren of gebeurt
bij het minste of het geringste alles opnieuw, zodra
een pauze valt onder de lamp, je polshorloge luider gaat tikken,
je je adem inhoudt, buiten
eindelijk de regen begint, een nachtvogel schreeuwt,
je bij vergissing misschien het gebaar vindt
dat aan zijn bedoeling beantwoordt.

 

 
Jacques Hamelink (Terneuzen, 12 januari 1939)

 

De Japanse schrijver en vertaler Haruki Murakami werd geboren op 12 januari 1949 in Kyoto. Zie ook alle tags voor Haruki Murakami op dit blog.

Uit: Colorless Tsukuru Tazaki and His Years of Pilgrimage (Vertaald door Philip Gabriel)

“One Saturday night, Tsukuru and Haida were up talking late as usual when they turned to the subject of death. They talked about the significance of dying, about having to live with the knowledge that you were going to die. They discussed it mainly in theoretical terms. Tsukuru wanted to explain how close to death he had been very recently, and the profound changes that experience had brought about, both physically and mentally. He wanted to tell Haida about the strange things he’d seen. But he knew that if he mentioned it, he’d have to explain the whole sequence of events, from start to finish. So as always, Haida did most of the talking, while Tsukuru sat back and listened.
A little past 11 p.m. their conversation petered out and silence descended on the room. At this point they would normally have called it a night and gotten ready for bed. Both of them tended to wake up early. But Haida remained seated, cross-legged, on the sofa, deep in thought. Then, in a hesitant tone, something unusual for him, he spoke up.
“I have a kind of weird story related to death. Something my father told me. He said it was an actual experience he had when he was in his early twenties. Just the age I am now. I’ve heard the story so many times I can remember every detail. It’s a really strange story—it’s hard even now for me to believe it actually happened— but my father isn’t the type to lie about something like that. Or the type who would concoct such a story. I’m sure you know this, but when you make up a story the details change each time you retell it. You tend to embellish things, and forget what you said before. … But my father’s story, from start to finish, was always exactly the same, each time he told it. So I think it must be something he actually experienced. I’m his son, and I know him really well, so the only thing I can do is believe what he said. But you don’t know my father, Tsukuru, so feel free to believe it or not. Just understand that this is what he told me. You can take it as folklore, or a tale of the supernatural, I don’t mind. It’s a long story, and it’s already late, but do you mind if I tell it?”
Sure, Tsukuru said, that would be fine. I’m not sleepy yet.”

 
Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Kamiel Verwer werd op 12 januari 1979 in Tilburg geboren. Zie ook alle tags voor Kamiel Verwer op dit blog.

Uit: Plezier met het CJIB

“Maar dat is toch vreemd. Het is al drie maanden geleden.”
– “Het kan soms wel langer duren.”
“Ik bel omdat ik misschien in de niet al te verre toekomst ga emigreren naar een land buiten Europa. Het adres dat ik aan de agenten heb opgegeven is dan niet meer geldig. Wat gebeurt er wanneer de brief de afzender niet kan bereiken?”
– “Dat hangt ervan af.”
“Stel: ik kom over twintig jaar terug naar Nederland om afscheid te nemen van een doodziek familielid. Wat gebeurt er wanneer die boete nog open staat?”
– “Dat zou ik u niet kunnen zeggen.”
“Mooi. Dat is belangrijk voor me om te weten.”
– “Het hangt van de beslissing van de politie over twintig jaar af. U zou bijvoorbeeld kunnen worden aangehouden.”
“Aangehouden? Zou ik in de cel kunnen worden gezet?”
– “Dat behoort eventueel ook tot de mogelijkheden, ja.”
“Goed zo. En in die cel wordt me ook nooit duidelijk gemaakt waar ik precies aan toe ben?”
– “Maakt u zich maar geen zorgen, meneer Verwer.”
“Prachtig. Er zijn nog een paar kleine dingetjes die ik wil weten.”
– “Vraagt u maar. We zijn er om u te helpen.”
“Stel dat ik bij u langskom aan de balie, en dan de boete direct betaal. Dat scheelt u weer een brief en…”
– “Helaas hebben wij geen bezoekadres.”
“Prima! Dat is waar ik stiekem op had gehoopt.”
– “Ik ben blij dat ik u van dienst heb kunnen zijn. Heeft u verder nog vragen?”
“Heeft u enig idee om wat voor boete het gaat?”
– “Daarvoor zou ik u moeten doorverbinden naar een andere afdeling.”
“Dit is schitterend. Dank u wel!”
– “Een prettige middag nog, meneer Verwer.”

 

 
Kamiel Verwer (Tilburg, 12 januari 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Jakob Michael Reinho;d Lenz werd geboren op 12 januari 1751 in Seßwegen. Zie ook alle tags voor Jakob Michael Reinhold Lenz op dit blog.

Das Vertrauen auf Gott

Ich weiß nichts von Angst und Sorgen,
Denn, erwach’ ich jeden Morgen,
Seh’ ich, daß mein Gott noch lebt,
Der die ganze Welt belebt.

Dem hab’ ich mich übergeben,
Er mag auf mich Achtung geben,
Er ist Vater, ich das Kind,
Meinem Vater folg’ ich blind.

Ich bins so gewohnt von Langem,
Unverrückt an ihm zu hangen.
Wo ich bin, da ist auch er,
Wenn es auch bei’m Teufel wär’.

Toben Stürme, Unglücks-Wellen,
Wenn die Feinde noch so bellen,
Bin ich ruhig, denn mein Gott
Half mir noch aus aller Noth.

Und wenn auch die Noth am größten,
Eben recht, so dient’s am besten:
Wenn die Wege wunderlich,
Gehn sie immer seliglich.

Wenn du willst an Ihm verzagen,
Dich mit eitlen Sorgen plagen,
Ei so sag’ nicht, daß du bist
Gotteskind, ein wahrer Christ.[12]

Der aus Nichts die Welten machte
Unser Gott im Himmel sagte:
Ruf’ mich an, so führ’ ich dich,
Helf’ dir, und errette dich.

Gott hat Jesum uns gegeben,
Daß wir möchten durch Ihn leben:
Jesum, Seinen lieben Sohn,
Sandte Er vom Himmelsthron.

Er ist unser Fürst geworden,
Er soll helfen aller Orten,
Denen, die sich Seiner freu’n,
Und ihr Herz der Liebe weih’n.

Wird denn Der dich lassen sterben,
Der dich hat gesetzt zum Erben?
Der für dich geschmeckt den Tod?
Gott bleibt immer Gott, dein Gott!

Hoffe nun, steh’ fest im Glauben,
Laß dir nichts die Hoffnung rauben;
Ließe dich dein Fürst in Noth,
Würd’ Er selbst der Feinde Spott.

 

 
Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)
Cover

 

De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. Zie ook alle tags voor Fatos Kongoli op dit blog.

Uit: The Loser (Vertaald door Robert Elsie en Janice Mathie-Heck)

“All of a sudden I turned and bolted. Vilma stood there at the fence with Max. Years later, she reminded me of the scene. ‘You were so strange, the way you stared at me, looking right into my eyes! I went back to the stairs with Max and pretended I was reading, but actually I was waiting for you to come back and stare into my eyes again. No boy had ever looked at me that way and I didn’t understand what it was that made me wait for you. I never stopped believing that you’d reappear at the fence one day, even later when you were going to university and rumours had spread in town that you were having an affair with a widow. But you never turned up. I waited for you, even though you poisoned my Max. I cried for him as I would have for a brother. And yet, I waited for you, though I was convinced you’d never come back.’
From the moment I started to run, I was convinced, too, that I wouldn’t go back. When Vilma picked Max up and started to talk to me, I knew that if I stayed any longer, I wouldn’t be able to take revenge at all. I don’t know how to explain it properly, but I felt that if I hung around near Vilma, listening to her voice, looking into her eyes and watching her pet the dog, I wouldn’t feel up to poisoning Max. And if I didn’t poison Max, Vilma wouldn’t cry. And if Vilma didn’t cry, Xhoda wouldn’t lose his mind.
Max had a painful but quick end. Before we committed the crime, Sherif asked me to find out what food the dog preferred. With some trouble, I found out from a boy who used to visit Vilma quite often – they were cousins – that Max loved fried liver, preferably lamb. I got some. Without his father noticing, Sherif mixed it with the poison used to exterminate wild dogs. We did away with Max one afternoon while Vilma was taking him out for a walk, as she often did, to the edge of town where the fields start.”

 

 
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

Castanea sativa

Hij, die als vreemdeling hier binnenkwam
Als gast in dit ons koude Nederland
Uit streken rond de Middellandse Zee –
Die zich gehandhaafd heeft in weer en wind

Die eeuwen overziet – een fiere stam
Zijn rechte rug – hij werpt met gulle hand
Zijn bitterzoete vruchten naar beneê
Een herfstgeschenk voor wie zijn bolsters vindt

Die aangeplant door Kelten en Romeinen
Gekweekt voor hongerige legioenen
Soms stil verlangt naar Griekenland of Spanje –

Hij kwam en bleef om nooit meer te verdwijnen
Een allochtoon met wortels in zijn schoenen
Wel tam, maar trots en trouw; hij heet kastanje

 

De expositie
Sonsbeek 2008

Kijk, een tuinhuis waaruit harken, schoffels, spades, schepjes groeien
En waar binnenin de mooiste roze woekerschimmels bloeien
En wie ligt daar voor de Villa blinkend in het licht te zonnen?
’t Is de vadsig luie koning starend naar wat lome koeien

Als een luchtschip hangt organisch in het bos een tros ballonnen
Oude flessendoppen zijn tot rododendrondek gesponnen
En de Afrikaanse grijsaards zien hoe wij met afval knoeien
Waaruit zij zijn opgetrokken: roestig wijze dorpsbaronnen

Sonsbeek voert ons naar de wortels van ons alledagstheater
Waarin alles wat van waarde is, verzand lijkt in de sleur
Brengt ons weer naar de essentie tussen bomen, gras en water

Sonsbeek trekt in ons verstarde denken, voelen, zien een scheur:
Waar je loopt en om je heenkijkt, tot in elke uithoek staat er
Iets wat aanzet tot gepeinzen, tot verrukking en grandeur

 

Uit: Momenten

1966

Er trouwde iemand met een Duitse man
En in de hoofdstad brak het oproer uit
Een rookbom legde alle vreugde lam

Het was misschien wel zielig voor de bruid
Maar Nieuwe Tijden hè, dat krijg je dan
De hippies bleven slapen op de Dam

We waren hoopvol, opgetogen, blij
De jaren vijftig waren echt voorbij

Het rook naar anarchie, verlossing, mei
Kabouters preekten stoned de revolutie
Van flower power, hasj en popmuziek

Van afbraak van haast elke institutie –
Aquarius breekt aan en maakt ons vrij –
Maar toch werd Van het Reve katholiek


Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár”

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Winterpark

Je ademt witte wolken uit
Het park spreidt als een winterbruid
Nog blinkend, haast onaangeraakt

Een wereld van gedempt geluid
Waarin je voetstap knisperkraakt
Waarin je kinderziel ontwaakt

Je weet dat het niet duren zal:
(Als al het ongerepte schoons)
Straks vliedt als water naar het dal
Wat uit de lucht viel als kristal

De wereld kreeg iets ongewoons
De vaders werden weer als zoons
Dit moest de sneeuw zijn van hun jeugd
O winterpark, o kindervreugd…

 

De cederallee

Zo moet het zijn: het tedere geweld
Van ceders in september, kopergroen
Als wachters in gelid, die heel het bos
Behoeden voor wat schuilt en spiedt en dreigt

Maar beuken zijn het: neigend naar het veld
En reikend naar de lucht, een legioen
Van overmoed dat zonder blik of blos
Ons voorhoudt dat het eeuwen overstijgt

En in oktobers late middagzon
Valt stofgoud van de droge bladerdos

November waait de eerste takken los
Het leven wijkt nu met de lichtval mee

Dan wordt voltooid wat eens als feest begon
Verloochend in een herfstige allee

 

Uit: Momenten

1957

Vijfhonderd meter was het hemelsbreed
Een handkar was voldoende voor het huisraad
En jij mocht zittend mee, wat zat je plat

Fijn bonkend op de bodem met je gat
Een kind van drie dat naar een ander huis gaat
En de gemeentegrens zelfs overschreed

’t Was net iets groter; ’t lag er bijna naast
’t Was meer verplaatsen dan verhuizen haast

Maar Barneveld werd Apeldoorn die zomer
Je weet nog dat het warm was: almaar lomer
Werd ieder ritje hotsend uitgezeten

Ook wees men naar de hemel, stomverbaasd
Om wat je later nooit meer zou vergeten:
Zo’n Sputnik was wel kostje voor een dromer…

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár”

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Jakob Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Uit: Momenten

1960

Je ging er eerst eens met je vader kijken
Naar het gebouw en naar de weg erheen
Je moest per slot maar zien dat je er kwam

Je kreeg een tas, wat geld, een boterham
Je was pas zes, moest haasten, mocht niet wijken
Een hele tippel voor een kind alleen

Je stapte uit de bus en koos je pad
Je wandelde parmantig door de stad

Het leek haast of het vanzelfsprekend was –
Maar eenzaam was het, en een bange reis
De wereld zou nog lang je vijand blijven

Je zou bij juffrouw Broenink leren schrijven
Gekortwiekt keurig zittend in de klas
Voorgoed verdreven uit het paradijs

 

Uit: Portretsonnetten

2
Hij voelt zich als een lang vergeten jas
Die aan een lege kapstok bleef, alleen
Steeds meer alleen en zelden nog eens beet
Bij ’t sluitingsuur van deez’ of gene tent

De jeugd werd almaar jonger om hem heen
En hij steeds meer een afgeleefd karkas

Hij heeft de barricaden nog gekend
Hij stond er bovenop destijds en streed
De goede strijd; er bleef hem bijna geen
Die weet wat vechten voor je rechten was

Hij rolt er nog maar een en kijkt absent
Met lege ogen naar het volle glas

Ze zeggen, op den duur, dat alles went
Zelfs hangen ja, wanneer je dat maar weet

 

4

Hij neemt nog steeds haar foto met zich mee
En telkens weer als hij zijn portemonnee
Gebruikt, kijkt zij hem stralend lachend aan:
Beschermengel en eeuwig goede fee

En thuis ziet hij haar oude spullen staan
Hij heeft er nog niet dát van weggedaan
Nog steeds dezelfde bril op de wc
Dat geeft een warm gevoel bij ’t zitten gaan

Zijn vrienden zeggen: “Zet haar van je af
’t Is ongezond, het leven gaat toch door?”
En dat is waar, maar staat hij bij haar graf
Dan klinkt haar stem weer dwingend in zijn oor:

“Mijn jongen laat zijn moeder niet alleen”
Blijf mij nabij staat smekend op haar steen

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
Hier met Robert Long (links), eind jaren 1990

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Jakob Lenz, Fatos Kongoli”

David Mitchell

De Britse schrijver David Mitchell werd geboren in Southport op 12 januari 1969. Mitchell groeide op in Malvern (Worcestershire) als kind van twee als kunstenaar werkende ouders. Al vroeg las hij veel en hij was vooral dol op avontuurlijke verhalen. Op 18-jarige leeftijd ondernam hij met een vriend een reis door India en Nepal. Hij studeerde vervolgens aan de Universiteit van Kent in Canterbury Engels en Amerikaanse literatuur en studeerde af met een MA in Vergelijkende Literatuurwetenschap. Daarna bracht Mitchell een vormend jaar als leraar Engels op Sicilië door en verhuisde vervolgens naar Japan, waar hij zes jaar aan de Universiteit van Hiroshima doceerde. In 2007 stond hij op de lijst van 100 invloedrijkste personen van het Amerikaanse opinieblad Time. Zijn debuutroman “Ghostwritten” (Geschreven door de geesten, 1999) kreeg veel lovende kritieken. Hij ontving hiervoor de Llewellyn Rhys-prijs. Er zijn negen verhaallijnen, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, maar subtiel met elkaar in verband staan. Ze hebben steeds een andere ik-figuur en spelen zich over de hele wereld af, zoals Tokyo, Mongolië, St. Petersburg en Londen. In 2001 werd zijn roman “number9dream” (Droom Nummer 9) genomineerd voor de Booker Prize of Fiction. Deze roman gaat over een Japanse jongen op zoek naar zijn vader. “Cloud Atlas” (Wolkenatlas) bevat, net als zijn debuutroman, weer een aantal verschillende verhaallijnen in zeer uiteenlopende schrijfstijlen. Elk van de verhalen wordt halverwege abrupt beëindigd. Het volgende verhaal bevat een verwijzing naar het vorige. Na het zesde verhaal worden de verschillende lijnen weer in teruglopende volgorde verteld. Wolkenatlas was de gedoodverfde winnaar van de Man Booker Prize 2004, maar won deze niet. Wolkenatlas is Mitchells grootste bestseller en kwam onder de originele Engelstalige titel in 2012 als bioscoopfilm uit. In “Black Swan Green” (Dertien) wijkt Mitchell af van zijn mozaïekachtige schrijfstijl: het is een rechttoe-rechtaan vertelling van een jaar uit het leven van een dertienjarige jongen met een spraakgebrek op het Engelse platteland in de jaren 1980. In zijn in 2010 verschenen roman “The Thousand Autumns of Jacob de Zoet” (vertaald als: ‘De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet’) brak Mitchell wellicht pas echt door in Nederland. In september 2014 verscheen “The Bone Clocks”. (Tijdmeters).

Uit: Ghostwritten

“Who was blowing on the nape of my neck?
I swung around. The tinted glass doors hissed shut. The light was bright. Synthetic ferns swayed, very gently, up and down the empty lobby. Nothing moved in the sun-smacked car park. Beyond, a row of palm trees and the deep sky.
“Sir?”
I swung around. The receptionist was still waiting, offering me her pen, her smile as ironed as her uniform. I saw the pores beneath her make-up, and heard the silence beneath the muzak, and the rushing beneath the silence.
“Kobayashi. I called from the airport, a while ago. To reserve a room.” Pinpricking in the palms of my hands. Little thorns.
“Ah, yes, Mr. Kobayashi. . .” So what if she didn’t believe me? The unclean check into hotels under false names all the time. To fornicate, with strangers. “If I could just ask you to fill in your name and address here, sir … and your profession?”
I showed her my bandaged hand. “I’m afraid you’ll have to fill the form in for me.”
“Certainly … My, how did that happen?”
“A door closed on it.”
She winced sympathetically, and turned the form around. “Your profession, Mr. Kobayashi?”
“I’m a software engineer. I develop products for different companies, on a contract-by-contract basis.”
She frowned. I wasn’t fitting her form. “I see, no company as such, then . . .”
“Let’s use the company I’m working with at the moment.” Easy. The Fellowship’s technology division will arrange corroboration.
“Fine, Mr. Kobayashi…Welcome to the Okinawa Garden Hotel.”
“Thank you.”
“Are you visiting Okinawa for business or for sightseeing, Mr. Kobayashi?”
Was there something quizzical in her smile? Suspicion in her face?
“Partly business, partly sightseeing. “I deployed my alpha control voice.“

 

 
 David Mitchell (Southport, 12 januari 1969)