Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg, een dorpje vlakbij Roermond in Nederland. Samen met haar drie broers kreeg zij een katholieke opvoeding. Ze was als kind onder de indruk van de kerk en het geloof en wilde graag priester worden. Toen haar duidelijk werd dat dit voor een meisje onmogelijk is, stelde ze haar ambitie bij tot non. Na de lagere school bezocht Connie Palmen de plaatselijke MAVO, waar haar schoolprestaties aanvankelijk tegenvallen. Zij trok zich echter op aan haar leraar Nederlands, die zich voor haar interesseerde en ontdekte dat ze slecht presteerde uit verveling: haar IQ bleek duizelingwekkend hoog. Na de MAVO ging ze naar de Pedagogische Academie in Roermond, waar ze tegelijkertijd haar HAVO diploma kon halen. In 1978 verliet ze Limburg om in Amsterdam Nederlands te gaan studeren. Ze nam filosofie als bijvak, maar werd daar zo door gegrepen dat ze besloot in beide studierichtingen af te studeren. In 1986 rondde zij haar studie Nederlands cum laude af met een scriptie over het boek In Nederland van Cees Nooteboom, getiteld Het ritueel van de tekst. Twee jaar later, in 1988, studeerde ze af in de filosofie met een scriptie getiteld Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates over de relatie tussen de taal en de werkelijkheid. Deze scriptie werd in 1992, nadat zij al als romanschrijver was gedebuteerd, in aangepaste vorm gepubliceerd. In 1991 verscheen haar eerste roman De Wetten. Twee weken voor de publicatie van haar tweede roman De Vriendschap in februari 1995 overleed haar partner Ischa Meijer plotseling op tweeënvijftigjarige leeftijd. Vanwege zijn dood werd de promotiecampagne voor het boek afgeblazen, maar de verkoopcijfers waren er niet minder om. Ook deze roman werd een bestseller en ontving in het najaar van 1995 zelfs de prestigieuze AKO Literatuurprijs. De daaropvolgende twee romans, I.M. (1998) en Geheel de uwe (2002), gaan beide over het leven en de dood van haar grote liefde. I.M. gaat op sterk autobiografische wijze in op de gebeurtenissen en Geheel de uwe op een meer abstracte, geobjectiveerde manier.
Uit: De Wetten
“Het is een zondagmiddag in maart 1983 wanneer ik aanbel bij Clemens Brandt. De map met papieren druk ik hard tegen mijn flanken. Het is te laat om nog een variant te bedenken op de afgezaagde begroetingszin die ik voor mijzelf blijf repeteren. Ik kan moeilijk tegen hem zeggen dat de wereld op een elegante manier voor mij klopt, omdat het vandaag een zondag is en hij een priester en zij bij elkaar horen, dat ik, nu ik hier eenmaal beland ben, geen andere dag had kunnen bedenken om hem te ontmoeten.
Nadat ik de belknop ingedrukt heb, veeg ik mijn rechterhand af aan mijn rok en probeer haar zo lang mogelijk droog te houden.
Brandt is beroemd. Dat hij ook nog ooit tot priester gewijd is, ontdekte ik pas toen ik eenmaal een afspraak met hem gemaakt had en het enige boek dat ik nog niet van hem gelezen had, haastig bij de bibliotheek leende. Het was zijn eerste boek, de publikatie van zijn proefschrift. In zijn latere boeken werd in de biografie nooit gewag gemaakt van een priesterschap.
Schrijver en priester kon ik niet combineren. Een priester was ik in geen jaren tegengekomen, het beeld wat ik ervan had was eenzaam ingekleurd door de pastoor uit mijn geboortedorp”.
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)
Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 als oudste zoon van een gereformeerde tuinder. Hij bezocht het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen, en studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij in 1978 promoveerde op het proefschrift A study of a short term behaviour cycle. Hij werkte daarna als etholoog. Overige wetenschappelijke publicaties: Ratten (1973), De stekelbaars (studie, 1978).
Als schrijver debuteert hij in 1971 onder het doorzichtige pseudoniem Martin Hart met Stenen voor een ransuil. Zijn doorbraak komt in 1978 met de roman Een vlucht regenwulpen. Veel werken verhalen over zijn jeugd in christelijk Maassluis – in het bijzonder de gereformeerde zuil -, zijn ervaringen als bioloog en zijn voorliefde voor klassieke muziek, literatuur en zijn onafhankelijke geest. ’t Hart bedient zich vaker van polemiek, onder meer tegen de feministische beweging (bijvoorbeeld in De vrouw bestaat niet) en literatuurrecensenten (zoals in De som van misverstanden). Hij kan hierin buitengewoon fel betogen.In 1991 baarde ’t Hart veel opzien door op het Boekenbal uit de kast te komen als travestiet.
Uit: S. Vestdijk 1898-1971
“Naast het identificatie-motief speelt bij Vestdijk ook altijd de, zoals hij het noemt ‘liefdeshouding’ een grote rol. Die liefdeshouding omschreef hij in een essay over Rilke als ‘het op oneindige afstand plaatsen van het geliefde object en een daarmee gepaard gaande objectivatie van de liefde zelf tot een gericht verlangen, dat in beginsel niet meer te bevredigen, zelfs niet te beantwoorden is.’
Als belangrijk neven-motief laat zich nog noemen dat van het verraad en de daarmee gepaard gaande wraak. Als Vestdijk ten aanzien van Wuthering Heights (1847) van Emily Brontë erover spreekt dat het boek laat zien ‘hoe de wraak zichzelf opheft en de wreker verteert, – maar daarnaast laat het ook de onmogeli
jkheid van de liefde zien, de zelfopheffing daarvan’ dan typeert hij daarmee vooral zijn eigen werk, waarin vaak Op afbetaling (1952) wraak wordt genomen.
Dit alles geldt voor alle typen romans die Vestdijk geschreven heeft. Of het nu gaat om zijn historische romans, zijn autobiografische romans of zijn contemporaine romans, deze aspecten zal men er steeds in terugvinden. Daarnaast vindt men in de historische romans steevast een evocatie van een bepaald tijdperk in het verleden, bijvoorbeeld het oude Griekenland in de Griekse romans, de sfeer tijdens het Twaalfjarig Bestand in Nederland tijdens de Tachtigjarige Oorlog (De vuuraanbidders, 1947), de magische sfeer in Ierland in de Ierse romans (Iersche nachten, 1946 en De vijf roeiers, 1951). Wellicht heeft Vestdijk in elk tijdvak van de geschiedenis na ± 500 v. Chr. een roman willen situeren. Zover is het niet gekomen, maar opvallend is wel dat elke historische roman een ander stukje geschiedenis behandelt.”
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)
De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu in een rijke familie als Li Fugan. Hij studeerde in de jaren twintig van de vorige eeuw in Frankrijk. Na de communistische revolutie van 1949 werd hij populair bij de machthebbers omdat hij het oude China zo fel bekritiseerde. Tijdens de Culturele Revolutie viel hij in ongenade omdat hij contrarevolutionair zou zijn. In 1977 werd hij in ere hersteld. In 1981 werd hij voorzitter van de Chinese schrijversvereniging. In 2003 kreeg hij de titel ‘Volksschrijver’ In zijn boeken en verhalen bekritiseerde Ba Jin de traditionele Chinese maatschappij, waar ouders voor kinderen beslisten en waar geen plaats was voor individualisme of vrije keuze.Tot zijn belangrijkste werken worden ‘Familie’, ‘Lente’ en ‘Herfst’ gerekend, semi-autobiografische romans die in de jaren dertig van de vorige eeuw verschenen. De romans waren niet alleen toen erg populair in China. Zij worden beschouwd als klassiekers en zij worden nog steeds gelezen, niet alleen in China, maar ook door in het buitenland levende Chinezen. Andere belangrijke werken van Ba zijn ‘De trilogie van de liefde’, ‘Een droom van de zee’ en ‘Herfst in de lente’.
Uit: When the Snow Melted (vertaling: Tang Sheng)
“A spring breeze ruffled my hair; at the foot of the hills a thaw had set in.
It is usually cold when the snow melts, but today the long-hidden sun finally made an appearance. I put on a coat and started down the hill, bathed in sunlight. Few people used that quiet path, though we were not far from the city and the hill was not high. People here kept to themselves; aside from a trip down for their shopping in the mornings, they had little contact with the outside world. I found life up there pleasantly quiet.
Because of my weak nerves, I could not stand the noise and the bustle of city life and had moved up to the hills two months beforehand. Life was regular: I ate and slept at scheduled times and did nothing all day long. I took solitary walks along mountain paths; I also went down sometimes to visit friends. The utterly tranquil and undisturbed life in the hills gradually restored me to health.
My spirits rose too. I felt a joy in my heart, which seemed filled with love, love for the sun, the snow, the wind and the hills, love for everything around me. It was in this mood that I walked down the snow-covered path dotted with black footprints. Further down the footprints mingled and made dirty little puddles. I picked my way over the thickest snow because I loved the crunching of snow underfoot. With the sunlight pouring down and a breeze in my face I felt that balmy spring was coming to meet me.”
Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)
De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890 uit Russisch-joodse ouders en hij bracht zijn jeugd door in een arme wijk van Londen, Whitechapel. Zijn belezen vader, een aanhanger van Tolstoys pacifistische ideeën, was marskramer en marktkoopman. Toen Rosenberg 14 was, werd hij in de leer gedaan als graveur. Hij experimenteerde met schilder- en dichtkunst. In 1911 kon hij met steun van andere joodse families naar de beroemde Slade School of Art gaan. In 1914, als de oorlog uitbreekt, is Rosenberg in Zuid-Afrika, waar zijn ouders eerst naar toe emigreerden en waar zijn zuster nog woont, vanwege de invloed van het milde klimaat op zijn zwakke gezondheid. Tegen de zin van zijn ouders, neemt hij dienst in 1915 in het Engelse leger. Als een van de redenen van deze voor hem ongewone stap, want hij verafschuwt oorlog, maar hij heeft toch ook het idee dat deze ervaring belangrijk is, geeft hij dat zijn moeder het geld dat hij krijgt (‘separation allowance’) goed kan gebruiken. Omdat hij te klein is voor het gewone leger, wordt hij ingedeeld bij de ‘Bantams’. Op 1 april 1918 sneuvelt hij.
On Receiving News of the War
Snow is a strange white word.
No ice or frost
Has asked of bud or bird
For Winter’s cost.
Yet ice and frost and snow
From earth to sky
This Summer land doth know.
No man knows why.
In all men’s hearts it is.
Some spirit old
Hath turned with malign kiss
Our lives to mould.
Red fangs have torn His face.
God’s blood is shed.
He mourns from His lone place
His children dead.
O! ancient crimson curse!
Corrode, consume.
Give back this universe
Its pristine bloom.
Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret
De Spaanse schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. In 1588 moest hij vluchten wegens een tweegevecht, nam dienst, was aan boord van het schip De Onoverwinnelijke Vloot, werd rijk door zijn toneelwerken, doch ging 1619 uit verdriet over de dood van zijn zoon in een klooster. Hij schreef over de 1800 toneelspelen, waarvan 25 delen bewaard zijn. Hij oefende door zijn stukken een zeer grote invloed in geheel West-Europa. In Nederland het eerst op Rodenburg, die 4 stukken bewerkte en die in zijn eigen werk de Spaanse meester navolgde. Lope de Vega wisselde in zijn stukken het tragische met het komische af; hij is de man van de komische intermezzo’s. Verdere navolging bij Isaac Vos, Asselijn e.a. Hij schreef een werk over de nieuwe toneelkunst, waaruit Rodenburg putte bij het opmaken van zijn Borstweringh.
Waar al wat ik gedacht heb in mijn leven
Waar al wat ik gedacht heb in mijn leven,
Al wat ik heb gewild en nagestreefd,
Slechts luchtkastelen opgeleverd heeft,
Door ijdele verwachting ingegeven,
En waar van alles wat ik heb beleefd
Alleen de tijd die weg is is gebleven,
Blijkt iedere gedachte om het even,
En waan wat mij voor ogen heeft gezweefd.
De dwaze ziel die zich door aardse pracht
En sterfelijke schoonheid liet verblinden
En daar voldoening in te vinden dacht,
Versmacht naar God, en wat zij verder in de
Ontreddering ook naar een rustpunt tracht,
Zij zal haar rust tot zij Hem heeft niet vinden.
Vertaling.: J.P.Rawie
Lope de Vega (25 november 1562 – 27 augustus 1635)
De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Hij is in eigen land nog steeds zeer geliefd en wordt veel gelezen. In tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten wordt Queiroz nog altijd bewonderd. Sommige lezers lezen en herlezen zijn werk voor het mooie taalgebruik, terwijl anderen hem bewonderen als uitstekend verhalenverteller, essayist of brievenschrijver. Eça de Queiroz schreef duidelijk gestructureerde verhalen met een begin en een eind. In zijn studententijd viel hij voor de revolutionaire ideeën, die in zijn tijd opgeld deden. Hij bekritiseerde met anderen de maatschappij en de literatuur van zijn tijd. Omstreeks 1872 trad hij toe tot de consulaire dienst van zijn land, waardoor hij Portugal niet vaak terug zag. Toch wist hij in zijn realistische werk het leven in zijn land uitstekend weer te geven.
De belangrijkste boeken van Eça de Queiroz zijn: “Os Maias“, “A Ilustre Casa de Ramires”, “Contos”, “Notas Contemporáneas” en “Correspondéncia de Fradique Mendes”.
Uit: Die Rose (vertaling: Ulrich Kunzmann)
„Wir sind im Monat Mai – und deshalb sollte man über Rosen reden. Als es in der Dichtkunst wie in einem wohlgeordneten Reich noch Klassen und Regeln gab, war es die ehrwürdige und leichtblütige Zunft der Frühlingspoeten, die in diesen frischen Jugendtagen des Jahres mit freudigem Herzen und beschwingten Versen pünktlich die Ankunft der Rosen feierte.“
Uit : Cartas de Inglaterra
“What a strange people! For them it is a matter of certainty that no one can be moral without reading the Bible; no one can be strong without playing cricket; no one can be a gentleman without being English. And this is what makes them hated. They never blend; they never become un-English … The Englishman falls on foreign ideas and customs as a block of granite falls on water. There he stays, with his Bible, his clubs, his sports, his prejudices, his etiquette, his self-centredness … Even in countries where he has lived for hundreds of years, he is still the foreigner.”
José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 – 16 augustus 1900