Dolce far niente, Martin Bril, Rogi Wieg, X.J. Kennedy, Robert Stone, Aubrey Beardsley, Frédéric Mitterrand

Dolce far niente

 

 
Amsterdam: Kruising Tollensstraat – Kinkerstraat begin jaren zeventig

 

Uit: De Tollensstraat

“De eerste Amsterdamse straat die echt iets voor mij betekende was de Tollensstraat, een zijstraat van de Kinkerstraat in Oud-West. Het was zo’n volksstraat met etagewoningen gevestigd in hoge, grimmige, bakstenen panden met hijsbalken, een café op de hoek met vitrages voor de ramen en oude auto’s langs de scheve stoepen. Ik kwam de straat binnen op een herfstige avond in 1980. De tram had me vanaf het Centraal Station naar de hoek Bilderdijkstraat en Kinkerstraat gebracht. Het laatste stuk liep ik, langs onder andere een oliebollenkraam die er nog steeds staat in dit jaargetijde. Toen sloeg ik linksaf, de Tollensstraat in. Ik moest me halverwege die straat melden bij een jongen die ik niet kende — Walter Carpay. Hij woonde op driehoog-achter. We gingen een tijdschrift beginnen. Ik schelde aan. Er gebeurde lange tijd niets, en ik keek om me heen. Ik was nog nooit eerder in een straat als deze geweest. Ik kwam uit Groningen, daar had je zulke straten niet. Ik was wel eerder in Amsterdam geweest, maar meer dan het Rokin, het Spui, de Nes en een paar grachten had ik niet gezien. Dit was de eerste keer dat ik diep in Amsterdam was. 21 was ik. De deur ging open en ik begon de lange klim naar Carpays verdieping. Ik kwam langs deuren, overlopen, kratten met lege flessen, bakken met kattenkorrels, wasgoed dat in het trapgat hing. Ik rook eten en hoorde stemmen achter dunne muren. Uiteindelijk was ik boven. Aanwezig waren die avond Dirk van Weelden, Rob Scholte en de al genoemde Carpay, die later begrafenisondernemer zou worden, maar nu nog op de Rietveld Academie zat. Scholte zat op dezelfde school, en Van Weelden kende ik uit Groningen. Daar studeerden we allebei filosofie. Hij was de schakel tussen mij en de anderen: hij had met hen op de middelbare school in Alkmaar gezeten. Goed. We smeedden plannen, zoals die dingen gaan, en daarna hadden we honger. Ik herinner me dat Carpay en Scholte de deur uit gingen om boodschappen te doen. Ze kwamen terug met een zak aardappelen, een kilo wortelen en uien, twee rookworsten en een paar flessen Grolsch, halve liters. In het kleine, smalle keukentje van Carpay, met een granieten aanrecht en een geiser met een weigerachtige vlam en zo’n plastic slangetje eronder, schilden we de aardappels, sneden we de uien en wasten we vier borden en het nodige bestek af. Toen aten we hutspot:”

 
Martin Bril (21 oktober 1959 – 22 april 2009)
Utrecht, Oude Gracht. Martin Bril werd geboren in Utrecht.

 

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Rogi Wieg op dit blog.

De Zomer

Zoals een ziek dier
wegraakt van de anderen
gaan je vingers van mij weg;
de zomer heeft je handen
niet genezen.

Alles gebeurt, maar
de vogels lijken trager
en minder vaak te dalen
uit het heelal.

Je bestaat tussen de morgen
en de avond in, maar ’s nachts
volg je een schaduw naar de
toekomst, een tijd van volgzaamheid
liefste.
In je kleine oorschelp wordt mijn
stem geweerd, alsof je ooit
alleen de slaap in gaat;
je hebt je schouders naar mij toegekeerd.

 

Een zeer zacht spijkerbed

Ooit moest ik mijn verzen afkappen
van hun stam en ze laten rotten op
een grasland in de droge hitte.
Afgekapt Dichtwerk zou ik
al mijn gemaakte taal noemen,
gelegen in een alles – ja, ook het alfabet –
smeltende warmte die zich over gras gelegd
had, als vuur over mijn dode toekomst.
En ik zou alleen Het Niets kunnen dichten.

Maar Jezus verscheen rood en blauw
geslagen, met Zijn magere, wat jonge lijf,
een zeer zacht spijkerbed, en Hij liet mij daarop
rusten, nadenken over poëzie.

De zesde dag haalde ik mijn nog ongeschonden
verzen uit de hitte. En Jezus gaf mij
een zonsondergang aan mijn linkerkant en
een rivier met visjes aan mijn rechterhand.

Hij gaf mij het kaarslicht, de vulpen en het papier,
en ik maakte niet een chanson anonyme,
of een testament, maar Eigen Nieuwe Verzen.
Total playing time:
de rest mijner oudere mannen jaren.
En misschien zelfs langer.

 

Het gedicht na mijn laatste gedicht (vandaag)

Mijn vader stierf het eerst.
Mijn moeder stierf daarna.
Er bleven van hun lijven
twee urnen volgestopt
met as. De urnen staan
rechtop en bij elkaar. Staan
of liggen dan de doden in hun
zwarte vazen naast elkaar?
Of is er niets en van mijn
doden zo geen sprake?

Ik schreef dit maanden na
het maken van mijn laatste vers.
Er was vandaag een rechterhand
die tegen mijn verwachting in
met inkt en veel denkbeeldig as
wat zwarte kralen maakte.

Kralen rollend door de ruimtetijd
die regels werden, en zo twee
volle urnen die ik niet liefhebbend
lief ging hebben. Staan of liggen
nu vandaag mijn dode ouders?
– Heb ik hen lief? –
Of is er niets en van mijn
ouders zo geen sprake meer?

Vandaag weer een eerste vers. Ik
ben in leven als pijn waaruit
de vlammen slaan op een veld
dat brandt en de nachthemel bijlicht.

 
Rogi Wieg (21 augustus 1962 – 15 juli 2015)
Cover

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog en ook mijn blog van 21 augustus 2010.

Uit: A Hoarse Half-Human Cheer

The siren of the police car kept growling, bullying other cars out of the way, but Kiki Sue, sleeping in Aisling’s arms, never stirred. In record time they reached South Orange and pulled into a street of fifteen-room houses with long uphill lawns. The largest house sat at the end of the street, a tall Victorian with a wrap-around porch surrounded by tall maples beginning to put out buds. Three or four cars clustered in front of it. Knox and the police car parked.
Branigan walked back to them and said, “Here we are, Father. What’s with your dying priest? He have a heart attack getting
“I don’t know yet,” Knox said. “I don’t know what’s happened to him.”
“You want me to wait outside?”
“I want you to come in with us.”
Branigan hesitated. “I don’t know as I ought to, Father.”
“Why not?”
“Kind of hate to be seen in a place like this. It might get back to the wife.”
“She gives you a hard time, have her call me. I’ll vouch for you. Listen, Branigan, we might need you. This man could have the strength of ten. I figure he’s out of his mind.”
“All right,” the cop said reluctantly. “I’ve got my billy stick, I could bop him over the head, you want me to.”
“We don’t want to hurt him,” Knox said quickly, “just make him come out of there. Mrs. Vastasi, we won’t need you now. You and the baby better stay in the car.”
Aisling clambered out of the back seat, clutching Kiki Sue. “Like hell you’re leaving me out in the cold. I’m your medical support. Anyhow, I’ve always wanted to see the inside of a whorehouse.”
Knox shrugged. They mounted creaking steps to the porch, Branigan lagging behind, his cap pulled down low over his face. Knox pushed a doorbell and a woman’s voice came through a speaking tube, “Who’s there?”

 
X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)
Dover, New Jersey

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Zie ook alle tags voor Robert Stone op dit blog en ook mijn blog van 21 augustus 2010.

Uit: Dog Soldiers

“Marge had no answer. The blond couple watched Eddie Peace. “What’d he do? Take off on you?” When Hicks came out of the bathroom he held a pistol in either hand; he bore the weapons before his shoulders with the barrels raised like a movie-poster cowboy. Eddie drew himself and displayed empty hands. “Jesus, Mary and Joseph,” Eddie said. “Look at this!” The woman looked at Hicks with a sensitive frown. Her companion moved in front of her. “Buffalo Bill,” Eddie said. Hicks stared at him and glanced about the room. He was looking for a place to put the pistols down. “You asshole,” Eddie said. “If I was the narks your ass would be dead.” “So would yours,” Hicks said. Marge went into the bathroom and brought the backpack out. Hicks put the pistols inside it and slung it around his shoulder by one strap. Then he went to the door and looked outside. “Don’t you love the guy?” Eddie asked his friends. The man nodded sadly as though Hicks represented a mode of behavior with which he was wearily familiar. He was a big soft man. He had steel-rimmed spectacles and dim blue priestly eyes. The woman was very like him, as bland to look at but perhaps a shade meaner. They were both wearing light-colored leather jackets and bell-bottom pants. The clothes appeared brand new. Hicks came back from the door and sat on the bed beside Marge. He set the backpack between them. “If these people are buying weight,” he told her softly, “things are really getting fucked up.” Eddie Peace had linked arms with the couple; he hauled them before Hicks’ blank stare. “These folks, Raymond, are the nicest folks you could ever want to meet. Gerald and Jody — this is Raymond.”
Jody stooped to shake Hicks’ hand as though he were an Indian or a lettuce picker. Gerald saluted briskly. “Sit,” Hicks said. Jody spread herself cross-legged on the carpet. Gerald and Eddie Peace took the only chairs. “Gerry is a writer,” Eddie Peace explained, “and he’s one hell of a writer too. He wants to see the scene.” “What scene?” “Oh man, like the old Malibu scene. You know.” “Man,” Hicks said, “I don’t have a notion.” “He wants to look at some scag,” Eddie said. “For atmo-sphere.” He turned toward Gerry in coy apology. “I’m sorry, Gerry — I’m just teasing you. Why don’t you explain yourself to the man.” “That may not be easy,” Gerald said modestly. He did not like to be called Gerry. Everyone watched him. “I’m a writer,” he said.”

 
Robert Stone (21 augustus 1937 – 10 januari 2015)
Cover


De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog en ook mijn blog van 21 augustus 2010.

Lines Written In Uncertainty

The lights are shining dimly round about,
The Path is dark, I cannot see ahead;
And so I go as one perplexed with doubt,
Nor guessing where my footsteps may be led.

The wind is high, the rain falls heavily,
The strongest heart may well admit a fear,
For there are wrecks on land as well as sea
Eíen though the haven may be very near.

The night is dark and strength seems failing fast
Though on my journey I but late set out.
And who can tell where the way leads at last?
Would that the lights shone clearer round about!

 
Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
The Cave Of Spleen door Aubrey Beardsley, 1896

 

De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker, filmer en politicus  Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Zie ook alle tags voor Frédéric Mitterand op dit blog en ook mijn blog van 21 augustus 2010.

Uit: La Mauvaise vie

« Ce n’est pas seulement lui qui explique la force de mon attirance, c’est aussi la mise en scène si bien réglée qui m’a fait découvrir sa présence. Dans chaque club, les garçons se tiennent sur la scène très éclairée par petits groupes de quatre ou six ; ils portent la tenue distincte de l’établissement et de sa spécialité, minimale et sexy : maillot 1900 à bretelles ou cycliste pour les athlètes, boxers shorts, strings pour les minets ou pseudo-voyous, les follassons ont droit à des mini-jupes. Ils demeurent immobiles, silencieux, corps bien droit et jambes légèrement écartées, l’air absent ou souriant selon la classe du club où la catégorie supérieure demanderait plutôt qu’ils se montrent impassibles, au moins en début de soirée, et tous le regard perdu vers la semi-obscurité de la salle en contrebas, la pénombre d’où la clientèle les observe en se faisant servir des verres. Le numéro est accroché à l’aine, en évidence. La plupart d’entre eux sont jeunes, beaux, apparemment épargnés par la dévastation qu’on pourrait attendre de leur activité. J’apprendrai plus tard qu’ils ne viennent pas tous les soirs, sont souvent étudiants, ont une petite amie et vivent même parfois avec leur famille, qui prétend ignorer l’origine de leur gagne-pain. En revanche, ils ont tous un portable, un e-mail pour retrouver ailleurs et à tout moment leurs customers les plus accrochés, ce qui laisse supposer que les clubs prélèvent un pourcentage trop important et qu’ils n’ont de cesse de pouvoir se débrouiller seuls. Quelques-uns sont plus âgés et il y a aussi un petit contingent de malabars mal dégrossis qui a manifestement son public. C’est le côté menines de l’exposition : leur présence fait ressortir la séduction juvénile de tous les autres. Au rythme de la sempiternelle techno, après trois minutes, deux cèdent leur tour et retournent en coulisses, une autre paire les remplace et ainsi de suite. »

 
Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.