De Engelse schrijver David Nicholls werd geboren op 30 november 1966 in Eastleigh, Hampshire. Zie ook alle tags voor David Nicholls op dit blog.
Uit: One Day
‘‘Exciting!’’ He was imitating her voice now, her soft Yorkshire accent, trying to make her sound daft. She got this a lot, posh boys doing funny voices, as if there was something unusual and quaint about an accent, and not for the first time she felt a reassuring shiver of dislike for him. She shrugged herself away until her back was pressed against the cool of the wall.
‘Yes, exciting. We’re meant to be excited aren’t we? All those possibilities. It’s like the Vice-Chancellor said, “the doors of opportunity flung wide…”’
‘“Yours are the names in tomorrow’s newspapers…”’
‘Not very likely.’
‘So, what, are you excited then?’
‘Me? God no, I’m crapping myself.’
‘Me too. Christ…’ He turned suddenly and reached for the cigarettes on the floor by the side of the bed, as if to steady his nerves. ‘Forty years-old. Forty. Fucking hell.’
Smiling at his anxiety, she decided to make it worse. ‘So what’ll you be doing when you’re forty?’
He lit his cigarette thoughtfully. ‘Well the thing is, Em – ’
‘‘Em’? Who’s ‘Em’? ’
‘People call you Em. I’ve heard them.’
‘Yeah, friends call me Em.’
‘So can I call you Em?’
‘Go on then, Dex.’
‘So I’ve given this whole ‘growing old’ thing some thought and I’ve come to the decision that I’d like to stay exactly as I am right now.’
Dexter Mayhew. She peered up at him through her fringe as he leant against the cheap buttoned vinyl headboard and even without her spectacles on it was clear why he might want to stay exactly this way. Eyes closed, the cigarette glued languidly to his lower lip, the dawn light warming the side of his face through the red filter of the curtains, he had the knack of looking perpetually posed for a photograph.”
David Nicholls (Hampshire, 30 november 1966)
De Vlaamse schrijver, dichter en performer Christophe Vekeman werd geboren in Temse op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Christophe Vekeman op dit blog.
Lapin, la porte et l’appétit
Met een wrange, wrede blik vol wroeging wilde je weten wat mij misschien scheelde
Op zoek naar een benzinestation zat ik al acht uur achter het stuur, –
je had kunnen weten dat ik me verveelde
Ik zei : ‘Wat zou er schelen ? Wat zou er aan de hand kunnen wezen ?’
En je wereldvreemde vriendje vroeg zich in ernst en hardop af of ik ooit al een boek van hem had gelezen
En we stonden samen in een lift, die op een nacht onverwacht stokte
Je vroeg mij of ik van meisjes hield, ik zei : ‘Yep ! Vooral dan van de kortgerokte’
En terwijl je vriendje mokte en zei dat hij niet wou dat er iemand zou beginnen te gillen
Trok je treiterig traag je trui omlaag over je blote billen
Geschaard rond de rouletteschijf in wat ooit een casino geweest was
Zette jij fluks de fles aan je mond, en je fluisterde : ‘In vino veritas’
En daarna zweeg je zedig, maar ik zag wat je dacht, en ik wist wat je voelde, schat
Terwijl je held zijn geld telde en ons vervolgens vertelde dat hij niets te verliezen had
Wel, dat vreselijke vriendje van je – hoelang zal hij nog je vriendje zijn ?
Hij vreet olijven bij de vleet en kauwt zelfs de pitten fijn
Je zegt in mijn bijzijn dat je van hem houdt, en daarna zucht hij : ‘Ja, en ik van jou’
Is het dit nu wat je wilde, schat, wel, is het dít wat je wou
Toen je jaren geleden loog dat wij niet voor elkaar waren geboren
Toen je wereldvreemde vriendje zich doof hield, en zei dat hij absoluut niet kon horen
Hoe je kreunde en krijste, hijgde en kreet
Toen je hem van harte dankte omdat hij de deur dichtdeed
Christophe Vekeman (Temse, 30 november 1972)
De Nederlandse dichter en schrijver Jan G. Elburg werd geboren op 30 november 1919 te Wemeldinge. Zie ookalle tags voor Jan G. Elburg op dit blog en de anderetags voor Jan G. Elburg op dit blog.
de kleine johannes
Geen groots visioen: mieren in de mist.
Maar het stond dan ook niet aan een hemel getekend.
Dit mijn drievuldigheid: de wereld en mijn twee ogen.
Geen groots visioen maar genoeg,
als een kruimel, als een gevallen haar,
stomme getuigen van onze misdaad:
wij hebben gewaagd te bestaan.
Mensen of mieren,
klein onderweg met hun koude zeulend.
Toch zeker en giftig en sterk als
de zon of haar aanbeden zusters de sterren.
En dat volstaat als heelal,
dit wezen, dit eind van de ruimte:
tastbare maar onweerhoudbare
werkelijkheid.
Ars poetica
Zo maar een ei van trilling in zijn hand
vijf vingers gedragen zich als bedaagde mannen
naar wie een fatale geliefde geknipoogd heeft
zijn buiten zichzelf en hemzelf
en de hand sluit zich gretig met tegenzin
‘bezoek als een koekoek van zoelte
in een hand die zal broeden’
woorden van eenzelfdeorde als de eerstgenoemde
gebeurtenis
raken optwee plaatsen
een te laat waakzaam hoofd
aldus wordt een man bezocht die in geen wonder
heeft geloofd
maar die open zijn handen leeghield
voor wat desondanks kon komen
zijn oren gespitst naar een leegte
onverwacht treft een nooitvertoonde kleur zijn ogen
zijn tong een smaak als een toonhoogte
zo redelijk raakt het gedicht met letters
een pagina
Jan G. Elburg (30 november 1919 – 13 augustus 1992)
De Amerikaanse schrijver Mark Twain(pseudoniem van Samuel Langhorne Clemens) werd geboren op 30 november 1835 te Florida. Zie ook alle tags voor Mark Twain op dit blog.
Uit: The Adventures of Huckleberry Finn
“I set down again, a-shaking all over, and got out my pipe for a smoke; for the house was all as still as death now, and so the widow wouldn’t know. Well, after a long time I heard the clock away off in the town go boom — boom — boom — twelve licks; and all still again — stiller than ever. Pretty soon I heard a twig snap down in the dark amongst the trees — something was a stirring. I set still and listened. Directly I could just barely hear a “me-yow! me-yow!” down there. That was good! Says I, “me-yow! me-yow!” as soft as I could, and then I put out the light and scrambled out of the window on to the shed. Then I slipped down to the ground and crawled in among the trees, and, sure enough, there was Tom Sawyer waiting for me.
WE went tiptoeing along a path amongst the trees back towards the end of the widow’s garden, stooping down so as the branches wouldn’t scrape our heads. When we was passing by the kitchen I fell over a root and made a noise. We scrouched down and laid still. Miss Watson’s big nigger, named Jim, was setting in the kitchen door; we could see him pretty clear, because there was a light behind him. He got up and stretched his neck out about a minute, listening. Then he says:
“Who dah?”
He listened some more; then he come tiptoeing down and stood right between us; we could a touched him, nearly. Well, likely it was minutes and minutes that there warn’t a sound, and we all there so close together. There was a place on my ankle that got to itching, but I dasn’t scratch it; and then my ear begun to itch; and next my back, right between my shoulders. Seemed like I’d die if I couldn’t scratch. Well, I’ve noticed that thing plenty times since.”
Mark Twain (30 november 1835 – 21 april 1910)
Scene uit de film The Adventures of Huck Finn, 1993
De Engelse schrijver Jonathan Swift werd op 30 november 1667 in Dublin geboren uit Engelse ouders. Zie ook alle tags alle tags voor Jonathan Swift op dit blog.
Uit: Gulliver’s Travels
“I lay down on the grass, which was very short and soft, where I slept sounder than ever I remembered to have done in my life, and, as I reckoned, about nine hours; for when I awaked, it was just day-light. I attempted to rise, but was not able to stir: for, as I happened to lie on my back, I found my arms and legs were strongly fastened on each side to the ground; and my hair, which was long and thick, tied down in the same manner. I likewise felt several slender ligatures across my body, from my arm-pits to my thighs. I could only look upwards; the sun began to grow hot, and the light offended my eyes. I heard a confused noise about me; but in the posture I lay, could see nothing except the sky. In a little time I felt something alive moving on my left leg, which advancing gently forward over my breast, came almost up to my chin; when, bending my eyes downwards as much as I could, I perceived it to be a human creature not six inches high, with a bow and arrow in his hands, and a quiver at his back. In the mean time, I felt at least forty more of the same kind (as I conjectured) following the first. I was in the utmost astonishment, and roared so loud, that they all ran back in a fright; and some of them, as I was afterwards told, were hurt with the falls they got by leaping from my sides upon the ground. However, they soon returned, and one of them, who ventured so far as to get a full sight of my face, lifting up his hands and eyes by way of admiration, cried out in a shrill but distinct voice, Hekinah degul: the others repeated the same words several times, but then I knew not what they meant. I lay all this while, as the reader may believe, in great uneasiness. At length, struggling to get loose, I had the fortune to break the strings, and wrench out the pegs that fastened my left arm to the ground; for, by lifting it up to my face, I discovered the methods they had taken to bind me, and at the same time with a violent pull, which gave me excessive pain, I a little loosened the strings that tied down my hair on the left side, so that I was just able to turn my head about two inches.”
Jonathan Swift (30 november 1667 – 19 oktober 1745)
Illustratie uit Gulliver’s Travels
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.