Elisabeth Eybers, Anil Ramdas, Ingmar Heytze, Iain Banks, Iris Kammerer, Alfred Kolleritsch

De Zuidafrikaanse dichteres Elisabeth Eybers werd geboren op 16 februari 1915 in Klerksdorp. Zie ook alle tags voor Elisabeth Eybers op dit blog.

 

Terugblik

Moeder, my eerste sekerte was jy,
gedugter as die voorbestemmingsleer;
diè slotsom was my soetste kettery,
dat aardse liefde ewige onheil weer.
 
Hoe moes ek snags, soms tot beswymens bang,
my uit die stikgreep van die Bose red,
verkluim, kaalvoet oor kwaste van die gang
voortstrompel na die vrystad van jou bed.
 
Jy het die vroegste flits van agterdog
op die gehurkte garingbuik, Calvyn,
wat waghou oor sy wrede web, laat skyn;
my douvoordag op ’n verkenningstog
geloods – bestem tot jou verdriet, maar steeds
erfkind van jou week hart en wakker gees.

 

Job
 
’n Potskerf het die paadjies van die juk
geduldig opgespoor, die etterdruip
het droog geword, die tentatiewe tik
teen rowe laat die huid wellustig kruip.
 
As Gods hand alles uitwis bly die tyd
nog onvernietigbaar. Die ganse dag
was dus tot sy beskikking om die vlyt
van brommers in die vuilgoed te betrag
 
– aandagtig asemend, terwyl die stank
en sonsteek hul beswering om hom rank.
Toe al die yweraars ondergronds verdwyn
het hy sy bak sorgvuldig skoon gelek,
sy mantelflenters oor sy kop getrek
en ingekrimp tot ’n klein pit van pyn.

 

Verjaardag
 
Twaalf jaar. Gespanne vóór die donker sprong,
jou klapperdop ’n korf wat gons van vrae,
astrant, seepbekkig soos ’n groenteklong,
jou moeder daeliks trotser, meer verslae.
 
Vanmôre dink ek weer aan die verhaal
van daardie vindingryke, vroegwys Knaap,
aan háár wat drie dae lank moes radeloos dwaal
terwyl die tempelgangers hul vergaap.
 
Hoe ver kan ek jou vergesel? Jou oë
is newelig en wimperswaar gedroom
van ruimtereise, radar en atoom…
Klein Ikaros, by voorbaat reeds bedroë,
weeg jy my wankel woorde, kyk my aan,
meewarig oor sovéél wat ‘k nie verstaan.

 

 
Elisabeth Eybers (16 februari 1915 – 1 december 2007)
Als jonge studente  in Johannesburg

 

De Surinaams-Nederlandse schrijver, columnist, essayist, programmamaker en presentator Anil Ramdas werd geboren in Paramaribo op 16 februari 1958. Zie ook alle tags voor Anil Randas op dit blog.

Uit: Madame Bovary (De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea)

“In de verfilming van Bukowski’s Tales of Ordinary Madness zegt Ben Gazara op het podium: alles wat je kunt doen, kun je ook met stijl doen. Zelfs als je een blikje sardientjes opent, doe het met stijl. Stijl is uiteindelijk datgene wat mens en dier van elkaar onderscheidt. Een tijger loopt als een tijger, hij kan niet lopen als een olifant. Alleen mensen kunnen lopen als tijgers of als olifanten.
Creolen hebben stijl, vonden wij hindoestanen in Suriname altijd; dat loopje, dat wipje met het linkerbeen en dat slome slingeren met de armen, ijverig oefenden we die motoriek als we dachten dat niemand keek. Maar verder dan een mankepoterige manier van voortbewegen kwamen we niet.
Cultuur is in haar breedste betekenis dan ook niets anders dan een verzameling van stijlen, van de kleinste maniertjes tot de grootste levenswijzen. Cultuur is een aggregaat van de wetenschap, en geleefde cultuur, zoals de Britse onderzoekers Raymond Williams en E.P. Thompson voorstellen, is dan ook een praktische onmogelijkheid. Als je erin leeft zie je geen cultuur, maar slechts een chaos van stijlen. Het onderscheid tussen de kortstondige, oppervlakkige stijl die we mode noemen en de langdurige, diepgaande stijl die we, ja toe maar, ‘volksaard’ noemen, is bepaald niet eenvoudig. Cultuur is per definitie een observatie van de buitenstaander.
Degene die geobserveerd wordt ziet alleen maar maniertjes om zich heen: hindoestaanse kindertjes die met kokosolie worden ingewreven, waardoor ze in de zon op glimwormpjes lijken. Hindoestaanse jongeren die zich net zo hip proberen te kleden als de creolen van Paramaribo, maar het zien mislukken, qua maat en snit, omdat ze te klein zijn gebouwd voor de westerse confectiekleding en aangewezen zijn op kleermakers die wel korting geven, maar geen modegevoel hebben. Hindoestaanse gezinnen die vaak kerrie eten, maar op zondag gebakken sardientjes in tomatensaus verkiezen. Ik herinner me een nationale rel in het buurland Guyana, toen de regering wegens een deviezentekort besloot de import van ingeblikte sardientjes te verbieden. Men had de zondagen van de hindoestanen verpest. Op dezelfde zondag gaan hindoestanen trouw naar de bioscoop waar Indiase films worden gedraaid: om te dromen van een India zonder krotten, bedelaars, onrecht of stank. Ze genieten van hun heimwee naar het land van herkomst, ze smullen van het bedrog dat hun wordt voorgeschoteld, juist omdat ze weten dat het maar bedrog is.”

 

 
Anil Ramdas (16 februari 1958 – 16 februari 2012)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Ingmar Heytze werd geboren op 16 februari 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Ingmar Heytze op dit blog.

 

Uit het leven een greep

Dat ik ’s nachts naar huis toe fiets
en dat mijn stuur een omweg maakt

en ik onder je venster sta
en aanbel tot het licht aangaat

en jij naar buiten komt in een peignoir
(die droeg je vroeger nooit en staat ook raar)

en dat ik snotter dat het me zo spijhijt
en jij zegt van het kom allemaal wel goehoed

en dat ik op dat moment pas zie het huis
is niet jouw huis de straat is niet je straat en jij –

en dat ik voor de zekerheid nog vraag
terwijl de taxi al rijdt: ‘Betekent dit nu ook
dat het allemaal niet goed komt?’

 

Ballade van de man

‘For what is a man, what has he got -‘ Paul Anka

Wat is een man, zijn vrijheid
staat te roesten voor de deur en schuld
klopt in zijn onderbroek.

Zijn droom een spannend jongensboek
onder de dekens van een kind,
zijn angst de wind door dunnend haar.

Zijn dood een blauwe waterval
van grauwe staar, zijn einde zoek,
een druppel in een cataract.

Spijt hangt in de plooien
om zijn navel, tochtend stopcontact.
ontkoppeld met een koude knip –

sindsdien een satelliet op drift,
vervloekt en vloekend eeuwig zoekend
naar het moederschip.

 

Shy effects

Ben ik verlegen
wordt elke gedachte
een bang konijntje
op mijn hoofd

ik kan daar verder
niets aan doen:
de een gaat zweten,
de ander wordt rood

en ik zit al gauw
met een roedel konijntjes
op schoot.

 

 
Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)

 

De Schotse schrijver Iain Menzies Banks werd geboren op 16 februari 1954 in Dunfermline, Schotland. Zie ook alle tags voor Ian Banks op dit blog.

Uit: Surface Detail

“She was standing, flattened, against a flat scenery. In the gloom, a moment before she had spread herself against the enormous backdrop, she had been able to make out that it was just painted canvas with great sweeps of dark and light paint, but she had been too close to it to see what it actually portrayed. She angled her head out a little and risked a quick look down and to the left, to where the two men were, standing on a gantry cantilevered out from the side of the fly tower’s north wall. She glimpsed a pair of shadowy figures, one holding something that might have been a rifle. She couldn’t be sure. Unlike Jasken, she had only her own eyes to see with.
She brought her head back in again, quickly but smoothly, scared that she might be seen, and tried to breathe deeply, evenly, silently. She twisted her neck this way and that, clenched and unclenched her fists, flexed her already aching legs. She was standing on a narrow wooden ledge at the bottom of the flat. It was slightly narrower than her shoes; she had to keep her feet splayed, toes pointing  outwards in opposite directions, to stop herself from falling. Beneath, unseen in the darkness, the wide rear stage of the opera house was twenty metres further down. If she fell, there were probably other cross-gantries or scenery towers in the way for her to hit on the way down.
Above her, unseen in the gloom, was the rest of the fly tower and the gigantic carousel that sat over the rear of the opera house’s stage and stored all the multifarious sets its elaborate productions required. She started to edge very slowly along the ledge, away from where the two men stood on the wall gantry. Her left heel still hurt where she’d dug out a tracer device, days earlier.”

 

 
Iain Banks (16 februari 1954 – 9 juni 2013)

 

De Duitse schrijfster Iris Kammerer werd geboren op 16 februari 1963 in Krefeld. Zie ook alle tags voor Iris Kammerer op dit blog.

Uit: Die Schwerter des Tiberius

“In diesen Gegenden ist es notwendig, Praefect, dass die Soldaten auch bei schlechtem Wetter kämpfen können, aber diese Männer haben keine Disziplin. Leider ist es zu spät, das noch zu ändern, bevor wir übermorgen aufbrechen.”
Eine Bewegung zog Cinnas Aufmerksamkeit auf sich; auf der Böschung stand eine Frau, eng in ein blaues Manteltuch gehüllt, das sie über den Kopf gezogen hatte. Seine Frau, Sunja. Er spürte, dass sich ein Lächeln in seine Mundwinkel schlich, und grub die Zähne in die Unterlippe, um es zu verbergen, weil auch Eggius seinem Blick gefolgt war.
“Wir reden später darüber”, beschwichtigte er den Centurio und machte sich auf den Weg die Böschung hinauf, deren Kamm er mit wenigen großen Schritten erreichte. Sunja blickte an ihm vorbei, und als sie die Schultern hochzog, wie um sich zu wappnen, drehte er sich um. Eggius war ihm gefolgt.
“Was gibt es denn noch? Verweigern die Männer etwa den Gehorsam?”
Die knotigen Finger des Centurios umkrampften den Weinstock. Der bittere Schatten, der sich in seine Mundwinkel grub, war leicht zu deuten; auch Cinna hatte Berichte über Varus Niederlage gelesen, über den endlosen Regen, der das ohnehin schwierige Gelände in glitschigen Schlamm verwandelt hatte.“

 

 
Iris Kammerer (Krefeld, 16 februari 1963)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfred Kolleritsch werd geboren op 16 februari 1931 in Brunnsee, Südsteiermark. Zie ook alle tags voor Alfred Kollertitsch op dit blog.

 

ES MACHT MIR IMMER WENIGER Mühe, aufzustehen.
Das ist kein Zeichen von Glück.
Ich gehe vor das Haus und sehe das verbrannte Gras,
auf den Gartenbänken und Stühlen liegt kein Tau,
der grüne Gartenschlauch
ist nicht der gartenschlauch,
von dem ich geträumt habe.


Da fällt mir ein,
daß ich vergessen habe, an dich nicht zu denken.
Deine Gegenwart siedet in mir
mit dem alten Gebrumm.
Das Schildenkrötennot Zenons bleibt mir
auf den Fersen.
Du gehst weg, ich stehe still,
die Entfernung ändert nichts an der Nähe.


Über mich selbst fallen mir nur Dinge ein,
die ich sehe,
jede kante, jede Linie ist ein Rand,
ein Ufer, an dem es aufhört.


Tische, Flaschen, Stachelbeersträucher,
eine vertrocknete Maus,
ich halte mich hin,
aber nicht wie ein Saugnapf.
Das Äußerste ist die Gleichgültigkeit
und ihre Enzyklopädie,
ein Sommermorgen mit wenig Freude
am Weiterlesen in Flauberts “Bouvard et Pécuchet”.

 

 
Alfred Kolleritsch (Brunnsee, 16 februari 1931)

 

Zie voor meer schrijvers van de 16e februari ook mijn blog van 16 februari 2015 en eveneens mijn drie blogs van 16 februari 2013.