Cyriel Buysse, Stevie Smith, Upton Sinclair, Hanns Cibulka

De Vlaamse schrijver Cyriel Buysse werd geboren op 20 september 1859 in Nevele. Zie ook mijn blog van 20 september 2007. Zie ook mijn blog van 20 september 2007 en ook mijn blog van 20 september 2008.

 

Uit: De biezenstekker

 “Als Cloet dien zaterdag namiddag om vier ure juist, de zware hekkens van het Gentsch gevang zag opengaan en eensklaps, na een tiental schreden, weêr in vrijheid was; trok hij haastig, door het daglicht verblind en reeds aan eenzaamheid en duisternis gewend, de breede kassei dwars over en verdiepte zich in de kronkelende hovingen, die daar, aan de overzijde van het stadsgevang, de gansche lengte der eenzame, regelrechte laan begrenzen. Het was een groote, kloeke kerel van rond de vijf en veertig, met grijzende knevel en haren, met forsig afgeteekende wezenstrekken, met stijven, onheilspellenden oogopslag. Vier maanden was hij daar opgesloten geweest. Eene messteek, in een gevecht aan eenen makker toegebracht, had de vervolging der Wet op hem getrokken. Een oogenblik had hij gehoopt op vrijspraak; maar een gebuur – Rosse Tjeef 2 had bezwarend tegen hem getuigd – en hij was eindelijk veroordeeld geworden. Dat was nu ook de vierde maal dat hij in het gevang gezeten had, telkens voor vechten.

Somber, zonder den minsten zweem van vreugd op het gelaat, stapte hij steeds rasser en met hooge schouders, in de mistige winterlucht vooruit. Hij droeg een klein, in een rood zakdoek omwonden pakje aan de linkerhand; in de rechter hield hij zijnen gaanstok. Hij had eene donkerkleurige broek aan; grove schoenen met nagels; een blauwen kiel; een zwarte pet.

Aan het uiteinde der hovingen gekomen draaide hij links om en sloeg, doorheen de woelende en reeds verlichte voorstad, den eenzamen steenweg naar Wilde in.

Gedurende een groot half uur ging hij aldus met wijden tred vooruit. De avond was van lieverlede gansch gevallen en langsheen de pijlrechte, met boomen omzoomde baan die hij thans door het veld volgde, blonken hier en daar, op groote afstanden, eenzame lichten. Vóór een dezer hield hij stil. Daar stond, terzijde van den weg, een klein, landelijk herbergje. Zonder aarzelen, als van zelf, trok hij er binnen.

‘Een druppel’, bestelde hij kortaf, zijn vijfcentstuk klinkend op den toog werpend. En, terwijl een jong meisje, spoedig rechtgestaan, hem bediende, keek hij schuins, met zijn vorschenden blik, naar ’t vergaderd gezelschap: drie mannen en eene vrouw, die op stoelen rond een tafeltje gezeten, met de kaart speelden.

 

Cyriel_Buysse

Cyriel Buysse (20 september 1859 – 25 juli 1932)
Portret door Emile Claus, 1924

 

De Engelse dichteres en schrijfster Stevie (eig. Florence Margaret) Smith werd geboren op 20 september 1902 in Kingston upon Hull. Smith debuteerde in 1934 met ‘ A Novel on Yellow Paper’. Ook publiciceerde zij negen dichtbundels. De eerste, A Good Time Was Had By All verscheen in 1937. Het bekendste gedicht van haar is Not Waving but Drowning.  Smith woonde lang in bij haar tante en werkte als prive-secretaresse voor diverse werkgevers. Hoewel ze affaires had met diverse mannen (en waarschijnlijk ook met vrouwen) is ze nooit getrouwd.

 

Not Waving but Drowning 

 

Nobody heard him, the dead man,

But still he lay moaning:

I was much further out than you thought

And not waving but drowning.

 

Poor chap, he always loved larking

And now he’s dead

It must have been too cold for him his heart gave way,

They said.

 

Oh, no no no, it was too cold always

(Still the dead one lay moaning)

I was much too far out all my life

And not waving but drowning.

 

Mother, Among the Dustbins 

 

Mother, among the dustbins and the manure

I feel the measure of my humanity, an allure

As of the presence of God, I am sure

 

In the dustbins, in the manure, in the cat at play,

Is the presence of God, in a sure way

He moves there. Mother, what do you say?

 

I too have felt the presence of God in the broom

I hold, in the cobwebs in the room,

But most of all in the silence of the tomb.

 

Ah! but that thought that informs the hope of our kind

Is but an empty thing, what lies behind? —

Naught but the vanity of a protesting mind

 

That would not die. This is the thought that bounces

Within a conceited head and trounces

Inquiry. Man is most frivolous when he pronounces.

 

Well Mother, I shall continue to thin
k as I do,

And I think you would be wise to do so too,

Can you question the folly of man in the creation of God?

Who are you? 

 

Stevie_Smith

Stevie Smith (20 september 1902 – 7 maart 1971)

 

 

De Amerikaanse schrijver Upton Beall Sinclair werd geboren op 20 september 1878. Zie voor onderstaande schrijver mijn blog van 20 september 2006 en ook mijn blog van 20 september 2008.

 

Uit: The Metropolis

 

“Return at ten-thirty,” the General said to his chauffeur, and then they entered the corridor of the hotel.

Montague gazed about him, and found himself trembling just a little with anticipation. It was not the magnificence of the place. The quiet uptown hotel would have seemed magnificent to him, fresh as he was from the country; but, he did not see the marble columns and the gilded carvings-he was thinking of the men he was to meet. It seemed too much to crowd into one day-first the vision of the whirling, seething city, the centre of all his hopes of the future; and then, at night, this meeting, overwhelming him with the crowded memories of everything that he held precious in the past.

There were groups of men in faded uniforms standing about in the corridors. General Prentice bowed here and there as they retired and took the elevator to the reception-rooms. In the doorway they passed a stout little man with stubby white moustaches, and the General stopped, exclaiming, “Hello, Major!” Then he added: “Let me introduce Mr. Allan Montague. Montague, this is Major Thorne.”

A look of sudden interest flashed across the Major’s face. “General Montague’s son?” he cried. And then he seized the other’s hand in both of his, exclaiming, “My boy! my boy! I’m glad to see you!”

Now Montague was no boy—he was a man of thirty, and rather sedate in his appearance and manner; there was enough in his six feet one to have made two of the round and rubicund little Major. And yet it seemed to him quite proper that the other should address him so. He was back in his boyhood to-night—he was a boy whenever anyone mentioned the name of Major Thorne.

“Perhaps you have heard your father speak of me?” asked the Major, eagerly; and Montague answered, “A thousand times.”

He was tempted to add that the vision that rose before him was of a stout gentleman hanging in a grape-vine, while a whole battery of artillery made him their target.

Perhaps it was irreverent, but that was what Montague had always thought of, ever since he had first laughed over the tale his father told. It had happened one January afternoon in the Wilderness, during the terrible battle of Chancellorsville, when Montague’s father had been a rising young staff-officer, and it had fallen to his lot to carry to Major Thorne what was surely the most terrifying order that ever a cavalry officer received. It was in the crisis of the conflict, when the Army of the Potomac was reeling before the onslaught of Stonewall Jackson’s columns. There was no one to stop them-and yet they must be stopped, for the whole right wing of the army was going. So that cavalry regiment had charged full tilt through the thickets, and into a solid wall of infantry and artillery.“

 

sinclair3

Upton Sinclair (20 september 1878 – 25 november 1968)
Portret, getekend door Peter Van Valkenburgh

 

De Duitse dichter en schrijver Hanns Cibulka werd geboren op 20 september 1920 in Jägerndorf, in het toenmalige Tsjechoslowakije. Zie ook mijn blog van 20 september 2008.

 

Uit: Umbrische Tage

 

„Bäuerinnen mit lehmverkrusteten Händen setzten Steine zu einer Mauer. Sie riefen sich zu. Ihre Worte stießen wie Vögel durch die Luft. Ein Bauer, den breiten Strohhut auf dem Kopf, kam uns durch das Traubenfeld entgegen.

 

Erstarre nicht in deinem Denken. Die Hingabe an das Leben fordert mehr, als immer nur einem Gedanken zu dienen. Wer die Vielzahl ausschließt, bekennt sich zur Ungerechtigkeit. Wer die schöpferischen Gegensätze verneint, tötet das Kind in der Wiege. Bewunderung wächst aus der Farbigkeit des Lebens. Ein Fuß, der immer nur denselben Weg betritt, wird müde.

 

Die Stunde war vom Licht des Himmels ausgelotet. Staubbedeckte Oliven, von der Sonne umbrandet. Kein Mensch war zu sehen. Unter der sengenden Hitze war das Leben eingeschlafen. Nur der Salbei öffnete am Wegrand seine Blüten. Unheimlich war die Stille, wie nach einem Schuß.

 

Ein seltsames Fluidum hüllt die Berge ein. Caprarola, ich kenne dich, entblößt und verschleiert. Ein unnennbares Heimweh fällt mich an.“

 

Cibulka

Hanns Cibulka (20 september 1920 – 20 juni 2004)