De Amerikaanse schrijver Douglas Kennedy werd geboren op 1 januari 1955 in New York. Zie ook alle tags voor Douglas Kennedy op dit blog.
Uit: The Heat of Betrayal
“Out of nowhere, Paul suddenly began to mumble something in his sleep, its incoherency growing in volume. When his agitation reached a level that woke our neighbour — an elderly man sleeping in grey-tinted glasses — I touched Paul’s arm, trying to rouse him out of his nightmare. It was several more unnerving moments of shouting before he snapped awake, looking at me as if he had no idea who I was. `What . . . where … I don’t . . .?’ His wide-eyed bemusement was suddenly replaced by the look of a bewildered little boy. `Am I lost?’ he asked. `Hardly,’ I said, taking his hand. ‘You just had a bad dream.’ `Where are we?’ `Up in the air.’ `And where are we going?’ `Casablanca.’ He appeared surprised at this news. `And why are we doing that, Robin?’ I kissed him on the lips. And posed the question: `Adventure?’
****
FATE IS BOUND up in the music of chance. A random encounter, a choice impulsively made . . . and fate suddenly has its own interesting momentum. It was fate that had brought us to Casablanca. The ‘fasten seat belts’ sign had now been illuminated. All tray tables stored away. All seats upright. The change in cabin pressure was wreaking havoc with the eardrums of all the babies around us. Two of the mothers — their faces veiled — tried to calm their children down without success. One of the babies was staring wide-eyed at the cloaked face in front of him, his anguish growing. Imagine not being able to see your mother’s face in public. She is visible at home, but in the world beyond, all that can be seen is a slitted hint of eyes and lips: to an infant jolted awake by a change in cabin pressure, it would be even more reason to cry. little charmers,’ Paul whispered, rolling his eyes. I entwined my hand with his, saying: `We’ll be down on the ground in just a few minutes.’ How I so want one of our very own ‘little charmers’ sitting next to us. Paul suddenly put his arm around me and said: `Am I still your love?’ I clutched his hand more tightly, knowing just how much reassurance he craves. `Of course you are.’ The moment he walked into my office three years ago I knew it was love. What do the French call it? A coup de foudre. The overwhelming, instantaneous sense that you have met the love of your life; the one person who will change your entire trajectory because you know .. . What exactly?”
Douglas Kennedy (New York, 1 januari 1955)
De Nederlandse schrijfster Rascha Peper (pseudoniem van Jenneke Strijland) werd geboren op 1 januari 1949 in Driebergen. Zie ook alle tags voor Rascha Peper op dit blog.
Uit: Waterscheerling
“De kinderen van wisselwachter Tienverloren waren grootgebracht met ontzag voor de waterput achter hun huis. Ruim voordat de ouders halverwege de jaren vijftig het afgelegen huis aan de rand van een Veluws dorp betrokken hadden, was de put al niet meer in gebruik, maar zodra de oudste zoon kon lopen, had de jonge vader er nog een nieuw eikenhouten deksel op laten maken, waarop hij het zwaarste brok steen had gelegd dat hijzelf, toentertijd in de kracht van zijn jaren, kon tillen. Een enkele keer ging het deksel van de put en mochten de kinderen, stevig vastgehouden, in de diepte roepen om de echo te horen, te spugen en steentjes te gooien. Voor de rest mocht er niet op de putrand geklommen en niet aan de verroeste zwengel gehangen worden. Je bleef ervandaan en daarmee uit. Niet dat de ouders ook maar enig geloof hechtten aan het verhaal van de vorige bewoner, een onbetrouwbare zuiplap, dat onder in de put een kinderlokkend oud wijf woonde – gewoon tijdens het spelen in de put vallen leek hun al erg genoeg.
Het verbod gold vooral de twee oudsten, de jongens. Die klommen er, als ze dachten dat niemand het zag, toch bovenop, deden verspringwedstrijden vanaf de rand, verzonnen constructies om hem tot hut te verbouwen, maakten er een draaimolen van waaromheen de bok in galop een karretje moest trekken, en incasseerden regelmatig een oorvijg van hun vader. Toen het nakomertje geboren werd, was de ergste voorzichtigheid van de ouders al afgenomen en toen het dochtertje opgroeide, bleek ook dat zij niet vermaand hoefde te worden.
Hoewel zij de wilde spelletjes van haar broers niet uit de weg ging, leek de put voor Stella een rustpunt, de vertrouwde spil van de wereld, van waaruit zij het leven observeerde. Als peuter al hees ze zichzelf, voordat iemand het in de gaten had, erbovenop en kon een tijdlang stilletjes naast de zware steen op het deksel zitten wachten tot er een trein langskwam. Ouder wordend ging ze er tegen haar pop zitten praten. Ze lieten haar op het laatst maar begaan, Stella haalde geen halsbrekende toeren uit. Wel deed ze iets onverwachts, toen ze vier jaar was. Ze had een kettinkje van bloedkoralen, door haar grootmoeder geregen, waar ze dol op was en dat ze altijd om wilde hebben. Toen de grote jongens weer eens over de putrand mochten kijken en de vader zich met zijn dochter op de arm eveneens vooroverboog, greep ze dat snoertje vast, trok het kapot en wierp het in de put. Niemand snapte het en ze moest er zelf om huilen, maar het mocht geen naam hebben: een kindersnoertje van bloedkoraaltjes.”
Rascha Peper (1 januari 1949- 16 maart 2013)
De Nederlandse schrijfster Carry van Bruggen (eig. Caroline Lea de Haan) werd geboren in Smilde op 1 januari 1881. Zie ook alle tags voor Carry van Bruggen op dit blog.
Uit: Heleen: een vroege winter
“In de klas had ze geen vriendinnetje, doch speelde met elkeen die haar vroeg zonder bijzondere voorkeur, ze plaagde niemand en deed in wreedheid jegens dieren en gebrekkigen niet mee, doch verzette zich evenmin tegen het doen der anderen. Ze hield van de menschen in haar huis, niet omdat ze vader, moeder en broertjes waren, maar omdat ze bij haar in het huis behoorden. Van het huis-zelf en de oude meubels hield ze bijkans evenzeer. Ze hield van wat bij haar-zelf hoorde en verlangde geen nieuws. Ze hechtte zich snel en sterk aan wie op haar vertrouwd of haar deernis ingeroepen hadden, die waren dan ook niet langer vreemd maar eigen, ze leed weken om het hondje, dat in den regen met haar mee naar huis geloopen was, dat ze weenend van deernis gevoed en getroost had, en dat haarvader had voortgejaagd in donkeren avond omdat het ziek was en vuil; ze schreide in de nachten daarna, zich radeloos afvragend waar het wel dolen zou, en in de avonden, dat het stormde, dacht ze aan de arme zeelui met rillingen van smart. Deernis, angst en pijn was in al haar genegenheid, voor het levenloos huisraad bijkans evenzeer als voor mensch en dier, om den ouden stoel die jaren lang naast den warmen haard had gestaan en gebroken naar den zolder werd verbannen, deernis, die vaak zonder dat ze wist waardoor of waarvoor, als een benauwdheid in haar aanzwol, deernis als bloedende pijn, die gejaagd en radeloos maakte en elk goed ding verbitterde, zoodat ze veel en vaak schreide -, doch ze verborg dit alles voor haar omgeving. Elkeen zag haar als een willig, gehard en goedlachsch kind, sterk opgaand in spel, afkeerig van twist, de waarheid sprekend van nature, maar liegend zonder blozen als de nood het gebood. In school bezon ze zich nooit opzettelijk op kwaad, maar deed grif mee in rumoer of plagerij, want nooit kwam het in haar op, dat dit den meester deren of verdrieten kon. Hij bulderde en strafte en bleef daarbij de baas, de strijd tusschen kind en meester lag in de natuurlijke orde der dingen, Heleen had het nooit anders gezien.”
Carry van Bruggen (1 januari 1881 – 16 november 1932)
Portret door J.D. Hendriks, ca. 1920
De Amerikaanse dichter Paul Hamilton Hayne werd geboren in Charleston, South Carolina, op 1 januari 1830. Zie ook alle tags voor Paul Hamilton Hayne op dit blog.
Cloud Pictures (Fragment)
Followed by splintered icebergs, vast and lone,
Set in swift currents of some arctic zone,
Like fragments of a Titan’s world o’erthrown;
Next, measureless breadths of barren, treeless moor,
Whose vaporous verge fades down a glimmering shore,
Round which the foam-capped billows toss and roar!
Calms of bright water—like a fairy’s wiles,
Wooing with ripply cadence and soft smiles,
The golden shore-slopes of Hesperian Isles;
Their inland plains rife with a rare increase
Of plumed grain! and many a snowy fleece
Shining athwart the dew-lit hills of peace;
Wrecks of gigantic cities—to the tune
Of some wise air-god built!—o’er which the noon
Seems shuddering; caverns, such as the wan Moon
Shows in her desolate bosom; then, a crowd
Of awed and reverent faces, palely bowed
O’er a dead queen, laid in her ashy shroud—
A queen of eld—her pallid brow impearled
By gems barbaric! her strange beauty furled
In mystic cerements of the antique world.
Weird pictures, fancy-gendered!—one by one,
‘Twixt blended beams and shadows, gold and dun,
These transient visions vanish in the sun.
Paul Hamilton Hayne (1 januari 1830 – 6 juli 1886)
De Duitse schrijver en filosoof Rüdiger Safranski werd geboren op 1 januari 1945 in Rottweil. Zie ook alle tags voor Rüdiger Safranski op dit blog.
Uit: Goethe – Kunstwerk des Lebens
„Die Straßen sollten besser werden, die Bauern sollten von Lasten befreit, arme und tüchtige Leute sollten in Lohn und Brot gesetzt werden, der Bergbau sollte Erträge abwerfen, und auf dem Theater sollte das Publikum möglichst an jedem Abend etwas zu lachen oder zu weinen haben.
Auf der einen Seite die Werke, in denen das Leben Gestalt gewinnt, auf der anderen Seite die Aufmerksamkeit. Sie ist das schönste Kompliment, das man dem Leben machen kann, dem eigenen und dem der anderen.
Auch die Natur verdient es, liebevoll wahrgenommen zu werden. Goethe erforschte die Natur, indem er sie aufmerksam beobachtete. Er war überzeugt, man müsse nur genau genug hinschauen, das Wichtige und Wahre werde sich allemal zeigen. Nichts anderes, keine Geheimnistuerei. Er pflegte eine Wissenschaft, bei der einem Hören und Sehen nicht vergeht. Das meiste, was er entdeckte, gefiel ihm. Es gefiel ihm auch, was ihm gelang.
Und wenn es den anderen nicht gefiel, so war es ihm am Ende auch egal. Ihm war die Lebenszeit zu wertvoll, um sie mit Kritikern zu vergeuden. Widersacher kommen nicht in Betracht, sagte er einmal.
Goethe war ein Sammler, nicht nur von Gegenständen, sondern von Eindrücken. So war es bei den persönlichen Begegnungen. Er fragte sich stets, ob und worin sie ihn gefördert hätten, wie sein Lieblingsausdruck dafür lautete. Goethe liebte das Lebendige und wollte so viel wie möglich davon festhalten und in irgendeine Form bringen. Ein Augenblick, in eine Form gebracht, ist gerettet. Ein halbes Jahr vor seinem Tode klettert er noch einmal auf den Kickelhahn, um jenes Gekritzel von einst an der Innenwand der Jägerhütte zu lesen: Über allen Gipfeln ist Ruh.
Es gibt keinen Autor der neueren Zeit, bei dem die biographischen Quellen so reichlich fließen, aber auch keinen, der von so vielen Meinungen, Mutmaßungen und Interpretationen zugedeckt wird.Dieses Buch nähert sich diesem vielleicht letzten Universalgenie ausschließlich aus den primären Quellen – Werke, Briefe, Tagebücher, Gespräche, Aufzeichnungen von Zeitgenossen. So wird Goethe lebendig und er tritt auf, wie zum ersten Mal.”
Rüdiger Safranski (Rottweil, 1 januari 1945)
De Britse schrijver Joe Kingsley Orton werd geboren in Leicester op 1 januari 1933. Zie ook alle tags voor Joe Orten op dit blog.
Uit: Entertaining Mr Sloane
„KEMP: I’m seeing him then.
SLOANE: Are you threatening me? Do you feel confident? Is that it? (Stops. Clicks his tongue. Pause. Leans over and straightens KEMP’s tie.) Ed and me are going away. Let’s have your word you’ll forget it. (KEMP does not reply.) Pretend you never knew. Who was he? No relation. Hardly a friend. An employer. You won’t bring him back by hanging me. (KEMP does not reply.) Where’s your logic? Can I have a promise you’ll keep your mouth shut?
KEMP: No.
SLOANE twists KEMP’s ear.
KEMP: Ugh! Aaah….
SLOANE: You make me desperate. I’ve nothing to lose, you see. One more chance, Pop. Are yo going to give me away?
KEMP: I’ll see the police.
SLOANE: You don’t know what’s good for you. (He knocks KEMP behind the settee. Kicks him.) You bring this on yourself (He kicks him again.) All this could’ve been avoided. (KEMP half-rises, collapses again. Pause. SLOANE kicks him gently with the toe of his boot.) Eh, then. Wake up. (Pause.) Wakey, wakey. (Silence.) Ed! (Pause.) Ed!
KATH comes to the door. He pushes her back.
KATH (off): What happened?
SLOANE: Where’s Ed. Not you! I want Ed!”
Joe Orton (1 januari 1933 – 9 augustus 1967)
Scene uit een opvoering in Phoenix, 2017
De Mexicaanse schrijver en medicus Mariano Azuela González werd geboren in Lagos de Moreno op 1 januari 1873. Zie ook alle tags voor Mariano Azuela op dit blog.
Uit: The Underdogs (Vertaald door E. Munguia jr.)
“When he reached the summit, he glanced down to see the sun steeping the valley in a lake of gold. Near the canyon, enormous rocks loomed protrudent, like fantastic Negro skulls. The pitaya trees rose tenuous, tall, like the tapering, gnarled fingers of a giant; other trees of all sorts bowed their crests toward the pit of the abyss. Amid the stark rocks and dry branches, roses bloomed like a white offering to the sun as smoothly, suavely, it unraveled its golden threads, one by one, from rock to rock.
Demetrio stopped at the summit. Reaching backward, with his right arm he drew his horn which hung at his back, held it up to his thick lips, and, swelling his cheeks out, blew three loud blasts. From across the hill close by, three sharp whistles answered his signal.
In the distance, from a conical heap of reeds and dry straws, man after man emerged, one after the other, their legs and chests naked, lambent and dark as old bronze. They rushed forward to greet Demetrio, and stopped before him, askance.
“They’ve burnt my house,” he said.
A murmur of oaths, imprecations, and threats rose among them. Demetrio let their anger run ist course. Then he drew a bottle from under his shirt and took a deep swig; then he wiped the neck of the bottle with the back of his hand and passed it around. It passed from mouth to mouth; not a drop was left. The men passed their tongues greedily over their lips to recapture the tang of the liquor.
“Glory be to God and by His Will,” said Demetrio, “tonight or tomorrow at the latest we’ll meet the Federals. What do you say, boys, shall we let them find their way about these trails?”
Mariano Azuela (1 januari 1873 – 1 maart 1952)
Lagos de Moreno met Oud en Nieuw
De Franse schrijver, essayist en vertaler René de Ceccatty werd geboren op 1 januari 1952 in Tunis. Zie ook alle tags voor René de Ceccatty op dit blog.
Uit: La princesse qui aimait les chenilles
“Si ces dauphins retournent d’où ils viennent, s’ils reculent en ouvrant la gueule, comme pour dévorer l’air, s’ils gobent les embruns en s’éloignant de nous, alors la bataille n’est pas gagné par les Genji. C’est l’extermination de nos ennemis qu’annoncerait la retraire des dauphins, mais si…
Elle s’interrompit et, fixant la mer, vit les dauphins qui ne cessaient d’avancer vers le navire.
— Mais si, poursuivit-elle, […], mais si les dauphins filent, filent, filent et plongent et s’enfoncent dans la mer et ressortent et bondissent et replongent et coulent et rejaillissent et sombrent et sautent et se glissent sous notre carène, alors…
Elle s’interrompit une fois encore. […]
“Si ces dauphins retournent d’où ils viennent, s’ils reculent en ouvrant la gueule, comme pour dévorer l’air, s’ils gobent les embruns en s’éloignant de nous, alors la bataille n’est pas gagné par les Genji. C’est l’extermination de nos ennemis qu’annoncerait la retraire des dauphins, mais si…
Elle s’interrompit et, fixant la mer, vit les dauphins qui ne cessaient d’avancer vers le navire.
— Alors, finit-elle dans un souffle rauque comme une prière d’exorcisme, les Heike n’existeront plus !
Elle souleva l’enfant sur son sein et enjamba la rambarde. Il avait compris.”
René de Ceccatty (Tunis, 1 januari 1952)
De Duitse schrijver en musicus Sven Regener werd geboren op 1 januari 1961 in Bremen. Zie ook alle tags voor Sven Regener op dit blog.
Uit: Herr Lehmann
„Jetzt bloß nichts falsch machen, dachte Herr Lehmann, der andererseits aber auch keinen Sinn darin sah, sich wegen einer albernen Anrede groß aufzuregen, immer fest in die Augen schauen, das schüchtert sie ein, dachte er und konzentrierte seinen Blick auf die beiden schwarzen, blanken Löcher im Schädel seines Gegenübers. Der Hund zog im Rhythmus seines Knurrens die Lefzen hoch und runter und starrte zurück. Sie hatten etwa drei Schritte Abstand voneinander, der Hund bewegte sich nicht, und Herr Lehmann bewegte sich auch nicht. Nicht wegsehen, dachte Herr Lehmann, nichts anmerken lassen, einfach vorbeigehen, dachte er und machte einen Schritt zur Seite. Der Hund knurrte noch lauter, es war ein bösartiges, nervtötendes Geräusch. Bloß nichts anmerken lassen, das Tier spürt die Angst und nutzt sie aus, dachte Herr Lehmann, noch ein kleiner Schritt zur Seite, dachte er, nicht aus den Augen lassen, noch ein kleiner Schritt, und dann noch einer, so, und dann gleich geradeaus, dachte Herr Lehmann. Aber dann ging der Hund einfach auch ein Stück zur Seite, und sie standen sich wieder gegenüber.
Er will mich nicht vorbeilassen, dachte Herr Lehmann, der seinen bald stattfindenden dreißigsten Geburtstag nicht gerade als rauschendes Fest zu feiern gedachte, gerade weil er davon überzeugt war, daß das bloß ein Geburtstag war wie jeder andere auch, und er hatte seine Geburtstage noch nie gerne gefeiert. Das ist doch lächerlich, so etwas darf es gar nicht geben, dachte er, ich habe ihm doch gar nichts getan. Er sah die großen, gelben Zähne, und es schauderte ihn bei der Vorstellung, wie sie von den riesigen Kiefern des Hundes in eines seiner Beine, in einen Arm, in seinen Hals geschlagen wurden, ja sogar um seine Hoden wurde ihm angst und bange.“
Sven Regener (Bremen, 1 januari 1961)
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 1 januari 2007 en ook mijn blog van 1 januari 2008 en eveneens mijn blog van 1 januari 2009.