Dolce far niente, Nescio, Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Leonie Ossowski, Daan Zonderland, Jan Campert

Dolce far niente

 


Gezicht op het IJ voor Amsterdam, met de overkapping van het Centraal Station door Hobbe Smith, 1913.

 

Uit: Boven het dal

“We zaten in den avond op ’t terras van ’t Tolhuis en keken over ’t IJ naar de stad. De electrische lampen aan de spoorbaan brandden lila in de hoogte tegen een donkerblauwe lucht. ’t Weerlichtte wat boven de drie spitse torens van de kerk aan de Haarlemmerstraat, onder de kap van ’t Centraalstation hijgde een locomotief, de tram reed brommend over de De Ruyterkade, ’t water golfde verlaten koudblauw met nerveuze, korte en onnoozele golfjes, maakte een zwak geluidje tegen den steenen rand van ’t terras en riekte zwakjes naar dood water. Dicht bij lag, heel stil, het scheepje van visschers, de mast, zonder zeil, stak schraaltjes naar boven tegen de donkere stad, met de punt in een licht stuk licht. ‘k Zag dat ’t scheepje van voren hoog was en van achteren laag en vond ’t aardig, er zoo naar te kijken.
’t Was stillig, er waren weinig menschen. Er was wat geluid van glazen en kopjes, nu en dan, de stad aan den overkant ademde zwakjes en onschuldig en weerkaatste zijn lila engele lichten, die zigzagden in ’t IJ.”

 


Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)
Reguliersbreestraat vanaf Rembrandtplein door Henk Alleman. Nescio werd geboren in de Reguliersbreestraat.

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

De badgast

Zij heeft gezegd: ik moest niet wanhopig wezen,
het leven zou wel ergens goed voor zijn –
en nu zit ik doortrokken van mijn wezen
de halve tafelronde van de zee
te presideren in het zetelduin.

Boven mij plafondengeltjes van wolken
en boven mij de luchter van de dag,
voor mij als penhouders of dolken
masten die krassen op het tafelblad:
schepen en dat zij heeft gelijk gehad.

Talloze stemmen rollen in de schelpen
van mijn hoofdhelften en de uitspraak luidt:
dubbel en dwars staat zij in het gelijk.
Het zijn alleen meeuwen die blanco stemmen.
De zee spreekt zich schuimbekkend voor haar uit.

 

Een mummie van woorden

Geen god vertoonde
ooit zijn gezicht

en geen gedicht
spreekt onomwonden,

verzegeld verzegeld,
egyptisch graf,

zo wacht ik af
in al deze regels

of ik zal worden
gevonden, verstaan,

een mummie van woorden
onder het puin vandaan.

 

Ja en nee

Op iedere boom schrijf ik ja
maar nee op de blaren

in iedere steen schrijf ik nee
maar ja over de stad

nee schrijf ik op mijn hart
ik schrijf ja over jaren
maar nee midden op de dag

nee middaglicht het vale
ik schrijf nee op haar haren
ik schrijf nee op haar handen
maar ja op haar levensloop

 

 
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Van der Graft ontvangt het eredoctoraat van de Universiteit Utrecht in 1966

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Home Movies: A Sort of Ode

Because it hadn’t seemed enough,
after a while, to catalogue
more Christmases, the three-layer cakes
ablaze with birthday candles, the blizzard
Billy took a shovel to,
Phil’s lawnmower tour of the yard,
the tree forts, the shoot-‘em-ups
between the boys in new string ties
and cowboy hats and holsters,
or Mother sticking a bow as big
as Mouseketeer ears in my hair,

my father sometimes turned the gaze
of his camera to subjects more
artistic or universal:
long closeups of a rose’s face;
a real-time sunset (nearly an hour):
what surely were some brilliant autumn
leaves before their colors faded
to dry beige on the aging film;
a great deal of pacing, at the zoo,
by polar bears and tigers caged,
he seemed to say, like him.

What happened between him and her
is another story. And just as well
we have no movie of it, only
some unforgiving scowls she gave
through terrifying, ticking silence
when he must have asked her (no
sound track) for a smile.
Still, what I keep yearning for
isn’t those generic cherry
blossoms at their peak, or the brave
daffodil after a snowfall,

it’s the re-run surprise
of the unshuttered, prefab blanks
of windows at the back of the house,
and how the lines of aluminum
siding are scribbled on with meaning
only for us who lived there;
it’s the pair of elephant bookends
I’d forgotten, with the upraised trunks
like handles, and the books they meant
to carry in one block to a future
that scattered all of us.

And look: it’s the stoneware mixing bowl
figured with hand-holding dancers
handed down so many years
ago to my own kitchen, still
valueless, unbroken. Here
she’s happy, teaching us to dye
the Easter eggs in it, a Grecian
urn of sorts near which—a foster
child of silence and slow time
myself—I smile because she does
and patiently await my turn.

 

 
Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)
Salter ontvangt het eredoctoraat in de letteren van Amherst College in 2010

 

De Duitse schrijfster Leonie Ossowski werd als Jolanthe von Brandenstein geboren op 15 augustus 1925 in Röhrsdorf. Zie ook alle tags voor Leonie Ossowski op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

Uit: Stern ohne Himmel

„Die Treckwagen wirkten beunruhigend. Schon vor Wochen waren die ersten Kolonnen vorbeigezo-gen, aber damals waren sie noch in großen Abständen herangerollt. Man hatte sie bestaunt, denn in der Aufmachung glichen sie eher Zigeunertrupps. Aber mit der Zeit war die Angst gewachsen. Tag und Nacht rumpelten die Räder rechts und links an dem großen Alumnatsgebäude vorbei über den Marktplatz. Das monotone Anrufen der Pferde, das Knarren der Räder, das Heulen fremder Hunde scheuchte die Bürger nachts in den Betten hoch. Jeden Tag schien sich die Hoffnung zu verringern, dass die Flucht nur anderen bestimmt sei. Gerüchte wanderten von Tür zu Tür. Man erzählte, man übertrieb, man schürte die Angst. In den Hinterhöfen, in den Kellern, vor den Nachbarn verborgen, wurden Handwagen und Fahrräder be-packt, denn es war verboten, sich ohne Befehl davonzumachen. Frau Nagold starrte durch die Fenster ihrer Wohnung im obersten Stock des Alumnatsgebäudes. Bis jetzt hatte sie versucht, ihre Fluchtgedanken zu bezähmen. Sie hatte ihre Pflicht als Lehrersfrau im Alumnat erfüllt, sie hatte die Jungen versorgt, sie war in der Küche eingesprungen, als die Kö-chin eines Morgens mit Sack und Pack verschwunden war. Sie hatte sich bemüht, den optimisti-schen Reden des Direktors Jähde Glauben zu schenken, dass Adolf Hitler im richtigen Moment die richtige Waffe einsetzen würde. Aber wo blieb diese, wenn die Treckwagen schon jetzt aus einem Ort kamen, der kaum hundert Kilometer entfernt war? Frau Nagold schloss die Augen. Ganz langsam nahm das Grauen auch von ihr Besitz.“

 

 
Leonie Ossowski (Röhrsdorf, 15 augustus 1925)
Scene uit de gelijknamige film uit 1980

 

De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook alle tags voor Daan Zonderland op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Interieurtje

‘Wat is een paddenlevens doel?’
Peinst vader pad op zijn paddenstoel.
‘Wat is een paddenleven droef,’
Denkt moeder pad op haar paddepouffe.
Maar babypad schraapt zijn paddenstrotje
En roept luidkeels om zijn paddepotje.

 

Er staat een boom

Er staat een boom in Nederland
Dichtbij het plaatsje Duiven.
Daar groeien rode neuzen aan
En al die neuzen snuiven.

Zodra het echter winter wordt
En het begint te vriezen,
Dan worden al die neuzen paars
En al die neuzen niezen.

 
Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)
Cover

 

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Jan Campert werd geboren op 15 augustus 1902 in Spijkenisse. Zie ook alle tags voor Jan Campert op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Herfst-avond

Valer de dagen, die scheem’rend zich bezinnen
op wat een sterke zomer brandde aan hun wet,
toen d’uren, groeiend tot een rijp en schoon beginnen,
den luiden zegen hunner tochten hebben ingezet.

Waar alle nachten als een donker-vreemd gebed
stegen tot waar de sterre-steenen winnen
hun heimlijk vuur… en aard’s gespreide bed
verstilt onder d’extaze van een ademloos beminnen…

Valer de dagen… zie, hoe een siddrend ongeduld
schrijnender bloeit onder den raadsel-schoonen schijn
van droefenis, die àl geluk en leed verhult;

en door de tijden, die geweldloos sterven achter ’t avondland,
rest enkel nog de steun van hart’s vertraagd refrein,
dat d’eindloosheid der heem’len over onze oogen spant.

 

Zwervers-liefde

Gij waart mij immer vreemd en nooit-genegen,
enkel het hooren Uwer tred was een solaes
voor mij, armzalig hert, dat hunkerend en dwaas,
zijn liefden spilt langs nachtelijke wegen.

Zoovele steden zwierf ik – achter het waas,
waarmee zij uit de koele kimmen stegen,
wist ik de schat der pleinen, strak-gelegen
onder de zon, midden der dagen luid geraas.

O stad, gij duistre, die heim’lijke weelden
tot relequieën in heur schrijnen werft;
voor mij, die zooveel wrange vreugden deelde,
wiens wreede hart in menig leven kerft,
waart ge een tijdlijk schoon, dat alreê sterft:

balseme kort voor wond, die nimmer heelde.

 
Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)
Spijkenisse: De beeldengroep ‘Mannetjes op de Krom’

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.