Dolce far niente
Brouwersgracht, Jordaan, tegenwoordig
Uit: De Jordaan: Amsterdamsch epos
“- Ze bescholden en teisterden elkaar en konden toch noóit zonder elkaar. Het jonge volk had de meest zorgelooze pret. Schuine pet, roode of geruite stropdas en spuuglok, ontmoetten blooten kop, fluweelen jak en baaien rok, en niet één zou hebben willen ruilen voor meheertjes met branieboorden of medammetjes met platheupen. Ze bevochtigden hun woeste of zinlijk-tartende gesprekken met zuursap van augurken, of bezogen ijswafels, en in geen stad ter wereld knauwden de kerels en jongens hun wijven en meisjes zóó wreed en beulig als in den Jordaan, in opzichtige luidruchtigheid en schaamteloos kabaal. Zelfs het liefde-gestoei der jongens was één lomp-neerploffend, zinnelijk-hardhandig gebof op borsten en dijen, hoofden en armen der meiden. En over al het geminnekoos en het wreed gebeuk werd nágebabbeld. – Ook Neeltjes nerinkje was beruchte verzamelplaats voor buurpraat en voor overden-hekel-halerij. –
– Juyst!…. schoot met opgewonden stem een garnalen-pelster uit, nauw merkende dat Neel haar een pond rijst in de handen had geduwd…. d’r mèn hep ’n tèk fèn ’t lireum,…. Kris Hàrdebol is ‘r ’n draugie bei…. sau’n nèthèls….
Er gloeide weer kwaadsprekende hittigheid in haar zinnen. Haar dikke, doorsproetelde huid verplooide bij de neerzinkende mondhoeken viezige trekjes; trekjes van weerzin en wantrouwelijkheid.
– Nou maàde…. ik set de spèt…. as maàn keirel komp en hèi fint me nie, kraàg ik de duufel op ’n printje…. aju!
Een wit-jak sprong haastig den winkel uit. Allen hadden wat ze wilden, maar plakken deden ze toch.”
Israël Querido (1 oktober 1872 – 5 augustus 1932)
Brouwersgracht, vroeger
De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.
Uit: Der Horizont
„Seit einiger Zeit dachte Bosmans an gewisse Episoden seiner Jugend, folgenlose, jäh abgebrochene Episoden, namenlose Gesichter, flüchtige Begegnungen. Das alles gehörte zu einer fernen Vergangenheit, doch weil diese kurzen Sequenzen nicht verbunden waren mit dem Rest seines Lebens, blieben sie in der Schwebe, in einer ewigen Gegenwart. Er würde nicht aufhören, sich Fragen zu stellen, und er würde nie eine Antwort erhalten. Diese Bruchstücke würden für ihn immer rätselhaft sein. Er hatte angefangen, eine Liste anzulegen, und trotz allem versucht, Bezugspunkte wiederzufinden: ein Datum, einen genauen Ort, einen Namen, dessen Schreibweise er nicht mehr wusste. Er hatte sich ein Notizbuch aus schwarzem Moleskin gekauft, das er in der Innentasche seines Jacketts trug, was ihm erlaubte, zu jeder beliebigen Tageszeit Aufzeichnungen zu machen, jedesmal, wenn ihm eine seiner lückenhaften Erinnerungen durch den Kopf ging. Er hatte den Eindruck, sich in einem Geduldspiel zu üben. Doch während er den Lauf der Zeit zurückverfolgte, spürte er zuweilen ein Bedauern: Warum hatte er diesen Weg eingeschlagen und nicht einen anderen? Warum hatte er zugelassen, dass sich dieses Gesicht oder jene Silhouette, die eine lustige Pelzkappe trug und ein Hündchen an der Leine führte, im Unbekannten verlor? Schwindel erfasste ihn bei dem Gedanken an das, was hätte sein können und nicht gewesen war.
Diese Erinnerungsfetzen bezogen sich auf die Jahre, in denen das Leben voller Kreuzungspunkte ist und so viele Alleen sich vor einem auftun, dass man die Qual der Wahl hat. Die Wörter, mit denen er sein Notizbuch füllte, gemahnten an den Artikel über “dunkle Materie”, den er an eine Zeitschrift für Astronomie geschickt hatte.“
Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)
De Engelse dichteres en schrijfster Emily Brontë werd geboren in Thornton in Yorkshire op 30 juli 1818. Zie ook alle tags voor Emily Brontë op dit blog.
I Am The Only Being Whose Doom
I am the only being whose doom
No tongue would ask no eye would mourn
I never caused a thought of gloom
A smile of joy since I was born
In secret pleasure – secret tears
This changeful life has slipped away
As friendless after eighteen years
As lone as on my natal day
There have been times I cannot hide
There have been times when this was drear
When my sad soul forgot its pride
And longed for one to love me here
But those were in the early glow
Of feelings since subdued by care
And they have died so long ago
I hardly now believe they were
First melted off the hope of youth
Then Fancy’s rainbow fast withdrew
And then experience told me truth
In mortal bosoms never grew
‘Twas grief enough to think mankind
All hollow servile insincere –
But worse to trust to my own mind
And find the same corruption there.
Emily Brontë (30 juli 1818 – 19 december 1848)
Beeld van Charlotte, Emily and Ann Brontë in Haworth, West Yorkshire
De Amerikaanse schrijfster Cherie Priest werd geboren in Tampa op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Cherie Priest op dit blog.
Uit: Dreadnought
“One Down in the laundry room with the bloody- wet floors and the ceiling- high stacks of sheets, wraps, and blankets, Vinita Lynch was elbows- deep in a vat full of dirty pillowcases because she’d promised— she’d sworn on her mother’s life— that she’d find a certain windup pocket watch belonging to Private Hugh Morton before the device was plunged into a tub of simmering soapy water and surely destroyed for good. Why the private had stashed it in a pillowcase wasn’t much of a mystery: even in an upstanding place like the Robertson Hospital, small and shiny valuables went missing from personal stashes with unsettling regularity. And him forgetting about it was no great leap either: the shot he took in the forehead had been a lucky one because he’d survived it, but it left him addled at times— and this morning at breakfast had been one of those times. At the first bell announcing morning food, against the strict orders of Captain Sally he’d sat up and bolted into the mess hall, which existed only in that bullet- buffeted brain of his. In the time it took for him to be captured and redirected to his cot, where the meal would come to him, thank you very kindly, if only he’d be patient enough to receive it, the junior nursing staff had come through and stripped the bedding of all and sundry. None of them had noticed the watch, but it would’ve been easy to miss. So Nurse Lynch was down in the blistering hot hospital basement, dutifully fishing through laundry soiled by injured and greasy heads, running noses, and rheumy eyes in hopes that Private Hugh Morton would either be re united with the absent treasure, or would be separated from it long enough to forget all about it. Upstairs, someone cried out, “Mercy!”
Cherie Priest (Tampa, 30 juli 1975)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse schrijver Martijn Simons werd geboren in 1985 en groeide op in Woerden. Zie ook alle tags voor Martijn Simons op dit blog.
Uit: Zomerslaap
“Mijn broertje droeg een pak, zwart, waarvan het jasje getailleerd was en de broek smalle pijpen had. Hij had een roze overhemd aan en zag er ouder uit dan zestien, met dat gemillimeterde haar en die bruine kop van weken achter elkaar op het grasveld van het zwembad liggen. Je zou vast niet zeggen dat ik een jaar ouder was.
Hoe hij daar stond, met zijn handen in zijn zakken, te kijken naar de bediening. Alle drie waren ze even blond, de dochters van de gastvrouw, en ze droegen een schort met een geborduurde molen erop. De gastvrouw was ook blond, maar geverfd, dat zag ik toen ze zich bukte en je haar kruin kon zien. Ik zuchtte.
‘Aardig tegen iedereen doen, hè?’ Mijn moeder liep langs zonder me aan te kijken. Ze was bruin geworden, haar ogen en haar en huid leken haast dezelfde kleur te hebben, maar dan niet zoals bij die ordinaire vrouwen die je zo vaak op het strand zag. Het was meer alsof ze altijd al zo was geweest.
Aan de bar stond mijn vader met de gastvrouw te praten, hij zag er netjes uit, maar zijn schouders hingen. Toen ik vanochtend de huiskamer in liep, was mijn moeder bezig zijn schoenen te poetsen. Mijn vader had zijn voet op een houten krukje gezet en mijn moeder wreef met een oude doek een dot schoensmeer op het leer, ze haalde met snelle bewegingen een borstel over de punt van de schoen. Ik hoorde ze praten over mijn grootmoeder, mijn vader was eerder op de ochtend nog in het ziekenhuis geweest. ‘Ik zou het liefst het hele feest afblazen als dat nog zou kunnen,’ zei hij, en legde een hand op haar schouder. Ik zag dat die hand daar even bleef liggen. Toen trok mijn moeder haar schouder weg en zei: ‘Andere voet.’ Mijn vader zette zijn andere voet hard op het krukje, mijn moeder keek hem even aan en trok een wenkbrauw op. Ineens schopte hij het doosje met schoensmeer weg, het schoof over het parket en knalde tegen een plint. ‘Ik doe het zelf wel,’ zei hij.”
Martijn Simons (Woerden, 1985)
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2013 en ook mijn blog van 30 juli 2012 en eveneens mijn blog van 30 juli 2011 deel 2.