Dahlia Ravikovitch , Joost van den Vondel, Anton Koolhaas

De Israëlische dichteres en schrijfster Dahlia Ravikovitch werd geboren op 17 november 1936 in een voorstad van Tel Aviv. Na het overlijden van haar vader werd ze naar een kibuts gestuurd. Zij studeerde aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem en werkte als journaliste, docente en vertaalstervan onder andere het werk van W. B. Yeats en T. S. Eliot. Ook was zij actief in de vredesbeweging. Dahlia Ravikovitch publiceerde 10 bundels poëzie, 3 boeken met korte verhalen en vijf kinderboeken. Haar gedichten zijn in meer dan twintig talen vertaald. Veel zijn er ook op muziek gezet. Haar beroemdste gedicht is Buba Memukenet (Mechanische Pop).

 

A DRESS OF FIRE

You know, she said, they made you
a dress of fire.
Remember how Jason’s wife burned in her dress?
It was Medea, she said, Medea did that to her.
You’ve got to be careful, she said,
they made you a dress glowing like an ember,
burning like coals.

Are you going to wear it, she said, don’t wear it.
It’s not the wind whistling, it’s the poison
oozing.
You’re not even a princess, what could you do to Medea?
Can’t you tell one sound from another, she said,
it’s not the wind whistling.

Remember, I told her, that time when I was six?
They shampooed my hair and I rushed out into the street.
That shampooing
trailed its scent after me like a cloud.
Then I got sick from the wind and the rain.
I didn’t yet know how to read Greek tragedies,
but the scent of the perfume spread
and I was very sick.
Now I can see it was an unnatural perfume.

What will become of you, she said,
they made you a burning dress.
They made me a burning dress, I said. I know.
So why are you just standing around, she said,
you’ve got to be careful.
You know what a burning dress is, don’t you?

I know, I said, but not about
being careful.
One whiff of that perfume and I’m all confused.
I said to her, No one has to agree with me,
I don’t trust Greek tragedies.

But the dress, she said, the dress is on fire.
What are you saying, I shouted,
what are you saying?
I’m not wearing a dress at all,
what’s burning is me.

 

In the year to come, in the days to come

My mother lies in bed, trying to die.
Eight years have passed, morning
the same as evening,
and all the hours seconds minutes between them
lean and empty.
My mother wouldn’t give the time of day
to flowers and all that blooming nonsense,
the beauty of nature, lightning storms.
Eight years and not one moment has made her
any the wiser, raised her up on her feet
or restored her will power,
the Joy of Labor, the power to recall
something so vital to her being
as the Ethical Precepts of Judaism.
My mother lies in bed, trying to die.
Suddenly she rises up like a lioness
in protest, and says without speaking: I’ve had my fill
I’ve had it with living
in the days to come
in the year to come
all the glorious flowers in the Galilee will just have to grow
without me.

 

Vertaling:  Chana Bloch and Ariel Bloch

RAVIKOVITCH

Dahlia Ravikovitch (17 november 1936 – 21 augustus 2005)

 

Joost van den Vondel werd geboren op 17 november 1587 in Keulen. Zijn ouders waren doopsgezind en waren voor de Contrareformatie op de vlucht geslagen uit Antwerpen. In 1597 vestigden zij zich in Amsterdam. In 1610 trouwde hij met Mayke de Wolff (Keulen, 1586 – Amsterdam, 15 februari 1635). Vondel verdiende zijn brood in de kousenhandel die hij van zijn vader had overgenomen. Na de dood van prins Maurits in 1625 schreef Joost van den Vondel het treurspel Palamedes. De controverse rond Johan van Oldenbarneveldt en prins Maurits was de aanleiding. Vondel moest voor het werk terechtstaan. De forse boete van 300 gulden is door Albert C. Burgh betaald. In 1641 ging Joost van den Vondel over tot de Rooms-Katholieke Kerk, wat hem veelal niet in dank werd afgenomen in de hoofdstad van de Republiek waar het calvinisme de belangrijkste religie was. Na het faillissement van de kousenzaak in de Warmoesstraat werd hij Suppoost bij de Bank van Lening, waar hij in 1668 gepensioneerd werd. Hij werd lid van de Brabantse rederijkerskamer “Het Wit Lavendel”. Tijdens zijn carrière als kousenmaker begon hij, als bewonderaar van Seneca, en later de Griekse klassieken, zelf drama’s te schrijven.Vondel stierf in armoede: als zijn laatste werk dichtte hij spottend zijn grafschrift:

Hier leit Vondel zonder rouw,
Hy is gestorven van de kou.

 

UITVAERT VAN MIJN DOCHTERKEN.

 

De felle Doot, die nu geen wit magh zien,

Verschoont de grijze liên.

Zij zit omhoogh, en mickt met haren schicht

Op het onnozel wicht,

En lacht, wanneer, in ’t scheien,

De droeve moeders schreien.

Zij zagh ’er een, dat wuft en onbestuurt,

De vreught was van de buurt,

En, vlugh te voet, in ’t slingertouwtje sprong;

Of zoet Fiane zong

En huppelde, in het reitje

Om ’t lieve lodderaitje:

Of dreef, gevolght van eenen wackren troep,

Den rinckelenden hoep

De straten door: of schaterde op een schop:

Of speelde met de pop,

Het voorspel van de dagen,

Die d’eerste vreught verjagen.

 

Of onderhiel, met bickel en boncket

De kinderlijcke wet,

En rolde en greep, op ’t springend elpenbeen

De beentjes van den steen
;

En had dat zoete leven

Om geldt noch goet gegeven:

Maar wat gebeurt? terwijl het zich vermaackt

Zoo wort het hart geraackt,

(Dat speelzieck hart) van eenen scharpen flits,

Te dootlick en te bits

De Doot quam op de lippen

En ’t zieltje zelf ging glippen

Toen stont helaas! de jammerende schaar 

Met tranen om de baar,

En kermde noch op ’t ljck van haar gespeel, 

En wenschte lot en deel

Te hebben met haar kaartje,

En doot te zijn als Saertje

De speelnoot vlocht (toen ’t anders niet moght zijn)

Een krans van roosmarijn

Ter liefde van keur beste kameraat

O krancke troost! wat baat

De groene en goude loover?

Die staatsi gaat haast over.

 

VONDEL

Joost van den Vondel (17 november 1587 – 5 februari 1679)

 

(Nagekomen bericht)

Anton Koolhaas werd op 16 november 1912  geboren als jongste van 4 kinderen in Utrecht. Hij studeerde daar ook aan de universiteit. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij als buitenlandredacteur bij de Nieuwe Rotterdamse Courant. Anton Koolhaas is de vader van de architect Rem Koolhaas. Hij schreef onder meer de scenario’s voor de films Bij de beesten af (1972) en Dokter Pulder zaait papavers (1975) van Bert Haanstra. In 1956 verscheen zijn eerste boek, de verhalenbundel Poging tot instinct. Koolhaas’ romans handelen vaak over dieren. Deze dieren hebben vaak typisch menselijke eigenschappen.

Uit: Beroepsgeheim (een interview met Willem M. Roggeman, 1975)

“- Ik herinner me dat ik als kind in het gras zat bij mijn grootouders en dat ik toen al opgenomen werd in die wereld van kleine torretjes en zulks spul dat daar om me heen liep. Ik ben als kind reeds ontzettend gevoelig geweest voor sferen van bepaalde dieren, van bepaalde stukjes natuur. Als ik speelde verbond ik aan alle meubels in de huiskamer een geweldige sfeer. Toen ik in Rotterdam woonde, verdiende ik heel weinig en ik woonde in een soort van landverhuizershotel. Daar had ik een grote kamer, maar daar waren zo waanzinnig veel muizen dat niet ik, maar zij de hoofdbewoner waren. En op een gegeven ogenblik ga je dan zien dat jij niet de man bent, die last heeft van muizen, maar dat de muizen eigenlijk last hebben van een man. En dat brengt je in een soort van omgekeerde positie ten aanzien van die dieren. Je gaat ze dan ook op een heel andere manier observeren dan wanneer ze bv. een zekere schrik veroorzaken. Je geeft je gewoon gewonnen aan ze. Het eerste verhaal dat ik schreef was er dan ook één over muizen. Toen zijn er nog wat over muizen gekomen, maar toen herkreeg ik mijn belangstelling voor kipp
en uit mijn allervroegste jeugd en ben ik ook veel kippen gaan zitten waarnemen. De eerste verhalen gingen dus over muizen en kippen, en daarna kwamen er mierenverhalen, een lijsterverhaal, een duivenverhaal. Er kwamen langs om meer dieren bij. Maar ik geloof niet dat ik die gemaakt zou hebben als ik niet op die eerste kamer zo gevoelig was geworden of niet die ontdekking had gedaan van die mogelijkheid van een bijzonder vergaande inleving in dieren. En die inleving in dieren brengt uiteraard met zich mee een soort van identificatieproces. In dit proces kom je dan echt aan de essentiële dingen van hun leven toe en daarmee ook aan de dingen van hun dood, want de dood is in een dierenleven geen taboe, het is een vanzelfsprekende zaak.”

ANTOON_KOOLHAAS

Anthon Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)