De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.
Uit: Brideshead Revisited
“Finally, just as he was going, he said, “One last point. Change your rooms.” They were large, with deeply recessed windows and painted, eighteenth-century panelling; I was lucky as a freshman to get them. “I’ve seen many a man ruined through having ground-floor rooms in the front quad,” said my cousin with deep gravity. “People start dropping in. They leave their gowns here and come and collect them before hall; you start giving them sherry. Before you know where you are, you’ve opened a free bar for all the undesirables of the college.”
I do not know that I ever, consciously, followed any of this advice. I certainly never changed my rooms; there were gillyflowers growing below the windows which on summer evenings filled them with fragrance.
It is easy, retrospectively, to endow one’s youth with a false precocity or a false innocence; to tamper with the dates marking one’s stature on the edge of the door. I should like to think—indeed I sometimes do think—that I decorated those rooms with Morris stuffs and Arundel prints and that my shelves were filled with seventeenth-century folios and French novels of the second empire in Russia-leather and watered-silk. But this was not the truth. On my first afternoon I proudly hung a reproduction of Van Gogh’s “Sunflowers” over the fire and set up a screen, painted by Roger Fry with a Provencal landscape, which I had bought inexpensively when the Omega workshops were sold up. I displayed also a poster by McKnight Kauffer and Rhyme Sheets from the Poetry Bookshop, and, most painful to recall, a porcelain figure of Polly Peachum which stood between black tapers on the chimney-piece. My books were meagre and commonplace—Roger Fry’s Vision and Design; the Medici Press edition of A Shropshire Lad; Eminent Victorians; some volumes of Georgian Poetry; Sinister Street; and South Wind—and my earliest friends fitted well into this background; they were Collins, a Wykehamist, an embryo don, a man of solid reading and childlike humour, and a small circle of college intellectuals, who maintained a middle course of culture between the flamboyant “aesthetes” and the proletarian scholars who scrambled fiercely for facts in the lodging houses of the Iffley Road and Wellington Square. It was by this circle that I found myself adopted during my first term; they provided the kind of company I had enjoyed in the sixth form at school, for which the sixth form had prepared me; but even in the earliest days, when the whole business of living at Oxford, with rooms of my own and my own cheque book, was a source of excitement, I felt at heart that this was not all that Oxford had to offer.
At Sebastian’s approach these grey figures seemed quietly to fade into the landscape and vanish, like highland sheep in the misty heathen Collins had exposed the fallacy of modern aesthetics to me: “…
De Vlaamse schrijver JMH Berckmans (Jean-Marie Henri) werd geboren in Leopoldsburg op 28 oktober 1953. Zie ook alle tags voor JMH Berckmans op dit blog.
Uit: Requiem voor een gaskamerman
“Half vier in de nacht en hij is niet helemaal in orde.
Buiten regent het en binnen is het niet veel beter. Het is koud in de gaskamer.
Op de achtergrond eerst Barbara.
Attendez que ma joie revienne.
Et que se meure le souvenir.
Daarna Cindy Talk. De verpletterende oerschreeuw van Gordon Sharp. Vreemde smaak heeft die kerel die de nachtradio van Radio Rotzooi samenstelt.
Daarnet hefte hij z’n reet op om een schuiver van een scheet te laten en er kwam een scheut stront z’n onderbroek mee binnengescheurd en hij is te vadsig om op te staan z’n reet te wassen een schone onderbroek aan te trekken of doodgewoon als hij eenmaal z’n reet gewassen heeft in bed te kruipen en proberen ja proberen in slaap te komen.
Maar nee.
Hij zit op z’n magere monomane melomane kont op z’n gele stoel aan z’n glazen tafel en er staat nog een onvoorstelbare berg vaat op hem te wachten in de keuken en ze heeft alweer gezegd dat hij stinkt en hij heeft de hele dag geen klap uitgevoerd en in het holst van de nacht zit hij zich nota bene af te vragen wat voor zin het leven heeft en of hij niet beter alle hoop zou laten varen. Hij zou zich beter kunnen afvragen waar hij het geld voor de belastingen vandaan zal halen.
Vermits het gisteren de vierentwintigste was is het vandaag de vijfentwintigste.
En aangezien niemand nog moordt om een vrouw moet het juli zijn. Van het jaar negentienhonderdeenennegentig. Dat is het jaar dat op de kalender in de keuken staat. En hij kan zich moeilijk voorstellen dat ze een kalender van een ander jaar in de keuken zou hangen. Alleen maar om hem te belazeren. Om hem te bedonderen. Te besodemieteren.”
De Duitse schrijver Uwe Tellkamp werd geboren op 28 oktober 1968 in Dresden. Zie ook alle tags voor Uwe Tellkamp op dit blog.
Uit: Der Turm
“Suchend, der Strom schien sich zu straff en in der beginnenden Nacht, seine Haut knitterte und knisterte; es schien, als wollte er dem Wind vorgreifen, der sich in der Stadt erhob, wenn der
Verkehr auf den Brücken schon bis auf wenige Autos und vereinzelte Straßenbahnen ausgedünnt war, dem Wind vom Meer, das die Sozialistische Union umschloß, das Rote Reich, den Archipel,
durchädert durchwachsen durchwuchert von den Arterien Venen Kapillaren des Stroms, aus dem Meer gespeist, in der Nacht der Strom, der die Geräusche und Gedanken mit sich nahm auf schimmernder Oberfl äche, das Lachen und den Ernst und die Heiterkeit ins sammelnde Dunkel; Schwebstoff e hinab in die Tiefe, wo die Rinnsale der Stadt sich mischten; im Tiefseedunkel kroch das
Spülicht der Kanalisation, tropfender Absud der Häuser und VEB, in der Tiefe, wo die Lemuren gruben, stauten sich die ölig-schwere, metallische Brühe der Galvanikbäder, Wasser aus Restaurants
und Braunkohlekraft werken und Kombinaten, die Schaumbäche der Reinigungsmittelfabriken, Abwässer der Stahlwerke, der Krankenhäuser, der Eisenhütten und der Industriezonen, die verstrahlte
Beize der Uranbergwerke, Gift suppen der Chemieanlagen Leuna Buna Halle und der Kaliwerke, von Magnitogorsk und von den Plattenbaugebieten, die Toxine der Düngemittelanlagen, der Schwefelsäurefabriken; in der Nacht der Strom, weitverzweigt die Schlamm-, die Schlacke-, Erdöl-, Zellstoff -Flüsse, Wasser verschmolzen zu einem großen pechträgen Band, darauf die Schiff e fuhren, unter den rostigen Spinnweben der Brücken hindurch, in die Erzhäfen Getreidehäfen Südfrüchtehäfen die Häfen der 1000 Kleinen Dinge.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 28e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.