De Nederlandse dichter en psychiater Frank Koenegracht werd geboren in Rotterdam op 23 juli 1945. Zijn debuut was in 1966 met gedichten in het literaire tijdschrift Maatstaf. Koenegracht debuteerde in 1971 met zijn bundel “Een gekke tweepersoonswesp”. In 2003 verscheen de verzamelbundel “Vroege sneeuw” van meer dan dertig jaar poëzie. Zes gedichten van Koenegracht werden in 2004 opgenomen in Gerrit Komrij’s “De Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw”. Koenegrachts thema’s komen met name uit de wereld van de psychiatrie en de popmuziek. In 2009 ging hij met pensioen. Hierna verscheen “Lekker dood in eigen land” met bijbehorende tekeningen. De poëzie van Koenegracht werd in 1990 bekroond met de Anna Blaman Prijs. In 2001 kreeg hij de Frans Erensprijs voor zijn gehele oeuvre. Koenegracht staat ook bekend als een kenner van de cantates van Johann Sebastian Bach.
Alles valt
Verschoor en ik zagen in de winter
een man die de waarheid sprak
door een versterker zo goot
als een klein kacheltje en zei:
‘Wat baat u goud wanneer uw
ziel van ijzer is.’ Alles valt.
Ja alles valt
en er zal menging zijn van avond
in de vestiaire
en buiten, boven de wind
staan alle wolken stil terwijl
moeder staat te schreeuwen
op de grond met een tasje
in haar hand. Alles valt.
En het huis tegenover ons huis
is geen huis en de sterren vallen
maar we zie hen niet. Alles
in het huis tegenover ons is goed
maar er is geen huis want alles valt.
Verschoor was naar de Beroepswedstrijden
van de Zwitserse Gasvereniging geweest
waar overigens alles viel.
Negentienvijfenzeventig
Het waren mooie jaren toen
de geest woei op bijeenkomsten
tijdens andermans kantooruren
bij versterkte tot zeer versterkte muziek.
Mooie jaren waarin
de neiging tot speelsheid
der werkende klasse
onomstotelijk werd vastgesteld.
Maar uit de ledige hemel viel
de ontzaggelijke stropdas.
Suite
Een jongen die zijn meisje kwijt raakt
davert niet.
En de wereld niet van zijn gedichten.
En de nacht niet van zijn stap.
Met zijn gazelle aan de hand
staat hij terecht
voor een twaalf meter hoge tafel
waarop zij met haar nieuwe vriendje zit
(die haar telkens zit te zoenen
“straks” giechelt ze “eerst dit”)
Ze kijkt hem vreemd ernstig aan
voordat ze dit vonnis spreekt.
-ze lacht niet meer denkt hij
dit heeft ze voor mij over, er is hoop-
Die is er niet
Ze krijgen allemaal een jaar:
Hij zelf, zijn fiets, zijn schaduw en zijn verdriet.