De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.
Niemand
Dit huis is leger dan zijn lege kamers
want hier woont Niemand: iemand niet in staat
de ruimte te vullen. Overal stilte, hoe hard
er ook geroepen wordt. De trappen zijn
hoog maar komen nooit in de buurt van
de hemel. Het vlees van Niemand ruikt naar perzik
en smelt in de mond. Zomerfruit voor het rapen,
maar met een beetje zomer slechts verwarm je
geen winter. Niemand is vandaag negen
maar houdt er een eigen tijdrekening op na.
Niemand houdt stand. Niemand is niet bang
van duister, wel van het licht in de inkomsthal.
Niemand is zo bang van het geluid van stappen
dat hij liever niet beweegt. Hij ziet geen kwaad
in stil zijn, in stilte. In zwijgen. In stilletjes stil.
Het lied van vermiste kinderen
Een zonbeschenen plein. U heeft mij niet
begrepen. Nog eens: een zonbeschenen plein,
veel stof en voor wie het horen wil: een lied
dat zichzelf bezingt. Bomen. Geen fontein.
Dit is het plein, zonbeschenen en niet
voorzien van een fontein. Wel: het zingen
van vermiste kinderen. Maar dit is geen lied
dat in stilte ook de stilte kan bedwingen.
Ik besluit: een plein. Wijds en zonbeschenen,
veel stof en een onthutsend gebrek aan fontein.
Bomen. Dat wel. En kinderen die, verdwenen,
ontbeend, enkel het lied van een lied kunnen zijn.
Zo ook dit gedicht: een zonbeschenen plein,
het zingen en het zingend afwezig zijn.
Getijden
I. Mare liberum
Laagtij –
want dan trekt zij
haar kleed omhoog
en laat haar enkels zien,
haar pokkige dijen bezaaid
met zeikers en koekerluiten.
Omdat we haar schelpen toewerpen
stapt ze briesend uit haar kleed,
bralt ze en spuwt ze, de obese trees,
de schuimende, fluimende sloerie, nat
van pis, zwaar van vis. Het speeksel bruin
als van garnaalvissers. Men zegt wel eens
dat zij geen hart zou hebben. Dat is gelogen.
Dit lijf draagt meerdere harten mee: ze drijven
als kwallen langs haar vliezen. Maar houden van
dat niet. Dat nooit meer. Op de bodem van haar schoot
ligt al eeuwenlang de liefde, levenloos,
verstomd, laveloos. Dronken van de dood.
De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.
DE WITTE HAAI
Al dagenlang gooit hij een spoor van tonijnbloed
in de oceaan om zo een witte haai
te lokken zodat we zijn vin kunnen aanraken.
De kracht van het primitieve is parallactisch:
in een museum komt een chacmool over als elegant
en verfijnd beeldhouwwerk, als kunst, maar
zie hoe de priester het kloppend hart uit
het blauwe lijf van het slachtoffer rukt en het
nog pompend op de chacmool legt en we braken bijna.
We denken dat het gebruik van een berylliumgyroscoop
technologische superioriteit toont maar de drang
van ideologieën toen en nu maakt wraak meedogenloos.
De drang tot skydiven, abseilen, wildwaterkanoën
is de drang tot ontladen, de drang om te sterven.
Diamant en grafiet mogen dan allotrope vormen
van koolstof zijn, maar wat zijn de allotrope vormen
van ritueel en verlangen? Maanlicht op zwart water,
gele forsythia die bloesemt in een aprilnacht,
rode esdoornbladeren in stilte vallend in oktober:
de seizoenen zijn nog geen menselijke vormen van verlangen
Vertaald door K. Michel
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2018.