Brief aan mijn moeder (Frank Koenegracht), Jo Gisekin

 

Bij Moederdag

 

Moeder en zoon door Alice Schille, ca. 1910-1915

 

Brief aan mijn moeder

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar ’s avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen angst voor duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.

’s Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.

 

Frank Koenegracht (Rotterdam, 23 juli 1945)
De Oude Haven in Rotterdam

 

De Vlaamse dichteres Jo Gisekin werd geboren in Gent op 14 mei 1942. Zie ook alle tags voor Jo Gisekin op dit blog.

 

Stilten

Het gras kan leeftijdloos
te stoeien liggen

weiden van gekoeld glazuur
zwemmen met schaduwvleugels
aan bomen voorbij

er is geen wind
geen nukkigheid
die speels jouw zinnen scherpt

voorjaarsbloemen
worden blank geboren
langs trage muren
die de nacht niet zien

Ik voel mij als een waterplant
die stilten
aan elkander knoopt…

 

Lichtwoud

Ik hou niet van liefde
in doofpotten bedreven
de haan naait de nacht
met bloemen bitterheid

Narren hebben vergezichten
huppelbenen van papier
handen die uw huid volspelden
ogen die de weemoed wijder zien

hoor jij nachtegalen eten
de schimmen van hun eigen stem
zich dronken zuigen aan gestolen spelen
of slapen gaan in de huivering van hun web

lichtvoetigheid van duizendpoten
vlugheid die de wijsheid wiegt
kankerbuilen als kokosnoten rijpheid

Ik hou van liefde
die zonnedraden likt
in wouden van licht.

 

Comtesse de Paris

Het went niet dat opgeschoten kale
verwrongen en gespleten schamel in de oksels
perelaars gestript van blad en schors. Hun takken
als stiksels op een stalen lucht. Tentakels van wind
in dwarsligging.

Herhaaldelijk feestte de boomgaard een fruitorgie in kleur
en smaak wulps comtesse de Paris doyenné du Comice en
durondeau moegerijpt in hun zomerse vitrine en dan
naargeestig de val naar beneden en merels die zich bezopen
nog vóór de pluk.

Het dwangbuis van de winter wacht op ontknoping amechtig
het laatste ritueel: de aftocht van rijp en ijzel smeltensklaar
over gladde plaveisels

er is een voelbaar verglijden naar elk seizoen zoals letters
verschuiven op papier.

 

Jo Gisekin (Gent, 14 mei 1942)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e mei ook mijn blog van 14 mei 2019 en ook mijn blog van 14 mei 2018 en eveneens mijn blog van 14 mei 2017 deel 2.

Frank Koenegracht

De Nederlandse dichter en psychiater Frank Koenegracht werd geboren in Rotterdam op 23 juli 1945. Zijn debuut was in 1966 met gedichten in het literaire tijdschrift Maatstaf. Koenegracht debuteerde in 1971 met zijn bundel “Een gekke tweepersoonswesp”. In 2003 verscheen de verzamelbundel “Vroege sneeuw” van meer dan dertig jaar poëzie. Zes gedichten van Koenegracht werden in 2004 opgenomen in Gerrit Komrij’s “De Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw”. Koenegrachts thema’s komen met name uit de wereld van de psychiatrie en de popmuziek. In 2009 ging hij met pensioen. Hierna verscheen “Lekker dood in eigen land” met bijbehorende tekeningen. De poëzie van Koenegracht werd in 1990 bekroond met de Anna Blaman Prijs. In 2001 kreeg hij de Frans Erensprijs voor zijn gehele oeuvre. Koenegracht staat ook bekend als een kenner van de cantates van Johann Sebastian Bach.

 

Alles valt

Verschoor en ik zagen in de winter
een man die de waarheid sprak
door een versterker zo goot

als een klein kacheltje en zei:
‘Wat baat u goud wanneer uw
ziel van ijzer is.’ Alles valt.

Ja alles valt
en er zal menging zijn van avond
in de vestiaire

en buiten, boven de wind
staan alle wolken stil terwijl
moeder staat te schreeuwen

op de grond met een tasje
in haar hand. Alles valt.
En het huis tegenover ons huis

is geen huis en de sterren vallen
maar we zie hen niet. Alles
in het huis tegenover ons is goed

maar er is geen huis want alles valt.
Verschoor was naar de Beroepswedstrijden
van de Zwitserse Gasvereniging geweest

waar overigens alles viel.

 

Negentienvijfenzeventig

Het waren mooie jaren toen
de geest woei op bijeenkomsten
tijdens andermans kantooruren
bij versterkte tot zeer versterkte muziek.

Mooie jaren waarin
de neiging tot speelsheid
der werkende klasse
onomstotelijk werd vastgesteld.

Maar uit de ledige hemel viel
de ontzaggelijke stropdas.

 

Suite

Een jongen die zijn meisje kwijt raakt
davert niet.
En de wereld niet van zijn gedichten.
En de nacht niet van zijn stap.

Met zijn gazelle aan de hand
staat hij terecht
voor een twaalf meter hoge tafel
waarop zij met haar nieuwe vriendje zit

(die haar telkens zit te zoenen
“straks” giechelt ze “eerst dit”)

Ze kijkt hem vreemd ernstig aan
voordat ze dit vonnis spreekt.
-ze lacht niet meer denkt hij
dit heeft ze voor mij over, er is hoop-

Die is er niet
Ze krijgen allemaal een jaar:
Hij zelf, zijn fiets, zijn schaduw en zijn verdriet.

 

Frank Koenegracht (Rotterdam, 23 juli 1945)