Laurence Sterne werd geboren op 24 november 1713 in Clonmel, Tipperary, Ierland. Sterne was de zoon van een onderofficier en bracht zijn jeugd door in verschillende garnizoenssteden. Hij bezocht de school in Halifax, en bleef zonder cent achter toen zijn vader in 1731 in Jamaica overleed. Sternes ouders hadden echter goede connecties en hij kon zich zodoende toch inschrijven aan de Universiteit van Cambridge. Een van zijn vrienden daar was de jonge landeigenaar John Hall-Stevenson, een scherpzinnig man met een voorkeur voor pornografie, die als Eugenius opduikt in Tristram Shandy. Sterne studeerde af in 1737 en werd spoedig daarna praktiserend geestelijke. In 1759 begon hij aan ‘Tristram Shandy’, waarvan hij gedeelten voorlas aan vrienden in het huis van John Hall-Stevenson. De eerste twee delen van dit boek verschenen in York in 1759 en in Londen in 1760, en maakten hem beroemd. Vervolgdelen kwamen uit in 1761, 1762, 1765, en 1767. Door zijn nieuwverworven faam kwam hij in contact met invloedrijke lieden, en via hen verkreeg hij de post van predikant in Coxwold met bijbehorend huis (dat hij Shandy Hall noemde) aan de rand van het dorp in 1760. Hij geraakte hierdoor in een positie waarin hij kon gaan reizen, en dat was ook nodig voor zijn gezondheid: hij was tuberculose-patiënt. Hij verbleef langdurig in Frankrijk en maakte een reis door Italië; van tijd tot tijd ging hij terug naar Coxwold en Londen om aan zijn boeken te werken. Laurence Sterne overleed in Londen op 18 maart 1768.
Uit: TRISTRAM SHANDY
“– WE’LL not stop two moments, my dear Sir, — only, as we have got thro’ these five volumes, (do, Sir, sit down upon a set — they are better than nothing) let us just look back upon the country we have pass’d through. —
— What a wilderness has it been ! and what a mercy that we have not both of us been lost, or devoured by wild beasts, in it.
Did you think the world itself, Sir, had contained such a number of Jack Asses ? — How they view’d and review’d us as we passed over the rivulet at the bottom of that little valley ! — and when we climbed over that hill, and were just getting out of sight — good God ! what a braying did they all set up together !
— Prithee, shepherd ! who keeps all those Jack Asses ? * * *
— Heaven be their comforter — What ! are they never curried ? — Are they never taken in in winter ? — Bray bray — bray. Bray on, — the world is deeply your debtor ; — louder still — that’s nothing ; — in good sooth, you are ill-used : — Was I a Jack Asse, I solemnly declare, I would bray in G-sol-re-ut from morning, even unto night.”
Laurence Sterne (24 november 1713 – 18 maart 1768)
Jules Deelder werd geboren op 24 november 1944 te Rotterdam, in de wijk Overschie. Na de HBS studeerde hij enkele jaren voor de akte Nederlands. Op zijn elfde schreef hij zijn eerste gedicht met de titel ‘Hoort, men werpt een atoombom’ en in 1963 debuteerde hij in een literair tijdschrift met het gedicht “Leert Uw vogels kennen”. Hij werd ontdekt door Simon Vinkenoog (door Deelder steevast aangeduid als “ene Simon V. te A.”) die hem uitnodigde als deelnemer aan een poëzie-manifestatie in het Amsterdamse theater Carré in 1966. Drie jaar later verscheen zijn debuutbundel Gloria Satoria (1969). Diverse bundels volgden, en Deelder ging ook korte verhalen schrijven. In de jaren negentig trad hij veelvuldig op met Herman Brood en met collega-dichter Bart Chabot.
Vroeger of later
Ga je dood
Dat staat als een paal
Boven water
Zo oud als Sparta
Word je nooit
En als je gaat
Is het je tijd geweest
Dat is één ding
Dat zeker is
Zo niet
Ofter een hemel is
Maar álster één is
Dan zal je zien
Dat de Hemelpoort
– Oh brok in ons keel –
Verdacht veel weg heeft
Van Het Kasteel
Voor Ari van Jules Deelder
Lieve Ari / Wees niet bang
De wereld is rond / en dat istie al lang
De mensen zijn goed / de mensen zijn slecht
Maar ze gaan allen / dezelfde weg
Hoe langer je leeft / hoe korter het duurt
Je komt uit het water / en gaat door het vuur
Daarom lieve Ari / Wees niet bang
De wereld draait rond / en dat doettie nog lang
Jules Deelder (Rotterdam, 24 november 1944)
Zij was de schrijfster van klassiekers als “Joop ter Heul” , “Een zomerzotheid” en vele andere verhalen. Cissy van Marxveldt is een pseudoniem van Setske Beek-de Haan. Ze werd geboren in Oranjewoud (Fr.) op 24 november 1889 en overleed te Bussum 31 oktober 1948. Op donderdag 3 februari 1916 trouwde ze met Leo Beek, reserve tweede luitenant bij het 18e regiment infanterie. Later werkte Leo Beek als personeelschef bij De Bijenkorf te Amsterdam. In 1917 kwam haar droom uit: haar eerste boek Game and set! verscheen, een jaar later gevolgd door Het hoogfatsoen van Herr Feuer, over haar Amsterdamse tijd op kantoor met haar Duitse baas). De boeken werden onder de naam Betty Bierema uitgebracht. Hoewel de boeken flopten, benaderde een nieuw tijdschrift voor jongeren haar om een feuilleton te schrijven. Dit deed ze onder de naam Cissy van Marxveldt. Ze schreef de verhalen in de vorm van brieven van een HBS-meisje aan haar vriendin: Joop ter Heul was geboren. Het tijdschrift ging al snel op de fles, maar De Haan ging door met Joop ter Heul; een HBS-meisje zonder zorgen, uit een chic milieu. Haar uitgever had echter geen interesse. Valkhoff & Co uit Amersfoort wilde het wel uitbrengen. In 1919 verscheen ‘De HBS-tijd van Joop ter Heul’. Het was meteen een succes.
Uit: De H.B.S. tijd van Joop ter Heul
Waarom ik nu eigelijk zoo woedend en mopperig ben? Omdat ik niet meer aan Net mag schrijven. Ja natuurlijk, nog wel eens in de zooveel weken, maar niet, zooals we altijd deden, een brief wanneer je er leut in had. Ik moet er ook altijd inloopen. Ik zat op Pa’s kamer geschiedenis te leeren, en ’t verveelde me zoo gruwelijk. Toen dacht ik: ‘Kom, laat ik maar met een brief aan Net beginnen. Daar heb ik wel puf in.’ En ik raakte er zoo vreeselijk in, dat ik Pa niet hoorde binnenkomen. Ik kladde maar door, en toen Pa’s stem opeens mijn nek kietelde, klapte ik dadelijk het geschiedenisboek dicht. De brief was nog nat en het vlekte natuurlijk; ’t gaf een smeerboel. Pa sloeg het boek open, schudde zijn hoofd, en begon er met een radeermesje in te peuteren. Ik zei: ‘Och laat u dat maar, want we hebben allemaal kladpartijen in onze boeken.’ Ik wou niet, dat Pa onnoodige moeite deed. Maar Pa ging er toch mee door, en hij zei: ‘Zit je zoo je geschiedenis te leeren? ’t Is fraai’ – dat is een stop-uitdrukking van Pa, ‘of denk je misschien, dat je er genoeg van kent?’ ‘O hemeltje nee’, zei ik, ‘dat niet, maar ik had zoo’n puf om aan Net te schrijven.’
Cissy van Marxveldt (24 november 1889 – 31 oktober 1948)
De Indiase schrijfster Arundhati Roy werd geboren op 24 november 1961 in Shillong in India en groeide op in Kerala. Zij studeerde af aan de Delhi School of Architecture, maar werd scenarioschrijfster, schreef scripts voor films en voor televisie. Zij woont in Dehli met haar man, de filmmaker Pradeep Kishen. Haar eerste roman.The God of Small Things, uit 1997 won de prestigieuze Booker Prize en werd een internationale best-seller.
Uit: “God of Small Things”
May in Ayemenem is a hot, brooding month. The days are long and humid. The river shrinks and black crows gorge on bright mangoes in still, dust green trees. Red bananas ripen.Jackfruits burst. Dissolute bluebottles hum vacuously in the fruity air. Then they stun themselves against clear windowpanes and die, fatly baffled in the sun. The nights are clear, but suffused with sloth and sullen expectation. But by early June the southwest monsoon breaks and there are three months of wind and water with short spells of sharp, glittering sunshine that thrilled children snatch to play with. The countryside turns an immodest green. Boundaries blur as tapioca fences take root and bloom. Brick walls turn moss green. Pepper vines snake up electric poles. Wild creepers burst through laterite banks and spill across the flooded roads.“
Arundhati Roy (Shillong, 24 november 1961)
Carlo Collodi werd als Carlo Lorenzi op 24 november 1826 in Florence geboren. Zijn vader werkte als kok bij een markies, zijn moeder was afkomstig uit Collodi, een gehucht tussen Florence en Pisa. Omstreeks 1860 gebruikte hij voor het eerst de pseudoniem Carlo Collodi. Ook was hij betrokken bij de ontwikkeling van de Florentijnse omgangstaal. Hij stierf in 1890. Carlo Collodi is de schepper van Pinokkio, de uit een stuk lachhout gesneden marionet wiens neus steeds langer wordt als hij jokt. Hij schreef het verhaal eerst als feuilleton voor het kinderblad Il Giornale per Bambini. Tussen 1881 en 1884 verscheen dit onder de titel Storia di un burattino, (De geschiedenis van een marionet), met grote tussenpozen in acht afleveringen. In het boek vormen ze de eerste vijftien hoofdstukken. Het verhaal eindigde triest: de ondeugende Pinokkio werd opgehangen aan de grote Eik en stierf. Onder grote druk van de uitgever, daartoe aangezet door de enthousiaste lezers, schreef Collodi daarna nieuwe afleveringen. Hij introduceerde de Fee die wil dat Pinokkio zijn leven betert. Daardoor kreeg het verhaal een wat meer moralistische strekking. In 1883 verscheen het in boekvorm als Le Aventure di Pinocchio Pinokkio behoort tot de klassiekers van de jeugdliteratuur. De eerste vertaling werd in 1900 gepubliceerd.
Uit: Pinokkio
Er was eens,…
een poppenmaker Geppetto hij maakte een speciale pop en noemde hem Pinokkio. “Ik wens dat je een echt jongen bent”
zei Geppetto bedroefd. “Want ik ben zo alleen”.
Die nacht kwam de Blauwe Fee naar Geppetto’s werkplaats.
“Goed Geppetto” zei ze, “Je maakt andere altijd gelukkig, je verdient het dat je wens uitkomt”.
Lachend raakte de Blauwe Fee het popje aan met haar hand.
“Klein popje, gemaakt van hout. Wordt wakker”. en in een oogwerk, bracht zij Pinokkio tot leven.
“Pinokkio, als je braaf, eerlijk en aardig bent, word je op een dag een echte jongen,” zei de Blauwe Fee.”
Illustratie uit Pinokkio
ik vind dat er nog wat in kan staan over de ouders van jules deelder