Dennis Gaens, Christophe Vekeman, James Worthy, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, David Nicholls, Yasmine Allas, Jan G. Elburg, Jesús Carrasco

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

Deze regels

Ik had niet verwacht jou hier aan te treffen, maar: gezellig, wees welkom.
Drinken staat in de koelkast, bier ligt in de groentela. Daar is de doos met foto’s.
Je bandjes heb ik ook nog ergens, maar het ontbreekt hier aan een manier om ze
af te spelen.

Zaten we vroeger niet dichter op elkaar? In auto’s van ouders onderweg naar iets
anders? Ik herinner me dat we veel hebben gepraat. Over later, over nu.

Er was die keer dat we Sebastiaan in de greppel langs het park hebben gegooid.
Er lagen stenen in. Sebastiaan had vel los hangen in zijn gezicht. Het zag er
niet uit. We dronken veel.

Is dat park er nog?

Hoe dan ook. De dingen lopen.
Je wil niet vechten, maar je moet.

Je moet of je verdwijnt. 

 

Let them eat cake

Ouders praten met andere ouders; aan hun handen kinderen
die de tijd meten in plakkerigheid en ongeduldig hun vingers
uitstrekken naar de volgende attractie.

Mijn vingertoppen jeuken.

Bij de botsauto’s draait Danny sjekkies met één hand. Met de
andere houdt hij zich in evenwicht op de bumper van een auto
waarin een meisje van zestien zit. Aan zijn lippen hangen
stukjes vloei die geen speeksel kan losweken.

Er worden constant muntjes in de grijpers gegooid.

De ogen van de draaimolenpaarden blijven je volgen, waar je
ook naartoe gaat. Jongetjes in vluchtauto’s toeteren vergeefs
achter ronddraaiende koffiekopjes. Even verder wil een
vliegtuig niet opstijgen en staakt de piloot zijn pogingen na een
vooraf overeengekomen aantal rondjes.

Om hier te overleven moet je kleurenblind worden.

Er komt een dag dat iedereen een standpunt in moet nemen;
een dat veilig, noch politiek, noch populair is. Omdat het moet.

Ik zoek iets schoons om suikerspinnen mee te roeren.

 

 
Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en performer Christophe Vekeman werd geboren in Temse op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Christophe Vekeman op dit blog.

Uit: Leven is werk

“Impotentie als ideaal Over J.-K Huysmans
Toen begin 1988 in het Nederlandse Schiedam een tentoonstelling rond de figuur van J.-K. Huysmans gereed was voor de opening, ging een en ander op de valreep niet door. Een actiegroep had protest aangetekend tegen het evenement wegens het vermeend racistische karakter van Huysmans’ boeken, en het gemeentebestuur van de stad in kwestie besloot dan maar, naar eigen zeggen om ‘schadelijke discussies’ te vermijden, te zwichten voor de uitgeoefende druk en de hele zaak af te gelasten. Dat in het Nederland van de jaren tachtig, zeg maar het pre-Fortuyntijdperk bij uitstek, de dolste spokenjagerij haast een nationaal kenmerk was, daarvan getuigt onder meer ook het feit dat in de loop van dit decennium W. F. Hermans door de stad Amsterdam tot persona non grata gebombardeerd werd. Ook Hermans was immers een malafide racist, dat viel als het ware zwart op wit te bewijzen, zo meenden de Amsterdammers in ernst. Maar barstte Hermans bij het vonnis allicht niet in hete tranen uit, Huysmans zal zich van het krakeel destijds nog minder hebben aangetrokken. Niet alleen was hij al meer dan tachtig jaar dood, bovendien had hij zijn leven lang ruimschoots de gelegenheid gehad om aan het fenomeen van de controverse te wennen. Het begon al bij zijn debuut, Marthe, het op naturalistische leest geschoeide relaas over een jonge prostituee en haar onafwendbare ondergang. De korte, naar toenmalige normen uiterst obscene roman met het platvloerse onderwerp verscheen in 1876 illegaal in Brussel. Korte tijd later werd de schrijver door de douane betrapt toen hij een koffer vol exemplaren over de grens wilde smokkelen. In 188o zag Croquis Parisiens het licht, een verzameling essays en artikels waarvan Le Gousset de meeste ophef veroorzaakte. Hierin poogt Huysmans de verscheidene geuren die een vrouwenoksel kan uitwasemen, gedetailleerd onder woorden te brengen. Ook als kunstcriticus zorgde hij steevast voor beroering, mede door zijn inconsequentie of althans drastisch veranderende smaak en opinies. Maakte hij in zijn roman En ménage uit 1881 de Venus van Milo zowat met de grond gelijk en noemde hij het Gare du Nord een even grote bezienswaardigheid als het Parthenon, geen tien jaar later zou hij in Certains (dat in 2001 bij uitgeverij Voetnoot onder de titel Voorkeuren in Nederlandse vertaling verscheen) tegen ieders verwachting in de Eiffeltoren verketteren en zijn collega-kunstenaars oproepen zich af te zetten tegen de moderne tijd en ‘terug te keren naar het verleden’. Zelf schreef hij in deze periode een deels in de Middeleeuwen spelende grote roman, Là-bas (vertaald als Uit de diepte), die gezien het onderwerp — satanisme — opnieuw veel lezers en critici schokte.”

 


Christophe Vekeman (Temse, 30 november 1972)

 

De Nederlandse schrijver James Worthy werd geboren in Amsterdam op 30 november 1980. Zie ook alle tags voor James Worthy op dit blog.

Uit: Zwarte Sylvester

“U hebt nog veertig niezen te leven,’ zegt dokter Stroosnijder terwijl hij met de vingers van zijn linkerhand over de rode scheerbultjes in zijn hals gaat. `Dus mijn zoon gaat dood? Deze jongen hier, mijn knul, Sylvester, doe die zonnebril af! Deze jongen hier, mijn knul, Sylvester, ik vraag het nog één keer.’ Rufus Opperman breekt in duizend kleine stukjes op de blauwe gymzaalvloer van het ziekenhuis. `Meneer Opperman, er zit een tumor in uw schedel. Een bijzonder snelgroeiend en onbehandelbaar stukje nieuwvorming. Door deze groei drukt de tumor steeds meer hersenweefsel weg en raken de hersens bekneld. Uw schedel staat op springen. U hebt nog veertig niezen te leven en dan is het einde oefening,’ vervolgt de dokter zichtbaar aangedaan. Sylvester plukt de zonnebril van zijn neus en draait er rondjes mee. ‘Dus jullie kunnen niets meer voor mij doen? Ik ben een soort Srebrenica? De mannen in witte jassen gaan met een bedroefd gezicht toekijken hoe ik langzaam maar zeker in de richting van een massagraf word gesleept? All that’s necessaryfor the farces of mi to win in the world isfor enoughgood men to do nothing. Bent u bekend met het werk van Edmund Burke?’ Sylvester zet zijn zonnebril weer op en steekt een mentholsigaret aan met een lucifer. `Meneer Opperman, u mag hier niet roken. We zijn in een ziekenhuis.’ `Wilt u stoppen met dat gemeneer. Ik ben zeventien jaar en stervende, ik zal nooit een meneer worden.’ `Sylvester, ik vraag het vriendelijk, doe die sigaret alsjeblieft nu uit.’ `Vriendelijk? U, meneer, bent geen vriend. U bent de boodschapper van Magere Hein, de loopjongen van de duivel, u dealt in de dood. Deze vrouw hier naast mij, dat is pas een vriend.’ `Wie is dat eigenlijk?’ vraagt Rufus aan Sylvester, die over de knie van de vrouw wrijft. `Ik had al een slecht voorgevoel over vandaag. Pa, ken je het gevoel dat je voor de eerste keer de badkamer van een vrouw betreedt? Dat gevoel had ik vanochtend. Ik wist dat ik vandaag op iets verontrustends zou stuiten. Aambeienzalf, iets tegen schimmel, of zeven tandenborstels. Waarom heeft een alleenstaande vrouw in godsnaam zeven tandenborstels in huis?”

 


James Worthy (Amsterdam, 30 november 1980)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Y.M. (Yannick) Dangre werd op 30 november 1987 geboren in Kapellen. Zie ook alle tags voor Y.M. Dangre op dit blog.

 

Ons worden

Wij worden oud en kinderlijk en denken
dat het went, dit stilzitten in elkaars mond,
met versleten tongen en zere knieën
wachten tot één van ons eindelijk begint
te lekken en de woorden sijpelen
op het tapijt, op de verleerde lippen
die de ander niet meer wil oprapen.
Nooit meer.

Wij worden oud en kinderlijk en denken
niet meer aan knielen tussen elkaars kiezen,
aan moedwillig aanspoelen in elkaars hemel
en gehemelte, want een zee van liefde
is verdroogd in dit salon van wij
die geen regenseizoen meer kennen.

Wij worden oud en kinderlijk en denken
het zonder moeite te weten: dit huis van liefde
staat al eeuwen onder water.

 

Oud recept

’s Avonds, na het vele werken en beminnen
van andermans huizen, komen wij in elkaar
weer thuis, op onze tenen lopend
in elkaars stem, allebei dover en banger
om gesproken te worden.

Verschanst in onze keukens en zetels
en onvoltooide recepten voor minnaressen,
wachten wij dan het uur af, onze klokslag
wanneer wij elkaar met uitgerafelde gebaren
uitnodigen aan tafel, zwijgen en blijven
eten wat verzwegen wordt.

Zo sterft de avondmaaltijd elke dag
onze stille dood en worden wij
langzamerhand deze tafel, de houten
koppen van het geluk, blind voor onze
splinters en vlekken, want al tijden dekken wij
elkaar niet meer.

 


 Y.M. Dangre (Kapellen, 30 november 1987)

 

De Nederlandse dichter Reinier de Rooie werd geboren op 30 november 1961 in Hengelo. Zie ook alle tags voor Reinier de Rooie op dit blog.

 

Kwatrijnen van klacht

laat de gedrochten hun geloofwaardigheid middels doekoes
maar donderpreken in deze grammaticale kerk waar de rat
snuffelt aan die table de téléphone en godganselijk tuuttuuttuut
het bewustzijn doordringt als lege tabakszak en idem kruik

dat je gemeden wordt als de pest is tot daaraan toe
– lolita zag ook ooit dat pukkels krabbaar zijn –
gruwzamer is dat neusje van paniek als staan de potten
pronkzuchtig te smeken om zon

september gehad en onder najaarslucht slinkt
de zoetgevooisde trol die nog wat nakucht
en hoest met de kachel maar mamma
het gaat al stukken beter kijk toch niet om

vloeibaar is wat ik aanhang vluchtig voorbij
zo elk moment kent duizend doden drieduizend
gemankeerde manieren van vaarwel en good goan
zo elk moment kan tijden duren onherhaalbaar

 

hij ging

hij ging met een afwerend gebaar
voorbij aan de laatste wisselwerking
en sprak in vloeiend mandarijn:
who shi yi tiao he
en ik zag hem verder stromen
onbewust van de vele stemmen langs zijn oevers
en elk kanaal werd mij een schaamte

 

 
Reinier de Rooie (Hengelo, 30 november 1961)

 

De Engelse schrijver David Nicholls werd geboren op 30 november 1966 in Eastleigh, Hampshire. Zie ook alle tags voor David Nicholls op dit blog.

Uit: Us

“Our son Albie would be leaving the family home in October and all too soon afterwards so would my wife. The events seemed so closely linked that I couldn’t help thinking that if Albie had flunked his exams and been obliged to retake, we might have had another good year of marriage.
But before I say any more about this and the other events that took place during that particular summer, I should tell you a little about myself and paint some sort of ‘portrait in words’. It shouldn’t take long. My name is Douglas Petersen and I am fifty-four years old. You see that intriguing final `e’ in the Petersen? I’m told it’s the legacy of some Scandinavian heritage, some great-grandfather, though I have never been to and have no interesting stories to tell about Scandinavia. Traditionally, Scandinavians are a fair, handsome, hearty and uninhibited people and I am none of those things. I am English. My parents, both deceased now, raised me in Ipswich; my father a doctor, my mother a teacher of biology. ‘Douglas’ came from her nostalgic affection for Douglas Fairbanks, the Hollywood idol, so there’s another red herring right there. Attempts have been made over the years to refer to me as ‘Doug’ or Bougie’ or Boogie’. My sister, Karen, self-proclaimed possessor of the Petersen’s sole ‘big personality’, calls me ‘D’, ‘Big D’, ’the D-ster’ or ‘Professor D’ — which, she says, would be my name in prison — but none of these have stuck and I remain Douglas. My middle name, incidentally, is Timothy, but it’s not a name that serves anyone particularly well. Douglas Timothy Petersen. I am, by training, a biochemist. Appearance. My wife, when we first met and felt compelled to talk constantly about each other’s faces and personalities and what we loved about each other and all of that routine, once told me that I had a ‘perfectly fine face’ and, seeing my disappointment, quickly added that I had ‘really kind eyes’, whatever that meant. And it’s true, I have a perfectly fine face, eyes that may well be ‘kind’ but are also the brownest of browns, a reasonable-sized nose and the kind of smile that causes photographs to be thrown away. What can I add? Once, at a dinner party, the conversation turned to ‘who would play you in the film of your life?’ There was a lot of fun and laughter as comparisons were made to various film stars and television personalities. Connie, my wife, was likened to an obscure European actress, and while she protested — ‘she’s far too glamorous and beautiful’, etc. — I could tell that she was flattered.”

 

 
David Nicholls (Hampshire, 30 november 1966)

 

De Nederlandse schrijfster en actrice Yasmine Allas werd geboren op 30 november 1967 in Mogadishu in Somalië. Zie ook alle tags voor Yasmine Allas op dit blog.

Uit: A Handed-Down History (Een nagelaten verhaal, vertaald door Joni Zwart)

‘Tradition… a man without tradition is a man without balls,’ the grey Lucifer said to him. He rasped as if his vocal cords were made of sand paper.
‘Dear Sirs, before you sits my friend. I speak on his behalf,’ Guuleed said.
‘We have come because my friend wishes to declare his love for your beloved daughter. We have come to ask your consent for his marriage to her. Please do not cherish the hope that very many or very long words shall be used in doing so. It is not in my friend’s nature to speak much.’
‘Love?’ said the Lucifer, raising his left eyebrow. ‘What do you mean by “love”? Perhaps I should make it clear that this is a matter of respect. Namely, what a man has to offer a woman and her family. This is about his good name and above all his ancestry. Surely you know that a wise man who wants to start a family, who wants to build a future, has no misconception that love has anything to do with it? What self-respecting man would even use the word?
Character, respect, power and above all honour: these are what men are valued for. It is different, of course, for a woman. For women, life is about fertility, beauty, modesty and sacrifice.’
Then Diiriye turned to the Stranger. ‘This concerns you. You are the man who has come to ask for my daughter’s hand, but you haven’t said a word yet.’
‘As you have heard,’ the Stranger answered, ‘Guuleed, my friend and a member of my clan, has expressed my wishes.’
‘What do you have to offer my daughter?’ Diiriye persisted.
The Stranger slowly shook his head. He seemed deep in thought.
‘Nothing,’ he said after a long while. ‘I need your daughter’s help to get to know life. Besides that, I very much wish to love her.’
‘In that case, gentlemen,’ said Diiriye, ‘seeing as I am Zeyneb’s father after all, I shall now make the decision. I shall be brief.’
He turned toward the Stranger, who looked straight ahead.
‘I am sorry; I cannot grant to you something that I have already given away.
As my kind, but wilful daughter has probably told you, I have promised her to another man. To a young man who knows what he has to offer both my daughter and her family. He is the son of Dhahar and a member of our family.’

 

 
Yasmine Allas (Mogadishu, 30 november 1967)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jan G. Elburg werd geboren op 30 november 1919 te Wemeldinge. Zie ook alle tags voor Jan G. Elburg op dit blog.

 

Hoe…

Hoe noem ik mijzelf als het groen wier regent,
als de lente losbreekt, de zon nog stamelt?
Regis de Appelsap, ruwaart, regent
van het duifkoerend grijs van mijn liefstes waterland?
Ik zal mij de minnaar noemen!

Heb ik gedacht aan de mond die ook nu niet
boterham eten kan, prijzen den Heer?
Ja ik, sinds langen tijd, zonder verschiet
dat nu de groenen zaait in de laagvenen.
Mocht ik de feestvierder eerder niet wezen?
Neen ik, geenszins.

Neem ik het land als de mussen de pannekoek
– pik van mijn vensterbank – cheerful aanvaarden?

Neem ik de optochten bomen tot aan de
uitwegen, ’t opgroeiend kroos van de bladeren
aan in mijn bloed?

Hoe noem ik mijn schoenen wanneer de grintpaden
weer hart voor mij hebben, de dorpen aanschouwen
van achter zonlichts geribbelde paarden?
Herwaarts en Derwaarts, mijn open landauers.
Hoe noem ik mijzelf als de weerhanen slapen?
Ik zal mij de minnaar noemen.

 

Pijlsnel

Stilzitten, door moeders
in de wandeling kouvatten genoemd
en paps met de vlieger in touw.

ik hoop dat dit overkomt
zoals het werd opgelaten:
losse hoest, een gemakkelijke code
codeïne gelijk
voor ongeneselijke opgevers.

sprekend dit heer hier,
halverwege de elfde regel
alweer in staat om weg te spuiten

omziend naar minder verouderend emplooi
gekonfronteerd met eigen
pijlsnel achterhaalde beelden.

 

 
Jan G. Elburg (30 november 1919 – 13 augustus 1992)
Cover

 

De Spaanse schrijver Jesús Carrasco werd geboren in Badajoz, Extremadura, op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Jesús Carrasco op dit blog.

Uit: De vlucht (Vertaald door Arie van der Wal)

“Dat de familie voor de zoveelste keer in het ongeluk was gestort en dat God zojuist een stuk van zijn vlees had losgerukt. Hij schudde zijn hoofd, dat hij tussen zijn knieën had gestoken, alsof hij daarmee die gedachten van zich af kon zetten. Het beeld van zijn vader, zorgzaam en onderdanig, kwam weer bij hem boven, in gezelschap van de dorpsrechter. Een scène die als geen andere allerlei onlustgevoelens in zijn lichaam opriep. Hij spitste zijn oren zo goed hij kon maar vond geen spoor van de stem van de rechter, en zelfs die afwezigheid maakte hem bang. Hij stelde zich voor hoe hij met een sigaret in zijn mond achter de rij mannen aan liep die op dat moment de olijfboomgaard uitkamden, schoppend tegen de kluiten aarde of zich lusteloos bukkend om een olijf op te rapen die na het laatste schudden van de bomen was blijven liggen. De horlogeketting die onder zijn jas uitkwam. De bruine vilthoed, het strikje, de stijve boord, de rijkelijk met suikerwater bewerkte snor.
De stem van een man op een paar meter van de kuil haalde hem uit zijn overpeinzingen. Het was de schoolmeester. Hij praatte met iemand een eindje verderop. De jongen voelde zijn hart sneller kloppen en het bloed omhoogstuwen in zijn lichaam. De pijn, na uren in elkaar gedoken te hebben gezeten, dwong hem naar buiten. Hij overwoog de mogelijkheid er op dat moment mee te stoppen en zo zijn ongerief op te heffen. Hij had niemand vermoord, niets gestolen en de naam van God niet ijdel gebruikt. Hij stond op het punt de takken die zijn schuilplaats bedekten opzij te schuiven en de aandacht te trekken van de mannen die het dichtstbij waren. Een van hen zou dan de ander vragen stil te zijn en daarna zijn hoofd draaien om zich te oriënteren op de richting van het geluid. Ze zouden blikken wisselen en heimelijk naar de hoop twijgen lopen, twijfelend of dat wat ze zouden aantreffen een konijn of de vermiste jongen zou zijn. Dan zouden ze de takken wegtrekken en hem ineengekrompen op de bodem zien liggen. Hij zou net doen of hij bewusteloos was en dat zou, gevoegd bij de kleiresten, zijn vochtige kleren en zijn vuile haar, het beeld van zijn triomf vormen. Hij zou zich op zijn minst verzekeren van een glorieus moment. Honger maakt rauwe bonen zoet.”

 

 
Jesús Carrasco (Badajoz, 30 november 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2016 en ook mijn blog van 30 november 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Dennis Gaens, Christophe Vekeman, James Worthy, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, David Nicholls, Yasmine Allas, Jan G. Elburg, Jesús Carrasco

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

met vertrouwen, vrienden en hamers

Komende zomer doen we dat anders.

De dresscode: kleren die kapot kunnen, stevige schoenen, vieze handen
en een riem waaraan een hamer hangt. We halen hout (massaal en in alle
maten), klimmen in ladders en leggen verlengkabels van de radio’s naar de
aggregaten. Gesprekken staken we tot ’s avonds – met je mond vol spijkers
is het lastig praten.

Die drie maanden vallen we samen met de splinters in onze vingers, de
schaafwonden op onze schenen, de blaren op onze handen en een handvol
gebroken benen – met alles op onze namen na.

Dit ding gaat groot worden.

Wat het ook wordt – als het af is, klimmen we erin, trekken kratten bier
omhoog met touwen, kijken omlaag en zullen zien dat het goed is.

Als wij het niet doen, doet niemand het.

 

bezet gebied

onze benen over de rand van het perron geklemd
kijken we langs het spoor dat van elke bestemming
een verdwijnpunt langs een vluchtlijn maakt

kijken in de trein naar een dwarsdoorsnede
van steden die als kralen aan het spoor
worden geregen totdat de knoop compleet is

komen overal langs iets ander glas in hetzelfde beton
spiegels voor wolkenkrabbers en kranen
een enkele helikopter en een blauwdruk voor later

leven in steden gegijzeld door morgen
elke bouwgrond bezet gebied
prikkeldraad de rode lijn

lopen over ruitjespapier en rijden over
steeds nog niet gesleten asfalt
eeuwig onslijtbaar asfalt

en wij met onze benen geklemd om de rand van het perron
zoeken ons verdwijnpunt langs een vluchtlijn
en praten van bestemming

 

 
Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

Lees verder “Dennis Gaens, Christophe Vekeman, James Worthy, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, David Nicholls, Yasmine Allas, Jan G. Elburg, Jesús Carrasco”

Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, David Nicholls, Yasmine Allas, Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift

De Vlaamse schrijver, dichter en performer Christophe Vekeman werd geboren in Temse op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Christophe Vekeman op dit blog.

 

Gedicht aan de lezer

Ik bedoel, hoe zal ik het zeggen ?
Dat ik onbeschrijfelijk veel, of neen
Laat mij even uitleggen
De zaak is deze: ik meen

Dat wij zekere, dat wij
Wij samen dus, wij, u en ik
Als het ware een soort van, tja, enfin
Kijk het is niet gemakkelijk

Laat het mij zo formuleren
Voordat ik langdradig word
Maar ach, wat zou ik het proberen?

Woorden schieten tekort.

 

De naakte waarheid

Vroeger was het beter, ja hoor, vroeger was het best
God bestond, en niemand maakte zich al druk over bikinilijnen
Meisjesbenen gingen weliswaar met regelmaat onder het mes
Maar er was een zonneklaar verschil tussen kinderkutjes en vrouwenvagijnen
Vroeger was het beter, ja hoor, vroeger was het best
De mannen waren katholiek, de vrouwen waren rijzig
Muziek was nog muziek, bier hield je op de been en voor de rest
Was een meisje nooit alleen: ze had steeds haar huisdier bij zich
Vroeger was het beter, ja hoor, vroeger was het best
Alle mensen rookten, en men kwam tweemaal daags luidkeels klaar
En over de naakte waarheid gesproken: elke vogel wil een nest
En een poes zonder vacht is een raar ding, nietwaar?

 

 
Christophe Vekeman (Temse, 30 november 1972)

Lees verder “Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, David Nicholls, Yasmine Allas, Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift”

Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, David Nicholls, Yasmine Allas, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg, Mark Twain

De Vlaamse schrijver, dichter en performer Christophe Vekeman werd geboren in Temse op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Christophe Vekeman op dit blog.

Uit: Een uitzonderlijke vrouw

“Voor wie lessen heeft getrokken uit het leven en dus uit ervaring meent te weten dat alles altijd slecht afloopt, zijn er natuurlijk redenen genoeg om nooit ergens nog een begin aan te maken, maar Gwen was pas een kleuter toen ze de gewoonte aannam om zo weinig mogelijk te ondernemen. Urenlang zat zij zonder zich noemenswaardig te bewegen op de donkerrode, ribfluwelen bank in de veranda dromerig voor zich uit te staren, of ze lag in de zomervakantie dagen achtereen op haar buik in de tuin terwijl zij steeds opnieuw dezelfde tien grassprietjes telde met de toppen van haar strelende vingers.
‘Dat meisje verveelt zich nog dood!’ klaagde haar moeder, en alsof Gwen geen enig kind was, maar integendeel de laatste in een haast eindeloze rij broers en zussen, voegde zij eraan toe:
‘Dit heb ik echt nog nooit meegemaakt!’ Dat verveling doorgaans juist gepaard gaat met het soort van taaie rusteloosheid dat Gwen nu eenmaal volkomen ontbeerde, scheen ze daarbij niet te beseffen, zoals het blijkbaar ook geen moment bij haar opkwam dat haar dochter zich simpelweg gelukkig voelde op die bank of in de tuin, te gelukkig om iets aan haar toestand te willen veranderen.
‘Maar is er dan niets wat je zou willen doen?’
‘Ik doe toch iets?’
‘Wat doe je dan?’
‘Gewoon.’
Verveling? Hooguit verveelde haar het gezeur van haar moeder als die erop stond dat ze met de kinderen uit de buurt zou gaan spelen (ook toen zij zelf nog kind was, kende zij de grootste moeite om het gezelschap van kinderen naar waarde te schat-ten), haar zou helpen met de voorbereidingen van de avondmaaltijd (ze wist dat ze geen hulp wás; ze liet dingen vallen en liep in de weg) of desnoods (geeuw geeuw) een puzzel zou leggen. Maar zolang zij alleen was, niet door anderen gestoord, had zij volmaakt voldoende aan de kalme, smetteloze leegte in haar hoofd.”

 

 
Christophe Vekeman (Temse, 30 november 1972)

Lees verder “Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, David Nicholls, Yasmine Allas, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg, Mark Twain”

Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, David Nicholls, Yasmine Allas, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg

De Vlaamse schrijver, dichter en performer Christophe Vekeman werd geboren in Temse op 30 november 1972. Zie ook alle tags voor Christophe Vekeman op dit blog.

We waren

We schenen, we leken, we bleken, we waren
We weenden, we lachten, we dachten, we staarden
We wachtten, we keken, we hadden de tijd
We zwegen, we rookten, we kookten van geilheid

We dronken, we zopen, we zongen, we deden
We schonken, we klonken, we liepen, we reden
We riepen, we sliepen, we lagen in bed
We spraken, we blaakten, we hadden veel pret

We rustten, we vierden, we kusten, we pisten
We brulden, we gierden, we lulden, we wisten
We konden, we wonnen, we stonden perplex
We likten onze wonden en we hadden goeie seks

We trokken, we duwden, we drongen, we raasden
We lokten, we stuwden, we gokten, we aasden
We vingen, we hingen, we speelden het grof
We waren de waarheid, we deden alsof

We trilden, we rilden, we stegen, we daalden
We gilden, we vilden, we kregen, we stalen
We wilden, we baarden, we waren barbaars
We spaarden elkaar niet, ik zat in je –

We hijgden, we roofden, we zogen, we snoven
We neigden, we voosden, we kozen, we loofden
We geloofden in God en we waren Hem dankbaar
We lagen allebei van boven en we stoofden tegelijkertijd gaar

We raakten, we staken, we mikten, we wikten
We waakten, we slaakten, we slikten, we pikten
We maakten elkaar het leven zo zoet
We deden ons best en dat deden we goed

We lukten, we rukten, we beefden, we kwamen
We drukten, we fuckten, we leefden, we namen
Wij samen, we hadden altijd onze zin
Ik was royalist en jij mijn koningin

We schenen, we leken, we bleken, we waren
We weenden, we lachten, we dachten, we staarden
We wachtten, we keken, we kenden geen spijt
We werden, we bleven, we zijn nog altijd

 
Christophe Vekeman (Temse, 30 november 1972)

Lees verder “Christophe Vekeman, Y.M. Dangre, David Nicholls, Yasmine Allas, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg”

David Nicholls, Christophe Vekeman, Yasmine Allas, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg

De Engelse schrijver David Nicholls werd geboren op 30 november 1966 in Eastleigh, Hampshire. Zie ook alle tags voor David Nicholls op dit blog.

Uit: Starter For Ten

“I want to be able to listen to recording of piano sonatas and know who’s playing. I want to go to classical concerts and know when you’re meant to clap. I want to be able to ‘get’ modern jazz without it all sounding like this terrible mistake, and I want to know who the Velvet Underground are exactly. I want to be fully engaged in the World of Ideas, I want to understand complex economics, and what people see in Bob Dylan. I want to possess radical but humane and well-informed political ideals, and I want to hold passionate but reasoned debates round wooden kitchen tables, saying things like ‘define your terms!’ and ‘your premise is patently specious!’ and then suddenly to discover that the sun’s come up and we’ve been talking all night. I want to use words like ‘eponymous’ and ‘solipsistic’ and ‘utilitarian’ with confidence. I want to learn to appreciate fine wines, and exotic liquers, and fine single malts, and learn how to drink them without turning into a complete div, and to eat strange and exotic foods, plovers’ eggs and lobster thermidor, things that sound barely edible, or that I can’t pronounce…Most of all I want to read books; books thick as brick, leather-bound books with incredibly thin paper and those purple ribbons to mark where you left off; cheap, dusty, second-hand books of collected verse, incredibly expensive, imported books of incomprehensible essays from foreign universities.”

   
David Nicholls (Hampshire, 30 november 1966)

Lees verder “David Nicholls, Christophe Vekeman, Yasmine Allas, Y.M. Dangre, Reinier de Rooie, Jan G. Elburg”

David Nicholls, Christophe Vekeman, Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift

De Engelse schrijver David Nicholls werd geboren op 30 november 1966 in Eastleigh, Hampshire. Zie ook alle tags voor David Nicholls op dit blog.

 

Uit: One Day

‘‘Exciting!’’ He was imitating her voice now, her soft Yorkshire accent, trying to make her sound daft. She got this a lot, posh boys doing funny voices, as if there was something unusual and quaint about an accent, and not for the first time she felt a reassuring shiver of dislike for him. She shrugged herself away until her back was pressed against the cool of the wall.

‘Yes, exciting. We’re meant to be excited aren’t we? All those possibilities. It’s like the Vice-Chancellor said, “the doors of opportunity flung wide…”’

‘“Yours are the names in tomorrow’s newspapers…”’

‘Not very likely.’

‘So, what, are you excited then?’

‘Me? God no, I’m crapping myself.’

‘Me too. Christ…’ He turned suddenly and reached for the cigarettes on the floor by the side of the bed, as if to steady his nerves. ‘Forty years-old. Forty. Fucking hell.’

Smiling at his anxiety, she decided to make it worse. ‘So what’ll you be doing when you’re forty?’

He lit his cigarette thoughtfully. ‘Well the thing is, Em – ’

‘‘Em’? Who’s ‘Em’? ’

‘People call you Em. I’ve heard them.’

‘Yeah, friends call me Em.’

‘So can I call you Em?’

‘Go on then, Dex.’

‘So I’ve given this whole ‘growing old’ thing some thought and I’ve come to the decision that I’d like to stay exactly as I am right now.’

Dexter Mayhew. She peered up at him through her fringe as he leant against the cheap buttoned vinyl headboard and even without her spectacles on it was clear why he might want to stay exactly this way. Eyes closed, the cigarette glued languidly to his lower lip, the dawn light warming the side of his face through the red filter of the curtains, he had the knack of looking perpetually posed for a photograph.”

 

David Nicholls (Hampshire, 30 november 1966)

Lees verder “David Nicholls, Christophe Vekeman, Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift”

Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift

De Nederlandse dichter en schrijver Jan G. Elburg werd geboren op 30 november 1919 te Wemeldinge. Zie ook alle tags voor Jan G. Elburg op dit blog.

 

Liefste omdat de winter een kwaad seizoen is

Over ons voortbestaan

wordt beslist bij handopsteken

van verkeersagenten en sneeuw.

ik maak mij warm met waar praten

omdat in je gezicht je ogen

staan als twee bevende boeketjes.

dit stempelt mij met een gloed van haast

en met lippen met mijn naam van jezus

ertussen.

met herinnering aan kushanden.

overwinterend in mijn

keel

stoor ik mij met

hergezichten.

netels hart heb ik

en over van mijzelf.

onder het kaarslicht van

een winterhemel

hoor ik mijn mensen.

ik ent mij

op mensen

messen

hoogmoed

spelletje voor vingers

en vindersloon

en loopsheid

brood en ander eten.

ere wie mij toekomt

een lang hert een karyatide

van korenschoven een geloof

van aanwrijven

muren in en uit het liefde leven

van de helft dezer eeuw

een levende deense

ondersteek van vlees

voor mijn teveel

een hese hinde

van heel snelle benen

een afrekening.

er is haast geen tijd meer om te bekomen

van ons gevoel voor seizoenen.

ik verkavel

mij rakelings aan het hart voorbij.

er is veel haver in mijn handen

lievekoe.

er gaan paarden van waarheid staan.

haper nu.

laat de koude beschaamd staan buiten.

 


Jan G. Elburg (30 november 1919 – 13 augustus 1992)

Lees verder “Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift”

Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift

De Nederlandse dichter en schrijver Jan G. Elburg werd geboren op 30 november 1919 te Wemeldinge. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en ook mijn blog van 30 november 2007 en ook mijn blog van 30 november 2008 en ook mijn blog van 30 november 2009.

 

Niets van dat alles


Zoals matrozen zingen…
maar matrozen zingen niet:
zij spugen in de zee,
zij kennen de achterkanten van steden
en de voorkant van de koude wind;
matrozen zingen niet.

zoals de vogels vrolijk…
maar hun vrolijkheid is vluchten:
zij zijn beschoten,
hun jong is dood.
(zij kennen geen droefheid ook).

zoals de zon…
maar zie het rode stof rond boekarest.
wolken? zijn koude mist.
de klaproos? onkruid.
zand: zand.
water: water.

een mens weet nauwlijks wat de mens is.
de dichter weet alles van niets. 

 

Willen

Ik neem mijn buik op en wandel,
ik heb mijn ogen open,
ik heb mijn borst als kennisgeving aangeslagen,
ik zou die punboomhouten paal in mij
vertikaal willen treffen met licht:
een lang lemmet licht om de dagen te turven.
Ik zou een rood totem willen snijden
waarom mijn hartstocht zich als wingerd slingert,
een beeld voor alledag, waaraan de vingers leven.
Ik heb te nemen.

Ik zou een mens willen maken uit wrok
en afgeslagen splinters: een winterman
met een gezicht van louter ellebogen.
En bomen zouden stampen bij zijn langsgaan
en had hij één minuut te leven,
rood zou hij zijn en rood van kindertranen
en rood.

Ik pak mijzelf als altijd weer tezamen,
ik zie het water aan,
ik neem mijn hongerige maag en wandel,
ik zie een eetsalon voor twintig standen:
wanden zijn er genoeg; hij vloekt
van een doorvoeld gemis aan ramen.


Jan G. Elburg (30 november 1919 – 13 augustus 1992)

 

Lees verder “Jan G. Elburg, Mark Twain, Jonathan Swift”

Jan G. Elburg, Mark Twain, John McCrae, Jonathan Swift, Philip Sidney, John Bunyan, Rudolf Lavant, Winston Churchill, Lucy Maud Montgomery

De Nederlandse dichter en schrijver Jan G. Elburg werd geboren op 30 november 1919 te Wemeldinge. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en ook mijn blog van 30 november 2007 en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Aubade voor zedelijke normen

En het gaat voort. wij maken het hof aan een vliegveld.
vinden wij. goed goed goed praten zullen wij niet.
het is tijd voor een lief gebed: knieën uit de broek
gekipt en sneeuw bestellen om een oude vaderfabel
voor ongelovige ogen op te voeren.
was u neer? was u gepoot? was u verzekerd
tegen uw eigen gevoel van ongelijk? wat lijkt
u het beste van al die engelen met straalaandrijving?
boog u diep? was u deemoedig? wij maken het hof.
praten moet ik. goed goed. praten moet ik.
op zekere dag waren wij met onze zakken vol

van zekerheden. rookten zij onze woorden als sigaren.
stonden wij voor een muizenfluim besef.
woonden wij. ternauwernood. leidden wij
de dag in met lang opstaan, jankend om zeep
van vergetelheid. om de jeuk van ons voorhoofd
te wassen.

en het gaat voort. wij op trams voor de dromen
vluchtend, voor de ogen van onze scholingsboeken,
voor de verstelde vrouwen en dekens, voor de kolen,
voor het ontbijt, eer de kinderen ons aankijken,
wilden vervellen uit de waarheid, van schaamte
geschoren zijn met gave kaken. men moet leven kunnen
zonder lange tanden van alsem in de mond die praten
moet. stil, wij maken het hof aan een vliegveld.
Een ijver kenmerkt ons om het zaad van onze daden
chloorkalk te ofreren. op vrijersvoeten gaan wij onszelf
becijferen. of wij een verbazend bestaan beëindigen.
of wij zijn opgeleid. had u een moeder? had u te eten?
wij hadden een moeder uit angst voor ons willen.
en het gaat voort.

 

 

Heks Heks

Tover jij?
je leeft zo eenvoudig
als duizend anderen
binnen een tent van Frans katoen
met je borsten in twee kleine voorkamers
binnen een huisje van dunne kleren
zo klein zo klein
dat je benen de straat op moeten

je droomt zo bescheiden in je ogen
je werkt zo eenvoudig met je schouders
als duizend en een vrouwen
waarom moet mijn stem dan buigen
of een prinses voorbijkomt?

ik geef mij over
er komt een onmetelijke
vredige luchtvloot over

bekèn het maar je
(heks heks)
doet het, nietwaar, toveren.

elburg

Jan G. Elburg (30 november 1919 – 13 augustus 1992)

 

 

De Amerikaanse schrijver Mark Twain (pseudoniem van Samuel Langhorne Clemens) werd geboren op 30 november 1835 te Florida. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Uit: The War Prayer

 

“It was a time of great and exalting excitement. The country was up in arms, the war was on, in every breast burned the holy fire of patriotism; the drums were beating, the bands playing, the toy pistols popping, the bunched firecrackers hissing and spluttering; on every hand and far down the receding and fading spread of roofs and balconies a fluttering wilderness of flags flashed in the sun; daily the young volunteers marched down the wide avenue gay and fine in their new uniforms, the proud fathers and mothers and sisters and sweethearts cheering them with voices choked with happy emotion as they swung by; nightly the packed mass meetings listened, panting, to patriot oratory which stirred the deepest deeps of their hearts, and which they interrupted at briefest intervals with cyclones of applause, the tears running down their cheeks the while; in the churches the pastors preached devotion to flag and country, and invoked the God of Battles beseeching His aid in our good cause in outpourings of fervid eloquence which moved every listener. It was indeed a glad and gracious time, and the half dozen rash spirits that ventured to disapprove of the war and cast a doubt upon its righteousness straightway got such a stern and angry warning that for their personal safety’s sake they quickly shrank out of sight and offended no more in that way.

Sunday morning came — next day the battalions would leave for the front; the church was filled; the volunteers were there, their young faces alight with martial dreams — visions of the stern advance, the gathering momentum, the rushing charge, the flashing sabers, the flight of the foe, the tumult, the enveloping smoke, the fierce pursuit, the surrender! Then home from the war, bronzed heroes, welcomed, adored, submerged in golden seas of glory! With the volunteers sat their dear ones, proud, happy, and envied by the neighbors and friends who had no sons and brothers to send forth to the field of honor, there to win for the flag, or, failing, die the noblest of noble dea
ths. The service proceeded; a war chapter from the Old Testament was read; the first prayer was said; it was followed by an organ burst that shook the building, and with one impulse the house rose, with glowing eyes and beating hearts, and poured out that tremendous invocation
God the all-terrible! Thou who ordainest! Thunder thy clarion and lightning thy sword!”

 

mark-twain

Mark Twain (30 november 1835 – 21 april 1910)

 

De Canadese dichter, schrijver, arts, kunstenaar en militair (Luitenant-kolonel) John Alexander McCrae werd geboren in Guelph (Ontario) op 30 november 1872. Hij heeft zich onderscheiden in de Boerenoorlog (1899-1902) waaraan hij als arts-vrijwilliger deelnam. In 1901 nam hij ontslag uit militaire dienst en wijdde zich aan een medische carrière tot op 4 augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak en hij zich opnieuw meldde als vrijwilliger. Hij werd benoemd tot arts bij de First Brigade van de Canadian Field Artillery. McCrae schreef met een zekere regelmaat gedichten waarvan ook een aantal in literaire bladen werd geplaatst. Op 22 april 1915 werden de eerste aanvallen met  chloorgas ingezet te Boezinge, de plaats waar McCrae als arts frontdienst verrichtte tijdens de gevechten. Diep onder de indruk van de gebeurtenissen schreef hij op 3 mei het gedicht In Flanders Fields, misschien wel het meest bekende gedicht uit deze oorlog. McCrae is gestorven aan een longontsteking en hersenvliesontsteking, dienstdoend in een veldhospitaal. Hij is 45 jaar oud geworden.

 

In Flanders Fields

 

In Flanders fields the poppies blow

Between the crosses, row on row,

That mark our place; and in the sky

The larks, still bravely singing, fly

Scarce heard amid the guns below.

 

We are the Dead. Short days ago

We lived, felt dawn, saw sunset glow,

Loved and were loved, and now we lie,

In Flanders fields.

 

Take up our quarrel with the foe:

To you from failing hands we throw

The torch; be yours to hold it high.

If ye break faith with us who die

We shall not sleep, though poppies grow

In Flanders fields.

 

 

 

The Anxious Dead

 

O guns, fall silent till the dead men hear

Above their heads the legions pressing on:

(These fought their fight in time of bitter fear,

And died not knowing how the day had gone.)

 

O flashing muzzles, pause, and let them see

The coming dawn that streaks the sky afar;

Then let your mighty chorus witness be

To them, and Caesar, that we still make war.

 

Tell them, O guns, that we have heard their call,

That we have sworn, and will not turn aside,

That we will onward till we win or fall,

That we will keep the faith for which they died.

 

Bid them be patient, and some day, anon,

They shall feel earth enwrapt in silence deep;

Shall greet, in wonderment, the quiet dawn,

And in content may turn them to their sleep.

 

john_mccrae

John McCrae (30 november 1872 – 28 januari 1918)

 

De Engelse schrijver Jonathan Swift werd op 30 november 1667 in Dublin geboren uit Engelse ouders. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Uit: Gullivers Reizen (Vertaald door Sem Davids)

 

Mijn naam is Lemuel Gulliver. In het jaar 1699 was ik scheepsdokter op een groot zeilschip, de Antilope. We voeren van Engeland naar Oost-Indië. Het was gezellig aan boord. Af en toe werd er iemand ziek en dan maakte ik hem weer beter. Maar grote rampen hadden we eigenlijk nog niet meegemaakt. Tot het op een dag, op 5 november 1699, vreselijk hard begon te stormen. Ons schip waaide heen en weer en we waren allemaal erg bang. De matrozen waren de hele tijd aan het jammeren, en de stuurman trok uit alle macht aan het stuur, om ervoor te zorgen dat het schip niet omsloeg. En ik?

Nou ja, het enige wat ik kon doen was mezelf goed vasthouden aan een grote paal. En die paal was mijn redding. Want een grote golf kwam, tilde het schip hoog op, en sloeg het in stukken uiteen op het woeste water. Ik voelde hoe ik in het koude water landde, en bleef mezelf vasthouden aan de paal. In de verte hoorde ik mijn naam schreeuwen: “Gulliver! Gulliver!” Maar al gauw hoorde ik niets meer.

Ik weet niet hoe lang ik in dat water heb gelegen. Maar uiteindelijk zag ik land. Met mijn laatste krachten zwom ik er naartoe. Uitgeput viel ik op het warme zand, en daar moet ik in slaap zijn gevallen.

Toen ik wakker werd, was ik helemaal stijf. Ik moest wel acht uur geslapen hebben. Ik wilde opstaan en mezelf eens lekker uitrekken… maar ik kon me niet bewegen! En toen voelde ik, dat ik met honderden kleine touwtjes vastgebonden zat! Om me heen hoorde ik allemaal stemmetjes. Toen voelde ik iets over mijn lichaam lopen. Met veel moeite tilde ik mijn hoofd op, en ik zag dat het een heel klein mannetje was. Het mannetje was niet groter dan mijn hand. Maar hij was niet alleen. Om mij heen en op mijn lichaam zag ik honderden kleine mensjes. Ze zagen er keurig gekleed uit en liepen opgewonden heen en weer. Ik hoorde heel vaak het woord “Lilliput, Lilliput!” dus ik denk dat ze daarmee bedoelden dat dit het eiland Lilliput was, en dat zij Lilliputters waren. Veel van die Lilliputters hadden een kleine pijl en boog, die ze op mij hadden gericht. Ik probeerde me los te rukken van de touwen, maar de kleine mensen schoten pijlen op me. Die pijlen waren vlijmscherp en deden gemeen zeer. Ik besloot maar rustig te blijven liggen om te zien wat ze van me wilden.

Een mannetje, dat heel deftige kleren aanhad, klom via mijn been omhoog en liep over mijn lichaam naar mijn borst. Daar bleef hij staan en hij begon tegen mij te praten. Maar de taal die hij sprak verstond ik niet. Toen hij uitgepraat was, liet ik met gebaren weten dat ik honger had. Dat begreep hij. Er kwamen ineens honderd Lilliputters aan, met kleine manden vol eten. Er was brood, maar dat was niet groter dan de nagel van mijn duim. En het vlees was niet groter dan de vleugel van een musje. Ik at wel drie stukken vlees tegelijk, en stopte vier broden tegelijk in mijn mond. De mensen keken vol verbazing toe. Toen liet ik merken dat ik graag wilde drinken. De kleine mensjes wisten al wel dat ze met een heel grote beker moesten komen, dus kwamen ze met een grote regenton. Voor mij was het niet groter dan een yoghurtbekertje, maar er waren drie Lilliputters voor nodig om hem te tillen.”

 

Swift_portrait

Jonathan Swift (30 november 1667 – 19 oktober 1745)
Portret van Swift in Marble Hill House, London

 

De Engelse schrijver Sir Philip Sidney werd geboren op 30 november 1554 in het  kasteel van Penshurst in het graafschap Kent. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

My True Love Hath My Heart, And I Have His 

 

My true-love hath my heart, and I have his,

By just exchange, one for the other giv’n.

I hold his dear, and mine he cannot miss;

There never was a better bargain driv’n.

His heart in me keeps me and him in one,

My heart in him his thoughts and senses guides;

He loves my heart, for once it was his own;

I cherish his, because in me it bides.

His heart his wound received from my sight:

My heart was wounded with his wounded heart;

For as from me, on him his hurt did light,

So still me thought in me his hurt did smart:

Both equal hurt, in this change sought our bliss:

My true love hath my heart and I have his.

 

 

Some Lovers Speak 

 

Some lovers speak when they their Muses entertain,

Of hopes begot by fear, of wot not what desires:

Of force of heav’nl
y beams, infusing hellish pain:

Of living deaths, dear wounds, fair storms, and freezing fires.

 

Some one his song in Jove, and Jove’s strange tales attires,

Broidered with bulls and swans, powdered with golden rain;

Another humbler wit to shepherd’s pipe retires,

Yet hiding royal blood full oft in rural vein.

 

To some a sweetest plaint a sweetest style affords,

While tears pour out his ink, and sighs breathe out his words:

His paper pale despair, and pain his pen doth move.

 

I can speak what I feel, and feel as much as they,

But think that all the map of my state I display,

When trembling voice brings forth that I do Stella love.

 

SidneyVAold

Sir Philip Sidney (30 november 1554 – 17 oktober 1586)
Naar een miniatuur van Sir Isaac Oliver

 

De Engelse dichter en schrijver John Bunyan werd geboren op 30 november 1628 in Harrowden bij Bedford. Zie ook mijn blog van 30 november 2006 en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Upon The Lord’s Prayer 

 

Our Father which in heaven art,

Thy name be always hallowed;

Thy kingdom come, thy will be done;

Thy heavenly path be followed

By us on earth as ’tis with thee,

We humbly pray;

And let our bread us given be,

From day to day.

Forgive our debts as we forgive

Those that to us indebted are:

Into temptation lead us not,

But save us from the wicked snare.

The kingdom’s thine, the power too,

We thee adore;

The glory also shall be thine

For evermore.

 

bunyan

John Bunyan (30 november 1628 – 31 augustus 1688)
Standbeeld in Bedford

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf Lavant (eig. Richard Cramer) werd geboren op 30 november 1844 in Leipzig. Zie ook mijn blog van 30 november 2008.

 

In der Vorstadt

 

(Nach dem Englischen des Francis W. L. Adams)

 

In finstrer Nacht, durch koterfüllte Gassen,

In dem Kanalgewirr und unter Bäumen

Der dumpfe Taktschritt ungesehner Massen,

Ein stöhnend Atmen wie aus wüsten Träumen!

Gespenstisch alles! Nur ein Lichtlein wacht –

Das ist der Vormarsch der Armee der Nacht!

 

Die Wunden all, die durch die Nacht Vertierten,

Die da in Höhlen und in Gruben wohnen,

Die Frau’n, die tränenlos ins Dunkel stierten,

Sie ziehen alle mit uns wie Dämonen.

Schließt eure Reihn! Welch blanker Schimmer lacht?

Die Bajonette der Armee der Nacht!

 

Mann, Weib und Kind, so kommen wir gezogen,

In erzner Säule, schweigend und gewaltsam.

Es drängen sich die Reihn wie Meereswogen,

Düster und feierlich und unaufhaltsam.

Der Dämm’rung zu, die leis im Ost entfacht,

Wälzt sich die drohende Armee der Nacht!

 

Lavant

Rudolf Lavant (30 november 1844 – 6 december 1915)

 

De Britse staatsman en schrijver Sir Winston Leonard Spencer Churchill werd geboren in Woodstock op 30 november 1874. Zie ook mijn blog van 30 november 2007 en ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Uit: Speech before Commons (June 4, 1940)

 

“We are assured that novel methods will be adopted, and when we see the originality, malice and ingenuity of aggression which our enemy displays we may certainly prepare ourselves for every kind of novel stratagem and every kind of brutal and treacherous manoeuvre. I think no idea is so outlandish that it should not be considered and viewed with a watchful, but at the same time steady, eye.

We must never forget the solid assurances of sea power and those which belong to air power if they can be locally exercised. I have myself full confidence that if all do their duty and if the best arrangements are made, as they are being made, we shall prove ourselves once again able to defend our island ho
me, ride out the storms of ware outlive the menace of tyranny, if necessary, for years, if necessary, alone.

At any rate, that is what we are going to try to do. that is the resolve of His Majesty’s Government, every man of them. that is the will of Parliament and the nation. The British Empire and the French Republic, linked together in their cause and their need, will defend to the death their native soils, aiding each other like good comrades to the utmost of their strength, even though a large tract of Europe and many old and famous States have fallen or may fall into the grip of the Gestapo and all the odious apparatus of Nazi rule.

We shall not flag nor fail. We shall go on to the end. We shall fight in France and on the seas and oceans; we shall fight with growing confidence and growing strength in the air. We shall defend our island whatever the cost may be; we shall fight on beaches, landing grounds, in fields, in streets and on the hills. We shall never surrender and even if, which I do not for the moment believe, this island or a large part of it were subjugated and starving, then our empire beyond the seas, armed and guarded by the British Fleet, will carry on the struggle until in God’s good time the New World with all its power and might, sets forth to the liberation and rescue of the Old. .”

 

churchill

Winston Churchill (30 november 1874 – 24 januari 1965)

 

De Canadese schrijfster Lucy Maud Montgomery werd geboren in Clifton op 30 november 1874. Zie ook mijn blog van 30 november 2008.

 

Uit: Anne Of Green Gables

 

“Mrs. Rachel Lynde lived just where the Avonlea main road dipped down into a little hollow, fringed with alders and ladies’ eardrops and traversed by a brook that had its source away back in the woods of the old Cuthbert place; it was reputed to be an intricate, headlong brook in its earlier course through those woods, with dark secrets of pool and cascade; but by the time it reached Lynde’s Hollow it was a quiet, well-conducted little stream, for not even a brook could run past Mrs. Rachel Lynde’s door without due regard for decency and decorum; it probably was conscious that Mrs. Rachel was sitting at her window, keeping a sharp eye on everything that passed, from brooks and children up, and that if she noticed anything odd or out of place she would never rest until she had ferreted out the whys and wherefores thereof.
There are plenty of people, in Avonlea and out of it, who can attend closely to their neighbors business by dint of neglecting their own; but Mrs. Rachel Lynde was one of those capable creatures who can manage their own concerns and those of other folks into the bargain.
She was a notable housewife; her work was always done and well done; she “ran” the Sewing Circle, helped run the Sunday-school, and was the strongest prop of the, Church Aid Society and Foreign Missions Auxiliary. Yet with all this Mrs. Rachel found abundant time to sit for hours at her kitchen window, knitting “cotton warp” quilts–she had, knitted sixteen of them, as Avonlea housekeepers were wont to tell in awed voices-and keeping a sharp eye on the main road that crossed the hollow and wound up the steep red hill beyond. Since Avonlea occupied a little triangular peninsula jutting out into the Gulf of St. Lawrence, with water on two sides of it, anybody who went out of it or into it had to
pass over that hill road and so run the unseen gauntlet of Mrs. Rachel’s all-seeing eye.”

 

lucy-maud-montgomery 

Lucy Maud Montgomery (30 november 1874 – 24 april 1942)