Dolce far niente
De Oudezijds Kapel aan de Zeedijk door Cornelis Springer, 1880
Uit: Dichter op de zeedijk
“Het grootste deel van zijn leven had Constant Wegman onder het biljart doorgebracht. Daar, in dat schemerige hol, bereikten de stemmen en de muziek hem als het holle gerommel van een schelp. Soms versmolten de mannen en vrouwen in het café voor zijn ogen tot een groot, drinkend, grommend en rokend wezen met tientallen koppen en handen die hun best deden de dorst van het monster te lessen. Een andere keer, zoals nu, trok juist een enkel paar benen zijn aandacht; de bedachtzame wijze waarop ze voor zijn hol langs schoven maakte hem onrustig, zonder dat hij precies begreep waarom.
(…)
Zijn grootmoeder belde vanaf de paardenkoers, een avondkoers in de buurt van Den Haag, om te vertellen, zeg maar gerust in zijn oor te brullen, dat ze samen met Gijs van Mexico City de ‘doorslag van haar leven’ had gehad. Ze was nogal opgewonden, struikelde over haar woorden. Het kostte hem moeite om uit het warrige verhaal over inzetten, startnummers, een op de baan debuterende merrie die Tosca M heette en een tipgever met de naam Drosse of Drossel af te leiden dat ze veertienduizend gulden had gewonnen. Ze was in de zevende hemel, zei ze, en moest het gewoon even aan hem kwijt. Hij vermoede dat zij die zevende hemel niet op eigen kracht had bereikt. Zo te horen had de brandewijn haar een eindje op weg geholpen.
‘Veertienduizend gulden,’ herhaalde ze. ‘We gaan van de week een bootje voor je kopen. Hoe lijkt je dat?
Hij wist geen boe of ba te zeggen.
‘Hoor je me,’ schreeuwde ze, ‘een bootje.’
‘Ja, ja,’ zei hij, ‘een bootje. Geweldig!
‘Het mooiste bootje van de gracht, voor mijn eigen jongen.’ Haar ademhaling stokte, na een seconde of wat volgde een diepe zucht. Hij meende te horen dat ze een slok nam. ‘Over drie kwartier is het hier afgelopen en dan komen we naar huis. Ga nog niet naar bed, blijf wachten tot ik er ben. Je hoeft morgen niet naar school . Ik wil jou en iedereen zien, dan maken we er nog een leuke avond van. Goed?’
Kees van Beijnum (Amsterdam, 21 maart 1954)
Danshal, Zeedijk, Amsterdam door Isaac Israels ca.1892-1893
De Nederlandse dichter en schrijver Rutger Kopland (eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker) werd geboren in Goor op 4 augustus 1934. Zie ook mijn blog van 4 augustus 2010 en ook alle tags voor Rutger Kopland op dit blog.
Water
Als met water zelf, met de gedachte
spelen dat je ooit en eindelijk
zult weten wat het is.
Het is regen geweest, een rivier, een zee,
hier was het, hier heb ik het gezien
en zie ik water en weet niet wat het is.
Een lege plek om te blijven
Geef mij maar de brede, trage rivieren,
de bewegingen die je niet ziet maar vermoedt,
de drinkende wilgen, de zinloze dijken,
een doodstille stad aan de oever.
Geef mij maar de winter, het armoedige
landschap, de akker zonder het teken van
leven, de kracht van de krakende heide.
Geef mij maar de kat als hij kijkt voor
hij springt, om te vechten, te vluchten,
te paren, te jagen, als hij kijkt.
Geef mij maar een paard in galop, maar
op zijn zij in het gras. Geef mij
maar een vraag en geen antwoord.
Tuin II
Dit is het heden, ik zie het, ik zit hier:
voor het raam en zie het heden waarnaar
ik ben teruggekeerd, naar wat er altijd
geweest is – al die tijd waarin ik er niet was
er is niets gebeurd zegt de tuin in het raam
de bomen, de vogels, de zacht waaiende
struiken, het gras, het bleef allemaal zijn
wat het was, er is geen verleden hier
wat er gebeurde is deze tuin.
Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)
De Nederlandse choreograaf, balletdanser en schrijver Rudi van Dantzig werd geboren in Amsterdam op 4 augustus 1933. Zie ook alle tags voor Rudi van Dantzig op dit blog.
Uit: Herinneringen aan Sonia Gaskell
“De vrouw die ik gadesla loopt bij me vandaan, het einde van het korte huizenblok tegemoet. Ik zie haar op de rug. Ze beweegt zich noncha-lant, maar lijkt zich toch duidelijk van haar verschijning bewust te zijn. Een geïsoleerde figuur, ‘alleen’-heid uitstralend; een vrouw die niet lijkt te passen in deze straat, niet in deze buurt, niet in deze tijd. Maar waar is ze naar op weg, naar wie, wat gaat ze doen? Heeft ze hier, ergens in dit woonblok een familieleven, een gezin, een vriendenkring, of is ze bij toeval, of vergissing, in deze buurt beland? Ze zou, heel prozaïsch, op weg kunnen zijn naar een winkel, maar mogelijk posteert ze zich straks rustig op een tramhalte, of stapt ze iets verderop in een bus om weer te verdwijnen uit deze voornaam-nonchalante straat. Dat alles is mogelijk, maar terwijl ik haar zo gadesla lijkt geen enkele alledaagse handeling te passen of voor de hand te liggen bij de manier waarop ze zich voortbeweegt en gedraagt. Ze is een wandelend raadsel.
De vrouw heeft een lichte zomermantel losjes over haar schouders geslagen, de rok die ze draagt is van een dunne, soepele stof – het bo-vendeel van de rok sluit nauw om haar heupen, het onderste deel is wijd en waait bij vlagen wat omhoog; het toont een gebloemd patroon op een donkere ondergrond.
Ik kijk hoe ze haar lichaam beweegt, het hoofd licht naar het trottoir gebogen, alsof ze in gedachten is verzonken. Piekert ze over iets? Haar heupen zijn fors en zwaar, monumentaal bijna, als van een goed onder-houden raspaard, soepel en zelfbewust bewegend. Een tengere indruk maakt ze niet, eerder voluptuous.”
Rudi van Dantzig (4 augustus 1933 – 19 januari 2012)
Hier met de danser Clint Farha.(links)
De Engelse dichter Percy Bysshe Shelley werd op 4 augustus 1792 geboren in Field Place, Sussex. Zie ook alle tags voor Percy Bysshe Shelley op dit blog.
Ozymandias
I met a traveller from an antique land
Who said: `Two vast and trunkless legs of stone
Stand in the desert. Near them, on the sand,
Half sunk, a shattered visage lies, whose frown,
And wrinkled lip, and sneer of cold command,
Tell that its sculptor well those passions read
Which yet survive, stamped on these lifeless things,
The hand that mocked them and the heart that fed.
And on the pedestal these words appear —
“My name is Ozymandias, king of kings:
Look on my works, ye Mighty, and despair!”
Nothing beside remains. Round the decay
Of that colossal wreck, boundless and bare
The lone and level sands stretch far away.’
A Lament
O World! O Life! O Time!
On whose last steps I climb,
Trembling at that where I had stood before;
When will return the glory of your prime?
No more -Oh, never more!
Out of the day and night
A joy has taken flight:
Fresh spring, and summer, and winter hoar
Move my faint heart with grief, but with delight
No more -Oh, never more!
Good-night
Good-night? ah! no; the hour is ill
Which severs those it should unite;
Let us remain together still,
Then it will be good night.
How can I call the lone night good,
Though thy sweet wishes wing its flight?
Be it not said, thought, understood —
Then it will be — good night.
To hearts which near each other move
From evening close to morning light,
The night is good; because, my love,
They never say good-night.
Percy Bysshe Shelley (4 augustus 1792 – 8 juli 1822)
Percy Bysshe Shelley Memorial in Oxford
De Chinese schrijver, journalist, musicus en dichter Liao Yiwu (ook bekend als Lao Wei) werd geboren op 4 augustus 1958. Zie ook alle tags voor Liao Yiwu op dit blog
Uit: Voices from the Bottom Rung of Society (The Public Toilet Manager)
“Grandpa Zhou has handled human waste for almost all his life, first as an employee of the state in charge of cleaning public toilets and now as an independent toilet manager under contract with the city government of Chengdu to manage a large public toilet in the northwestern part of the city. “It’s serious business,” says Grandpa Zhou. He’s about seventy years old, but he looks pretty energetic.
I had known of Grandpa Zhou for quite some time. His toilet stands almost next door to my mother’s teahouse. But we were simply nodding acquaintances. One night I summoned up enough courage to get over my concerns about losing my social status as an intellectual and started a conversation with him.
GRANDPA ZHOU
Are you coming in to use the toilet or not? It’s already past midnight. Based on our rules I need to charge you extra. How else can I pay my taxes to the city’s Environment and Hygiene Department? But since you’re a regular client, I’ll waive the extra charge.
LIAO YIWU
I’m not here to use the toilet. I want to take you out for tea.
ZHOU
You don’t have to bother. I’m only a public toilet guard.
LIAO
Let’s go over to the teahouse, Grandpa Zhou.
ZHOU
You’re too nice. Is your mom’s teahouse still open? Actually, the more her customers drink, the better for my business. When their bladders are full they come to my place. It’s mutually beneficial.”
Liao Yiwu (Sichuan, 4 augustus 1958)
Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn drie blogs van 4 augustus 2011.