Coen Peppelenbos, Cynthia Mc Leod, Oek de Jong, Matthieu Gosztola, Charles Frazier, Gabriel Loidolt

De Nederlandse dichter en schrijver Coen Peppelenbos werd geboren in Raalte op 4 oktober 1964. Zie ook alle tags voor Coen Peppelenbos op dit blog.

Louis Couperus spreekt Gronings

Vriend Jaap voerde mij pepermuntjes
tijdens de rijtoer naar Paterswolde
opdat mijn Hollands-hoge stem
die avond, met affectie,
ritmisch huppelende dactyli zou zingen.

Ja, de boerse noordelingen, inboorlingen
met begrensde spreekstemmen staan versteld
van klankbevleugelde woordreeksen.

In hare drom’n, hare vizioen’n
lat’n zien en doen smacht’n

O vriend Jaap, dank voor de witte rozen,
dat ik nog eens in je tent kom overzomeren
te Terschelling, om de omelet te proeven
die je zo goed weet te bereiden.

 

Dijklichamen

De lijken liggen op Deltahoogte.
Het nageslacht trok het land in,
was de golven voor.

De namen op de stenen zijn
bijna verdwenen in zoutbeslag en regen
die familie Toxopeus wist wat sterven was.
Deze botten houden de dijk op orde
kraakbeen en knekelwering.

Ze liggen daar maar open en bloot,
missen de schaduw van de kerk
als schapen in de zomer de bomen.
Pak het zand vast, dijklichamen
en houd de zondvloed tegen.

 
Coen Peppelenbos (Raalte, 4 oktober 1964)

 

De Surinaamse schrijfster Cynthia Henri McLeod werd geboren op 4 oktober 1936 in Paramaribo als Cynthia Ferrier. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Cynthia McLeod op dit blog.

Uit: Hoe duur was de suiker?

“Totdat in 1754 de 12-jarige 2e zoon Jonathan overleed. Zo’n klein ongelukje maar, in de voet gestoken door een scherpe puntige stok, maar het werd iets heel ergs en Jonathan stierf. En grootmama Fernandez kon beweren dat ze altijd wel gedacht had dat zoiets zou gebeuren. De kinderen werden immers opgevoed door slavinnen, renden op blote voeten over ’t erf, speelden in kreekjes, klommen in bomen, kortom gedroegen zich helemaal niet zoals het keurige blanke plantagekinderen betaamt. Maar ja, je kon niet anders verwachten als slavinnen het voor ’t zeggen hadden. Wat wisten die nu van hoe ’t hoorde. Dat Levi’s zoon overleed was dus eigenlijk zijn eigen schuld.

 
Scene uit de film uit 2013

Was vader Levi gezwicht voor al deze verwijten? Had hij misschien werkelijk schuldgevoelens? In ieder geval, enkele maanden na Jonathan’s overlijden, huwde hij toch met Rachaël, de vrouw met wie hij 15 jaar eerder had moeten trouwen en die nu zelf al 5 jaar de weduwe Aäharon was en drie dochters had. Zo verhuisden tante Rachaël met dochters, Esther, Rebecca en Sarith naar plantage Hébron. Sarith en Elza waren ongeveer even oud en het was voor de 7-jarige dochter des huizes geweldig dat er een leeftijdgenootje in huis kwam. En nu kon Elza zich bijna niet meer de tijd herinneren dat ze zonder Sarith was geweest.
Elza keek uit het raam en snoof de frisse morgenlucht op. Wat zag alles er nu nog mooi en fris uit van de dauw. Over een paar uur zou het stoffig zijn; het was droge tijd, al ruim 3 weken had het niet geregend. Gelukkig was het gazon nog helemaal groen; dat bleef altijd zo, want kijk, daar had je de oude slaaf Kwasi al die met emmers en gieters het gazon ging begieten. Hij liep naar de steiger, waar hij de emmer in de rivier liet vallen om vervolgens de gieters te vullen. Elza draaide zich om en riep zachtjes ‘Sarith, Sarith ben je al wakker?’ ‘Hmm, nee, ja, ach toe Elza laat me nog even slapen’, kwam de stem van Sarith vanuit een bed aan de andere kant van de kamer, en Sarith draaide zich om zodat ze nu met de rug naar Elza lag, en ze trok het laken over haar hoofd.”

 
Cynthia McLeod (Paramaribo, 4 oktober 1936)

 

De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Oek de Jong op dit blog.

Uit: Een rij handkarren

“Het water van de gracht is glad. Het weerspiegelt de huizen, een schuit die er ligt afgemeerd. Er drijft rommel in, papier – en zelfs dat afval zou je van dichtbij willen zien, gefotografeerd: de doorweektheid van het papier, een oude krant, opschriften, vlekken, de sporen van wat dan ook. Werden de grachten toen al gespuid? Het zal wel. Maar die nachtelijke stroming is voorbij. Roerloos drijft het afval in dat water vol weerspiegeling. Het water stinkt. Er hangt een putlucht tussen de huizen. Breitner kan het ruiken.
De kade ligt nog in de schaduw. Aan de rand van het water staat een rij handkarren, wachtend op de mannen die ze straks over de kasseien zullen duwen, beladen met zakken aardappelen of manden met groenten die op een standplaats in de jodenbuurt worden verkocht. Voor die karren kwam hij. Zij maken het beeld: die karren, in ruststand, vlak naast het water. Stille getuigen zou je ze kunnen noemen. Elke avond worden ze daar neergezet, door die en die, mannen die elkaar van gezicht wel kennen, en vroeg in de ochtend worden ze opgehaald. Het ijzerbeslag van de wielen ratelt dan weer over de kasseien.
Verschillende typen karren zijn er te onderscheiden. Breitner ziet dat ook wel, maar hij staat er niet bij stil, zo gewoon is het. Maar ik zie het nu door mijn Itoya pocketlens en verheug mij in het opmerken van die verschillen en vind het mooi dat karren van hetzelfde type in elkaar geschoven zijn, als een stel. Karren met een bodem van planken zie ik en karren die slechts een paar latten als bodem hebben, ongetwijfeld om ze lichter te maken voor de duwende mannen. En terwijl ik door mijn pocketlens kijk, herinner ik me, of meen ik me te herinneren, dat ik dat in mijn plattelandse kinderjaren nog heb gezien: een trekhond, een hond die onder zo’n handkar meeliep als trekdier, in een leren tuig, schuw, uiterlijk gedwee; en er schiet me te binnen dat je een honderd jaar geleden in Amsterdam kerels had die in de winter een paar centen verdienden door karren tegen de beijzelde en spiegelgladde bruggen op te slepen. Duizenden karren waren er in de stad en duizenden koetsen en geen spaan is er van over.”

 
Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)

 

De Franse dichter en schrijver Matthieu Gosztola werd geboren op 4 oktober 1981 in Le Mans (Sarthe). Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en alle tags voor Matthieu Gosztola op dit blog.

Uit: Recueil des caresses échangées entre Camille Claudel et Auguste Rodin

Il y avait toi et rien ne manquait
Il y avait même beaucoup plus

Il restait quelque chose
Quand tu n’étais pas là

Le mercure sous la main

*

Te prendre la main
Apportait une terrasse
Aux lieux
Où nous étions

*

Quand nos caresses se regardaient dans un miroir
C’était toujours toi qu’elles voyaient

Personne
Ne pouvait apparaître davantage

*

Les caresses nous prennent la bouche et les mains
Pour parler

Les caresses nous enlèvent
Puis nous reposent sur le lit

Portés par nos caresses
Nos visages nous deviennent familiers

Nos caresses sont des voleurs de menthe

 
Matthieu Gosztola (Le Mans, 4 oktober 1981)
In 2008

 

De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 oktober 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en alle tags voor Charles Frazier op dit blog.

Uit: Thirteen Moons

“The gist of the story is that even when all else is lost and gone forever, there is yearning. One of the few welcome lessons age teaches is that only desire trumps time.
A bedtime drink would be helpful. At some point in life, everybody needs medication to get by. A little something to ease the pain, smooth the path forward. But my doctor prohibits liquor, and so my own home has become as strict as if it were run by hard-shell Baptists. Memory is about the only intoxicant left.
I read on into the night until the house falls quiet. Lancelot is hopeless. I am dream-stricken to think he will ever choose better.
At some point, I put the book down and hold my right palm to the light. The silver scar running diagonal across all the deep lines seems to itch, but scratching does not help.
Late in the night, the door opens again. Scalding metallic light pours in from the hallway. May enters and walks to my bed. Her skin is the color of tanned deerhide, a mixture of several bloods—white and red and black—complex enough to confound those legislators who insist on naming every shade down to the thirty-second fraction. Whatever the precise formula is for May, it worked out beautifully. She’s too pretty to be real.
I knew her grandfather back in slavery days.
Knew him and also owned him, if I’m to tell the truth. I still wonder why he didn’t cut my throat some night while I was asleep. I’d have had it coming. All us big men would have. But through some unaccountable generosity, May is as kind and protective as her grandfather was.
May takes the book as from a sleepy child, flaps it face down on the nightstand, blows out the candle with a moist breath, full lips pursed and shaped like a bow.
I hear a hint of rattle in the lungs as the breath expires. I worry for her, though my doctor says she is fine. Consumption, though, is a long way to die. I’ve seen it happen more than once. May steps back to the door and is a black spirit shape against the light, like a messenger in a significant dream.
—Sleep, Colonel. You’ve read late.”

 
Charles Frazier (Asheville, 4 oktober 1950)

 

De Oostenrijkse schrijver Gabriel Loidolt werd geboren op 4 oktober 1953 in Eibiswald. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gabriel Loidolt op dit blog.

Uit: Yakuza

„Ich öffnete das Kuvert und zog eine Karte heraus: Darauf stand in energischer, aber seltsam ungelenker Schrift, ich möge ihr bitte einen Termin reservieren und sie so bald wie möglich anrufen – beigelegt war der Scheck einer Schweizer Bank, gedacht als Vorschuss.
So viel Geld verdiente der Kellner mit dem Bürsten- schnitt in drei Monaten samt Trinkgeld nicht.
Ich trank bald aus und nahm meinen Staubmantel vom Garderobehaken.
Eine Studentin, die Feldforschung betrieb?
Eine Reporterin mit versteckter Kamera?
Eine Verrückte?
Der Scheck sprach dagegen.
In letzter Zeit, so schien mir, begegnete man immer häufiger Menschen, die sich seltsam benahmen: In Amerika sollten drei Millionen durch das Land irren, weil die psychiatrischen Anstalten aus allen Nähten platzten, niemand kümmerte sich um sie. Wieder andere, sogar in meinem kleinen Land, führten sich geradezu toll auf, bloß um für eine Minute ihres Lebens ein Star zu sein – selbst Frauen im Großmutteralter scheuten sich nicht, im Bikini vor eine Fernsehkamera zu treten und sich als geile Faltenoma mit Hängebauch, Hängebrüsten und Krampfadern zu präsentieren. Und wenn das Publikum klatschte und pfiff, ja raste, überfielen mich Ekel und Traurigkeit.“

 
Gabriel Loidolt (Eibiswald, 4 oktober 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.