Claire Polders

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Claire Polders in Gouda in 1976. Polders studeerde Letteren (1994–2001) aan de Universiteit van Tilburg en Wijsbegeerte (1995-2001) aan de Universiteiten van Tilburg en Amsterdam. In 2000 studeerde ze ook nog een half jaar aan de Sorbonne in Parijs. Haar eindscriptie droeg de titel ‘Auschwitz als Gorgon, de Holocaust in filosofie en literatuur’. Ze publiceerde geregeld gedichten, essays en verhalen in verschillende tijdschriften zoals faculteits- en universiteitsbladen, HP/De Tijd, Literatuur zonder Leeftijd en Filosofie Magazine. Haar debuutroman ‘De onfeilbare’ (2005) vertelt het verhaal van twee jonge vrouwen die zichzelf verliezen en vinden in diepgaande vriendschap. Een jaar later verscheen haar tweede roman ‘De verdwijning van Eva Zomers’ In september 2006 verscheen het korte verhaal ‘Hoe de muur onder mijn handen verkruimelde’ in de bundel 25 onder de 35, verhalen van jonge, veelbelovende schrijvers, samengesteld door Said El Haji en Annelies Verbeke..In april 2007 verscheen het korte verhaal ‘De vermenigvuldiging van Valerie’ in de bundel De Verleiding, samengesteld door de Writers on Heels Susan Smit en Siska Mulder. In 2009 verscheen haar derde roman “Salto Mortale”. Nummer vier “Eeuwige Kermis” volgde in 2012.

Uit: Eeuwige Kermis

“Julia stond op de drempel en spiedde de kajuit in. Daar lag haar vader, de man die nog weken, wellicht maanden, hooguit een jaar had. Van hem moest ze afscheid nemen, maar wie was hij eigenlijk? Gisteren had Troy haar in een sms een vraag gesteld die haar bij gebrek aan een bevredigend antwoord was blijven achtervolgen: ‘Wat voor man is Hans Hollander?’
Wanneer ze aan haar vader dacht, zag ze hem in actie; op zijn jacht met de schoot in zijn hand, achter een bankschroef in zijn klushok, aan de keukenbar met een enorme wokpan voor zich. Of ze herinnerde zich de vage anekdotes van vóór haar tijd; het verhaal van de kerkklok en de transformatie tot havenmeester. Wanneer ze op zijn karakter inzoomde, zag ze enkel een potloodschets. ‘Hij is vriendelijk en vol humor’, had ze geschreven en Troy had geantwoord: ‘Alsof je mijn buurman beschrijft.’
Het was waar. Als kind had ze haar vader voor lief genomen en als volwassene had ze geen moeite gedaan om uit te vinden wie hij was. Wat waren zijn nachtmerries, zijn geluksmomenten, zijn gênantste dieptepunten? Was het te laat om hem alsnog te leren kennen?
Aarzelend liep ze op het bed toe waar hij lag te dommelen en vlijde zich naast hem neer. Ze ging in zijn arm liggen. Niet in zijn armen, want in de linker zat het infuus. Haar wang raakte zijn schouder zonder dat ze het gewicht van haar hoofd op zijn botten liet rusten. Haar hoofd was veel te zwaar voor zijn broze gestel.
‘Hang niet zo aan hem’, had Vicki ooit gezegd. De oudere kinderen mochten hun vaders rug niet belasten, want die rug moest ook het jongste kind nog dragen wanneer dat groter werd.
‘Waarom dring je je telkens tussen hen in? Laat Julius ook eens naast je vader staan.’ Dat was een andere opmerking geweest die Julia nooit was vergeten. Het ging over de slagorde waarin ze tijdens de afwas de borden droogden. Wat een onschuldige gewoonte leek werd als egoïsme veroordeeld.
‘Vind je niet dat je daar nu te oud voor bent?’ Nee, dat vond Julia niet, want zij had het boekje over correct gedrag waaruit deze regel afkomstig moest zijn, nooit gelezen. Als ze had geweten dat meisjes van tien tijdens een spannende film niet op hun vaders schoot behoren te kruipen, had ze zich vast wel ingehouden. Wanneer de boot bij harde wind schuin ging, verborg Julia zich voortaan in de punt.
Maar nu lag ze daar dus, licht euforisch dat ze dit had gedurfd, met haar wang op de schouder van haar vader en haar neus op zijn huid, om te wennen aan zijn nieuwe geur waarin ze nu toch ook iets vertrouwds ontwaarde. En de stervende maakte het haar gemakkelijk door te blijven dommelen, of te doen alsof.”

 
Claire Polders (Gouda, 1976)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *