Erich Arendt, Pol De Mont, Staf Weyts, Hans Egon Holthusen

De Duitse dichter en schrijver Erich Arendt werd geboren op 15 april 1903 in Neuruppin. Zie ook mijn blog van 15 april 2009.

 

Die Hände

 

Zum Hauklotz, drauf der Bauer Sebastian

für den asturischen Winter Holz geschlagen,

stieß ihn die Guardia Civil und spie ihn an:

Nun balle deine Faust, die du so hoch getragen!

 

Vier hielten keuchend seinen Leib gepackt;

der hat verzweiflungsvoll in letzter Not gerungen.

Mit stumpfem Beilhieb fielen abgehackt

die Hände, die im Schacht den Fels bezwungen.

 

Mit blutigen Stümpfen lief er taumelnd ins Gelände.

Sie schössen lachend hinterdrein. Und als er schrie,

ging einer hin, mit Erde ihm den Mund zu stopfen.

 

Tot lag im Acker er. Und weit von ihm die Hände.

Sie schlössen sich zur Nacht. Im Dorfe hörten sie

die Fäuste kommen und an alle Scheiben blutig klopfen.

 


Erich Arendt (15 april 1903 – 25 september 1984)

De Guatemalteekse schrijver Miguel Angel Asturias (links) en Erich Arendt tijdens een schrijverscongres in Weimar, 1965

 

De Vlaamse dichter en schrijver Pol De Mont werd geboren in Wambeek op 15 april 1857. Zie ook mijn blog van 15 april 2008 en ook mijn blog van 15 april 2009en ook mijn blog van 15 april 2010.

O kom met mij in de lentenacht

O kom met mij in de lentenacht!
Kom dwalen over de bloemenwei –
de roze sluimert, de sterre lacht,
in stille dromen wasemt de hei.

O kom met mij in de lentenacht!
Het leeft, en het hijgt en het mint daar al!
De loveren lispelen, het windje smacht,
en donkere wegelen lokken door ’t dal.

O kom met mij in de lentenacht!
De heuvel glimt in de maneschijn, –
daar hellen ons hoofden te saam, zo zacht
en gans de natuur zal ons eigen zijn.

 

Dat was niets meer

Dat was niets meer dan een even-wuiven
van kleine handjes, zo blank als duiven,
in ‘t avondver:

niets meer dan plotseling, het opgeflonker
van eêlgesteente, in het wordend donker
gelijk een ster;

niets meer dan ‘t kraken van kleine voeten
op ‘t wegegrint, en, om mij te groeten
een licht gegil… –
En toch voldoende, om hoe vele dagen,
niet meer te klagen, niets meer te vragen
en stil te wachten, wat komen wil…..

 

Pol De Mont (15 april 1857 – 29 juni 1931)

 

 

 

De Vlaamse schrijver Staf Weyts werd geboren op 15 april 1909 in Mechelen. Zie ook mijn blog van 15 april 2007 en ook mijn blog van 15 april 2009en ook mijn blog van 15 april 2010.

 

Uit: Sneeuw en zonde

 

„Het was pijnlijk en wraakroepend. Geknakt liep hij voorover. Als hij stapte bogen zijn knieën door en van magerte lagen zijn schouders verzonken. Onder zijn vest zag men de hoekige knoken zijner heupen waarboven een broeksriem nauw spande, en heel zijn gelaat, met de ingevallen wangen, was nog enkel een beenderige driehoek met wat zwart van een stoppelbaard op de voor het overige geel-groene doodskleur. Toch glimlachte hij nog, en in het blauw van zijn blik lag nog iets stralends en krachtigs. Hij verlangde; hij zag de verten! Hij zag de sneeuw die ging dwarrelen, de akkers, de boomen die zij geruischloos bedekte, en af en toe keek hij ook eens om in de hoop dat een voertuig zou naderen. Maar niets. Als het middag werd verorberde hij zijn boterhammen. Weer tarwebrood met hesp en hij at hongerig en gulzig. Hij zag zijn handen, zijn lange, pezige vingeren waarmee hij het maal naar zijn mond bracht, en opeens sprak hij met hen. Hij vroeg of zij dat nog kenden. Het was weer brood en vleesch, zei hij, vleesch uit de rookschouw, brood dat hij kon zuigen, en als hij duwde op het kruim raakte hij aan de mildheid der boter. Hij glimlachte. Dan kwam hij aan een hoeve in den aard van het Zeebroek, groot en ruim met stallingen en schuren, een klokketorentje, een erf met inrijpoort en hooge, kruinige populieren, en voor het eerst sinds van morgen bleef hij dan even staan. Hij was ontroerd. Hij keek scherp en droomerig, en weemoed kwam over hem. Weemoed, maar almeteens dan weer vreugdevolle hoop ook, want zijn vader en moeder, wellicht waren zij immers eveneens nog in leven, en terugzien deed hij hen dan weldra!“

 

 

Staf Weyts (15 april 1909 – 12 januari 1985)

 Mechelen

 

 

 

De Duitse dichter, essayist, criticus en literatuurwetenschapper Hans Egon Holthusen werd geboren op 15 april 1913 in Rendsburg. Zie ook mijn blog van 15 april 2009.

 

Uit: Mörikes Jugendliebe Maria Meyer

 

„Eduard Mörike – geboren 1804 – besuchte seit einem halben Jahr die Universität in Tübingen, als 1823 er von der Liebe zu der von ihm als “Peregrina” besungenen Maria Meyer erschüttert wurde. Noch immer ist das Bild dieser geheimnisvollen Fremden verschleiert, das sich weder aus der lückenhaften äusseren Überlieferung noch aus Mörikes die Geschehnisse verklärender Poesie mit vollkommener Deutlichkeit heraushebt. Er selbst hat es später vermieden, diese Episode seines Lebens auch nur mit einem Wort zu berühren und hat ihre papierenen Spuren sorgsam ausgetilgt.

Dennoch hat sich mancherlei aufgeklärt: namentlich Marias Identität mit einer jungen Schwärmerin aus der Schweiz – wo sie sich vierzehnjährig der Wandergemeinde einer exzentrischen Pietistin anschloss, deren Anhängerschaft  in einem Polizeibericht als wanderndes Bordell bezeichnet wird. Maria behauptete aber später, aus Ungarn bzw. Österreich zu stammen und ihren Angehörigen
entflohen zu sein, weil man sie habe zwingen wollen, in ein Kloster zu gehen.  Zu Anfang des Jahres 1823 kam sie auf ihrer Wanderfahrt durchs Schwabenland.“

 

 

Hans Egon Holthusen (15 april 1913 – 21 januari 1997)