Frédéric Leroy, Arthur Sze

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.

 

De merels

It Don’t Mean A Thing (If It Ain’t Got That Swing)

Die merels, wat een rotkabaal. Waar,
   vroeg ik. Maar jongen toch, dáár, zei hij
      en wees naar het plafond. In de hersenen

struikelde een kind over een kei. Modder
   op de broek. Drek. Word ik weer gezond?
      vroeg hij, maar uit zijn mond klonk het als

nooit meer. De lente drong de kamer binnen,
   ontblootte deskundig de bleke, fossiele vondst:
      wat droge huid, wat beenderen, amper nog

wat bloed. Een bevende mummie in een bed
   van staal. Jongen, ik wist niet dat het leven,
      dat dit het leven, dat het leven dit maar is.

’s Nachts, als we slapen, laten ze honden los
   (gaat de hel open, stinkt het naar Joden,
      brandt het in de ovens). Godverdomme,

de mof zit in mijn kop. En hop! De Duke,
   dat was nog eens iemand! Sophisticated lady
      en de wereld danste en er kwamen rozen

uit mijn trompet. En op de Kwaremont
   viel Loeti in de koeiestront. Ik heb
      de dood niets te verwijten: de dood is

het einde van een liedje. Het opruimen van
   de tafels. De smeerlap is het leven zelf:
      hoe het je eerst zacht en breekbaar toelacht

als een meisje en je dan in de ballen knijpt,
   je op de stenen liggen laat en voortgaat.
      En terwijl het traag aan de horizon verdwijnt

en de dood nog op zich wachten laat, slechts dit:
   een stoffig, versleten lijf met broze benen.
      De pijn. Het kwistig fluiten van de merels.

 

Getijden

II. Mare incognitum

Omdat perfectie enkel huist in het alles en het niets
en de afstand tussen ons zowel te klein als te groot is.
Omdat we het diertje dat er leeft hebben omschreven als
een onrustige, onthutsende heremietkreeft. Omdat zwart
en wit geen kleuren zijn. Omdat azuur stilte rechtvaardigt.
Omdat het verlangen een slag is in het water en het water
zich niet aan regels houdt. Omdat begin het einde ontkent.


III. Mare clausum

Wanneer ze dan eens dun en bleek aan je voeten ligt,
geen medelijden tonen. Dit is een list, want nu
is zij op haar gevaarlijkst, haar omhelzing bijna

persoonlijk. Nu geurt haar trieste, trage adem
voorzichtig naar perzik en kruiden uit Ceylon.
In haar verstilde ogen danst zowaar
een meisje: ze is blond en tussen haar tenen
glippen kellevisjes, regent het goud.

Kijk weg. Negeer dit en fixeer
de horizon, hou stand tot ze zich
terugtrekt, krabben bijeenscharrelt,
haar lijf bedekt met wier en schuim.

Verwonder je over wat rest:
de winst. Verloren sieraden,
rijkdom aan de dagprijs.

Dit is wanneer
ik haar liefheb:

Laagtij.

 

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Het scheppingsmoment

Een schilder duidt de tijd van de dag aan
in een stilleven; schuin valt middaglicht op een mes,
citroenen, groene wijnfles met restje rode wijn.
Laten we altijd iets niet helemaal af?
We willen x hebben we x willen we y en hebben we y willen we z?
Ik probeer het scheppingsmoment te voelen
in de lichtval op een doorgesneden citroen. Wat ik wil is
het strooien van grind op modder verbinden met hongerig zijn.
‘Eet’, zei een man uit Afghanistan en wees
naar de oude rottende appels in de open kofferbak.
Ik zie een rij mannen een wolkendans dansen;
twee vrouwen dansen de complexe bliksempassen
aan de uiteindes. Mijn fouten en vergissingen
kloppen in mij ook als momenten van geluk,
maar ik wil dat de glanzende momenten uitdijen
resonerend als een gamelangong. Ik wil van de complexe
brokkelige momenten van onze levens een vloer
maken van jade, obsidiaan, turkoois, ebbenhout en lapis.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2018.

Decemberzon (Willem Thies), Pierre Kemp, Arthur Sze

 

 

Decemberavond door Asta Usiene, 2019

 

Decemberzon

Kranten klapwieken in de wind
maar komen niet van de grond.

Een kat neemt de veilige route
over schutting en ijzeren spijlen, 

hij beweegt zich lichtvoetig en soepel,
als iemand die een plan heeft opgevat 

waarvan hij weet dat het zal slagen.
Vliesdun ijs bedekt de vijver,

een meerkoet staat op karikaturen van poten
in het eerste smeltwater van een nieuwe dag.

 

Willem Thies (Nijmegen, 17 februari 1973)
Zonsondergang in Nijmegen

 

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Onvereeuwigbaar

Vannacht heb ik de Dood staan koken
en toch naar geen soep getracht.
De mensen der stad hebben ‘t geroken
en trokken mijn deur langs de ganse nacht.
Zij werden onrustig en ik kon lezen
in hun ogen omlijst met angst-in-groen:
wat moeten wij nu aan ‘t eind van ons wezen
met ons onvereeuwigbaar leven doen?

 

Accenten

De lucht is vol accenten van een oude vriend.
Hoe die de kinderliedjes mede zong,
wanneer van meisje, dat niet van hem was gediend,
het kind toch tussen zijn knieën sprong.
Waarom hoor ik dat nu zo goed?
De kinderen van heden zingen
niet meer zo van de verschijnselen der natuur
en waar zij achter ballen springen
vindt hun intentie in de sport haar moed
en is het niet meer om het zonnevuur.

 

Idealen

De dag staat zo strak, zo inkoop blauw
en zilver over de dingen geklokt.
De prijs van het schone in man en vrouw
is tegen hun voorhoofd geblokt
en over hun borsten hangt als een sjaal
met andere blokken mat-rood
de tekening van hun ideaal
en de franjes van vlak voor de dood.

 

Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Witverblinding

Je verwacht ronddraaiende ijsbrokken te zien
zuidwaarts drijvend naar het open water van de oceaan,
maar nee, een moment van witverblinding als
het draaiende ijs bij zonsondergang noordwaarts drijft.
In een restaurant met een leeg scherm
staat een vrouw op en zingt een Chinees lied
ondersteund door een ‘leeg orkest’.
Begeleidingsmuziek vult de ruimte
en de lichtbundel van een laserdisc werpt
rode hibiscus en een waterval op het scherm.
Je bent niet geïnteresseerd in het zingen en
het volgen van de woorden terwijl ze veranderen
van geel naar paars over de tekstmonitor.
Daarom loop je naar buiten het blauwgroene gletsjer
ijs op en voelt hoe het in de lente tot water slinkt.
Je ontdekt twee elanden langs de dooiende oever
die wroeten naar knoppen en ziet het aangeplakte verbod
‘Vanaf hier verboden te schieten.’ Maar ‘hier’ is ‘daar’.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn blog van 1 december 2020 en eveneens mijn blog van 1 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.  

Dennis Gaens, Arthur Sze

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

DE SLAGERS WAKEN OVER DE WEILANDEN

En de kinderen zingen.

Een dik pak sneeuw brengt alles terug
tot afstand en hoogte. We dossen
ons uit en blijven thuis. Met elk derde
blok brandhout gooien we een oude
gewoonte op het vuur. We verzinnen
verhalen over hoe we hebben gejaagd.

Dan worden we enkel ons ademen en
beloven: er komt meer dan leeftijd alleen.

Morgen slapen we uit. De kinderen zingen:
‘En de slagers waken over de weilanden.’

 

WE HEBBEN STROOM NODIG

Het water haalt zich hier – in de bocht bij de brug –
keer op keer in; tekent krullen op het oppervlak
terwijl het flessen, touw en stokjes, yoghurtbekers,
dopjes en stukken van plastic tassen aan de kant,
voor onze voeten, draagt.

Zo is ook deze stad ooit op de kade geklapt.

Dave en ik drinken en kijken naar de boten die
voorbijvaren. We praten nauwelijks en als we
al iets zeggen is het langzaam, klinkt het lager.

We kunnen niet tegen water.

We gooien onze flessen de Waal in; geloven dat
we ze kunnen volgen tot voorbij de elektriciteitscentrale.

We stoppen er geen briefjes in; denken dat de boodschap
ondanks dat wel duidelijk is.

 

VANAF VANDAAG IS HET EEN KETTINGREACTIE

Ik sta paraat, heb mijn zaad klaar;
de komende zomer zal ik planten
temmen. Zoals de dag een kortere
versie van het jaar is, zo ben ik
de maker; ben ik deze mensen
werpende aarde waarop alles
richting zon draait. Ik denk groen.

Niets is anorganisch, ik kan alles
doen groeien. Het is al ochtend,
laten we opstaan; buiten is er
alles.

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze  op dit blog.

 

Aardschijnsel  2

Lopend over een pad in het arboretum van de Manoa Valley
gebaart hij mij te stoppen terwijl hij probeert
te onderscheiden of er zojuist een roodoorbuulbuul of
een roodbuikbuulbuul op een tak is neergestreken.
Ik ontdek een macadamianoot op de grond, kijk
omhoog in een boom ernaast en schrik van
twee enorme nangkavruchten die aan de stam hangen.
Een inzicht verschijnt nooit zoals een varenblad zich
in de nevel ontvouwt, het verschijnt terwijl ik over een wortel struikel,
een mug op mijn arm plet. Wij gaan verder maar stoppen
voor vliegjes die in een wolk opstijgen als we in een hoop
rozenappels trappen die op de grond liggen te rotten
Ook al lopen we een doodlopend pad af naar waar water
van een steile rotswand stroomt, de geest stopt hier:
hier laten de vliegenzwammen een wolk sporen los
in de koele augustuslucht; hier werpen geliefden
aardschijnsel op een wassende halve maan; hier
gaat de telefoon over en hoor ik van een zelfmoord,
een speldegat groeit uit tot een eclips; hier
druppelt water terwijl ik afdaal in een hellende zwarte lavatunnel.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2018 en eveneens mijn blog van 30 november 2016 en ook mijn blog van 30 november 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Frédéric Leroy, Arthur Sze

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.

 

Niemand

Dit huis is leger dan zijn lege kamers
want hier woont Niemand: iemand niet in staat
de ruimte te vullen. Overal stilte, hoe hard
er ook geroepen wordt. De trappen zijn
hoog maar komen nooit in de buurt van

de hemel. Het vlees van Niemand ruikt naar perzik
en smelt in de mond. Zomerfruit voor het rapen,
maar met een beetje zomer slechts verwarm je
geen winter. Niemand is vandaag negen
maar houdt er een eigen tijdrekening op na.

Niemand houdt stand. Niemand is niet bang
van duister, wel van het licht in de inkomsthal.
Niemand is zo bang van het geluid van stappen
dat hij liever niet beweegt. Hij ziet geen kwaad
in stil zijn, in stilte. In zwijgen. In stilletjes stil.

 

Het lied van vermiste kinderen

Een zonbeschenen plein. U heeft mij niet
begrepen. Nog eens: een zonbeschenen plein,
veel stof en voor wie het horen wil: een lied
dat zichzelf bezingt. Bomen. Geen fontein.

Dit is het plein, zonbeschenen en niet
voorzien van een fontein. Wel: het zingen
van vermiste kinderen. Maar dit is geen lied
dat in stilte ook de stilte kan bedwingen.

Ik besluit: een plein. Wijds en zonbeschenen,
veel stof en een onthutsend gebrek aan fontein.
Bomen. Dat wel. En kinderen die, verdwenen,
ontbeend, enkel het lied van een lied kunnen zijn.

Zo ook dit gedicht: een zonbeschenen plein,
het zingen en het zingend afwezig zijn.

 

Getijden

I. Mare liberum

Laagtij –

want dan trekt zij
haar kleed omhoog

en laat haar enkels zien,
haar pokkige dijen bezaaid
met zeikers en koekerluiten.

Omdat we haar schelpen toewerpen
stapt ze briesend uit haar kleed,
bralt ze en spuwt ze, de obese trees,
de schuimende, fluimende sloerie, nat

van pis, zwaar van vis. Het speeksel bruin
als van garnaalvissers. Men zegt wel eens
dat zij geen hart zou hebben. Dat is gelogen.
Dit lijf draagt meerdere harten mee: ze drijven
als kwallen langs haar vliezen. Maar houden van

dat niet. Dat nooit meer. Op de bodem van haar schoot
ligt al eeuwenlang de liefde, levenloos,
verstomd, laveloos. Dronken van de dood.

 

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

DE WITTE HAAI

Al dagenlang gooit hij een spoor van tonijnbloed
in de oceaan om zo een witte haai

te lokken zodat we zijn vin kunnen aanraken.
De kracht van het primitieve is parallactisch:

in een museum komt een chacmool over als elegant
en verfijnd beeldhouwwerk, als kunst, maar

zie hoe de priester het kloppend hart uit
het blauwe lijf van het slachtoffer rukt en het

nog pompend op de chacmool legt en we braken bijna.
We denken dat het gebruik van een berylliumgyroscoop

technologische superioriteit toont maar de drang
van ideologieën toen en nu maakt wraak meedogenloos.

De drang tot skydiven, abseilen, wildwaterkanoën
is de drang tot ontladen, de drang om te sterven.

Diamant en grafiet mogen dan allotrope vormen
van koolstof zijn, maar wat zijn de allotrope vormen

van ritueel en verlangen? Maanlicht op zwart water,
gele forsythia die bloesemt in een aprilnacht,

rode esdoornbladeren in stilte vallend in oktober:
de seizoenen zijn nog geen menselijke vormen van verlangen

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2018.

December (Thomas Wentworth Higginson), Pierre Kemp, Arthur Sze

 

Bij december

 

Matin de décembre door Dimitri Sinyavsky, 2015

 

December

The evening sky unseals its quiet fountain,
Hushing the silence to a drowsy rain;
It spreads a web of dimness o’er the plain
And round each meadow tree;
Makes this steep river-bank a dizzy mountain,
And this wide stream a sea.
Stealing from upper headlands of deep mist,
The dark tide bears its icebergs ocean bound,
White shapeless voyagers, by each other kissed,
With rustling, ghostly sound;
The lingering oak-leaves sigh, the birches shiver,
Watching the wrecks of summer far and near,
Where many a dew-drop, frozen on its bier,
Drifts down the dusky river.
I know thee not, thou giant elm, who towerest
With shadowy branches in the murky air;
And this familiar grove, once light and fair,
Frowns, an Enchanted Forest.
Couldst thou not choose some other night to moan,
O hollow-hooting owl?
There needs no spell from thy bewildered soul;
I’m ghost enough alone.

 

Thomas Wentworth Higginson (22 december 1823 – 9 mei 1911)
Cambridge, Massachusetts, de geboorteplaats van Thomas Wentworth Higginson

 

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Brief

Ik zie een straat en luister naar een brief,
gelezen door twee meisjes achter me in het gaan.
De jongen nam zijn pen en schreef zijn grief,
maar ’t meisje wil ’t nu eenmaal niet verstaan.
Dat andere beseft iets meer en het herkent
de jonkman, die zich reeds heeft afgewend.

 

Uitbundigheid

Met korven om manen in te vangen,
met bussen vol gezangen,
met potten om lichten in te drogen
reis ik langs de ogen van het land.
Met dozen zonnen,
met klanken in tonnen
en glazen gedichten in iedere dwaze hand.
Waar ik mijn armen ook rek,
ik ben overal gek.

 

Het licht is rond

Het licht is rond en rolt naar alle kanten
de bergen op en af, de dalen door,
de wezens in en uit en langs de planten
stijgt het de bomen in en gaat het alles voor.
Waarheen? Ik vraag dat niet, ik kom, ik ga,
omdat mijn handen en mijn voeten,
mijn ogen en mijn hart zo moeten
en ik het licht nu eenmaal zo versta.

 

Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)
Zelfportret, 1911

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Aardschijnsel 1

‘Fuck you, fuck you,’ herhaalde hij terwijl hij over de zandweg reed
Tamarisktakken schuurden langs de zijkant van het busje;

wat schuurt in de geest terwijl die zich openspert in het duister;

‘Jodido,’ schrok hij en het wit van zijn ogen draaide tevoorschijn;

‘Wat uit het duister komt, sla ik met duister’;

wie hoort er een nachtbloeiende cactus
een witte bloesem ontvouwen bij de vensterbank?

geknisper van vlammen in de open haard;

het klotsen van golven tegen de rotsen
terwijl een reuzenmanta zwenkt en zich voedt met plankton;

de ‘oh’ toen zijn blik op de overlijdensberichten viel;

de ‘oh’ toen zij het gevlekte rijstpapier openvouwde en een handgezet
gedicht vond;

sprint naar goud van een lucifer als hij de witte waskaarsen aansteekt;

zij laat haar haar tussen zijn tenen doorglijden;
hij wrijft over haar tepels met zijn handpalmen;

‘Wat uit het licht komt, sla ik met licht’;

zijn enkels kraakten terwijl hij op zijn tenen naar de badkamer liep;

wakker worden van een kat die in het donker op een muis zit te kauwen.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn blog van 1 december 2020 en eveneens mijn blog van 1 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.  

Dennis Gaens, Arthur Sze

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

Je moet niet slapen op de Waalbrug

Daar zitten we. De bogen van de brug staan als bolle
golven boven het water. Die brug is een belofte. We
moeten gaan.

Dave vindt dat ik op het verhaal vooruitloop.
In mijn hoofd ben ik er al.

Ik zeg: ‘Luister, meisjes krijgen mooie benen,
jongens grote voeten. Sommige dingen moet je laten gaan,
andere moet je achterna.’

Wij zitten daar en zijn afwezig; liggen liever dan
we lopen. We vergeten dat we uit net genoeg water
bestaan om een vloedgolf te vormen, vergeten dat
we verder kunnen komen.

Dave zegt: ‘Een brug is een brug.’

Het wordt tijd dat hij wakker wordt,
We moeten nodig het water over.

 

DAT DING HEET NIET VOOR NIKS DE EINDER

De enige jongen die ooit dichtbij kwam,
vertelde Lotte dat ze onregelmatig ademt
als ze slaapt.

Ik vroeg haar of ze hem weleens mist.
Ze zei dat dit niet meer was dan punten
die ten opzichte van elkaar zijn verschoven:

‘Alles wat dichtbij ligt lijkt sneller te gaan.
Het wordt trager naarmate je verder gaat,
totdat het langzaam aan de horizon raakt
waar alles stilstaat.’

Ze zei dat hij, met hoe ver hij was gegaan,
inmiddels zo goed als dood moest zijn.

 

ALS JE MAAR VAAK GENOEG SCHIET, RAAK JE WEL IETS

Op de meeste foto’s van ons vijven verdwijnt er een arm net langs de lens,
met achter ons een of ander evenement: niemand schiet platen op normale
dagen. We doen iets met onze haren, dragen onze beste kleren en staan in
poses die we van bandfoto’s hebben afgekeken: twee kijken vooruit, een naar
rechts, weer twee naar beneden. We schoten alles analoog, raakten zelden
wat we zochten.

Ik bewaar de mislukte afdrukken: waarop we vage vlekken zijn, waarop alles
over- of onderbelicht is, waarop niks vastligt. Het zijn foto’s waarvan we
slechts kunnen vermoeden wat het precies was dat we onderbraken om ze te
maken.

Ontwikkelen vergt een donkere kamer en de juiste chemicaliën.

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze  op dit blog.

 

TER ERE VAN JOU

Ter ere van jou presenteert een man een zeebaars
met groen zeewierdraad vastgebonden op een zwartgelakt bord.

‘Oh’ gaat het door de zaal:
je weet niet goed wat er te gebeuren staat.

Je kunt door een telescoop turen naar de volle
stralende maan tegen de diepzwarte ruimte,

van de Bay of Dew naar de Sea of Nectar kijken,
maar nee, dit fraaie benoemen is een uitvlucht.

Wat zijn van jagers die op een zondagmiddag
met lege handen huiswaarts rijden de gedachten?

Hun begrip van eer zou kunnen samenvallen
met jouw begrip van wreedheid? De schuine

lichtbaan van de dalende zon is een mes
dat wil en daad scheidt in oneindig dunne

en lucide laagjes. Je kijkt naar het zeebaarsoog
helder en stralend. De kieuwen lijken te bewegen

o zo lichtjes. De zeebaars ruikt
naar dromen, maar dit is geen droom. ‘Oh,

wat een heerlijkheid’ gaat het door de zaal,
en de staart van de zeebaars plots flapt. Hij

bloedt en flapt, bloedt en flapt terwijl
de gastheer het ene na het andere laagje glanzende sashimi snijdt.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2018 en eveneens mijn blog van 30 november 2016 en ook mijn blog van 30 november 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, M. Vasalis, Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber

 

Dolce far niente

 

 
The Day Is Done door John Francis Murphy, 1887

 

Oud

Eén dans, één dans met sproeiende ogen,
gloeiende wangen, losse handen.
En dan opzij gaan staan. De bleke glimlach voelen,
die als een nevel op een avondwei
omhoog stijgt. Langzaamaan verkoelen
en merken dat de nevel sneeuw geworden is.
Dan wijze dingen denken, lachen, liegen,
winst maken uit het wezenlijk gemis?
Of plotseling weer het feest inspringen,
op stijve benen en met koude handen
dansen en vallen, overdekt met schande?
Het helpt niet. Houding is het leven niet,
onthouding evenmin. Zwijg en ga heen
en loop alleen zoals een oude wolf
en lik de laatste druppels uit de droge plassen.
Proef goed, het is uw heil en de grimassen
die gij moet trekken zijn vol herinnering
aan vroeger lachen. Met nog één druppel
loodzwaar bestaan, dat toekomst heet:
de laatste terug van onverdund en helend leed.

 

 
M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
De Prinsessengracht in Den Haag, de geboorteplaats van M. Vasalis, in 1909

 

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Vergeten te kijken naar de zon die ondergaat

Een zonnige middag, we kunnen naar buiten gaan, daar verliest
niemand iets aan.
Ik laat je eens straat zien waar ik als kind doorheen liep, er stonden
toen geen bomen of ze waren heel klein.
Toen ik een kind was maakte ik een hengel van een stok en een
touw en een gebogen spijker.
Ik bewoog de stok door het water en een vis bleef haken aan
de spijker.
ik rende huilend naar huis, de vis aan de stok in mijn hand,
de werkster nam die van mij aan.
Later zei zij mij dat ze de vis naar het water teruggebracht had.
We komen terug als het bijna donker is en doen niet verbaasd,
dat zou komedie zijn.

 

Tweede man

Als een man met een tweede man
in een trein gereisd heeft en die
tweede man sterft dan neemt de ander
de rest van zijn leven in ontvangst.

Hij stapt uit nadat de trein aangekomen
is en loopt met openhangende jas door
de koud nachtlucht naar de uiterste
en verboden zijkant van het station.

Van daaruit kijkt hij naar de rails
en de lichten en een locomotief die
los op de rails geparkeerd staat.

Groot en ondoorzichtig. Een man die
met een andere man, die stierf, samen
gereisd heeft is hem dit schuldig.

 

De wandeling

Ik loop met mijn zoon over straat
ik hoop dat ik niet sterf voordat hij volwassen is
hij weigert te zeggen of hij volwassen is
ik wil hem niet slaan of op een andere manier pijn doen

hoffelijkheid eist dat als wezens die voorgeven
aan ons verwant te zijn ons bezoeken
zij zich eerst aan ons uitleggen
ik wijs naar een vrouw en hij zegt dat hij geen vrouw is

hij zegt dat als een soort leger de stad binnen zou trekken
en hij neergeschoten zou worden zonder reden
dat ik dan dezelfde vragen aan een ander zou stellen
en dat hij zich niet kan voorstellen dat de ander zou slagen die te beantwoorden.

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Zie ook alle tags voor K. Michel op dit blog.

 

Groet

Ik herinner me de plankenvloer
die kraakte, de eksters in de tuin
de ijsbloemen op het slaapkamerraam

dat je zei, in een vorig leven
was ik een aquarel, nee een witregel

dat het bizongras in de fles
zweefde als een zeepaardje

dat ik na het tellen tot honderd
ging zoeken, de laatste tree
miste in het donkere trappenhuis

dat de telefoonkaart vergeten
in de abri langs de weg bleef steken

dat in de hal van het vliegveld
de lucht plots massief werd
toen ik tegen een glazen wand op liep

Ja, het is reuze leuk om je te verstoppen
maar een ramp als je niet gevonden wordt.

 

Toespraak tot het plafond

ooit was de dolfijn een landdier
het wandelde rond en haalde adem
onder druk van de weersomstandigheden
werd de dolfijn in luttele millennia
richting het water gedreven
de eens volgroeide poten werden korter
en korter tot ze nagenoeg verdwenen
wat de dolfijn aan het bestaan
op het droge overhield waren de longen
evolutionair gezien is dat raar want
wat moet je daarmee onder water
vermoedelijk gaat het om een functie
die nuttig is zij het indirect – denk
bijv. aan lichaamshaar, blindedarm
staartbeentjes of in breder verband
het blijven voortbestaan van dichters –
misschien is het evolutionaire voordeel wel
dat het de dolfijn in staat stelt van tijd
tot tijd aan de opppervlakte te komen
boven het water uit te springen
en een blik te werpen op de blauwe
of sterren- of wolkenlucht
en de kust

 


K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

 

De Nederlands schrijver en journalist Alexander Münninghoff werd geboren in Posen op 13 april 1944. Zie ook alle tags voor Alexander Münninghoff op dit blog.

Uit: De stamhouder

“Toen dokter Van Tilburg het onomstotelijke eindvonnis geveld had — ‘Hij is dood, lieve mensen’ —, zeeg mijn grootmoeder, zoals dat hoort bij Russische vrouwen, krampachtig snikkend bij de Oude Heer neer. Dat had ik wel min of meer verwacht; wat me echter verbaasde was dat mijn vader meteen naar het raam liep dat op de achtertuin uitkeek en de gordijnen, die de hele week dag en nacht gesloten waren geweest, opende, waarna Xeno, die achter hem aan was gekomen, ze in een vloeiende, naadloos aansluitende beweging weer sloot. Beide broers keken elkaar een paar tellen zwijgend aan, waarna ze naar het sterfbed terugkeerden en, Xeno aan het hoofdeind en mijn vader aan het voeteneind, zo ver mogelijk van elkaar af aan weerszijden ervan plaatsnamen. Dat beeld is me bijgebleven als een allegorie van de tweespalt die vanaf het doodsuur van Opa de relatie tussen mijn vader en mijn oom zou kenmerken; ook zag ik hierin het streven van Xeno aanschouwelijk gemaakt om de onbetwiste beheerder te worden van het erfgoed van de Oude Heer — zoals hij daar zat, met de handen gevouwen en zijn hoofd voorovergebogen en zo dicht mogelijk bij de lippen van de dode, leek het alsof hij hoopte nog een laatste ademtocht met een alleen voor hem bestemde boodschap op te vangen — terwijl het gedoe met de gordijnen ten slotte voor mij een teken was dat Xeno inderdaad iets te verbergen had en dat ook zo wilde houden. Iets waar mijn vader de voorafgaande weken in steeds nadrukkelijker bewoordingen over had gesproken: ‘Die gaat ons allemaal belazeren als we niet oppassen.’
Dat waren natuurlijk woorden die uit achterdocht en afgunst ontsproten waren. Daar leek ook wel reden voor. Zeker in de laatste week voor Opa’s dood had Xeno de regie der gebeurtenissen strak in eigen hand genomen. Hij had zijn vader opgehaald uit het ziekenhuis om hem op De Laan te laten sterven en hij had ervoor gezorgd dat een stoet notarissen, juristen, directeuren van Opa’s bedrijven en adviseurs, met attachékoffers en stapels paperassen onder de arm, bij de Oude Heer thuis langskwam om afscheid te nemen, regelingen op papier te zetten en laatste instructies te ontvangen. Met drie kussens als ruggensteun lag de Oude Heer, gekoppeld aan een zuurstofcilinder, in het grote mahoniehouten bed waar ik vroeger nog wel eens op zondagochtend, samen met Frau Kochmann, het ontbijt mocht komen brengen, met een vertrokken gezicht en in ademnood verslagen aan te horen en oekazes uit te vaardigen.”

 

 
Alexander Münninghoff (Posen, 13 april 1944)

 

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Zie ook alle tags voor Michel Faber op dit blog.

Uit: The Crimson Petal and The White

“The main characters in this story, with whom you want to become intimate, are nowhere near here. They aren’t expecting you; you mean nothing to them. If you think they’re going to get out of their warm beds and travel miles to meet you, you are mistaken.
You may wonder, then: why did I bring you here? Why this delay in meeting the people you thought you were going to meet? The answer is simple: their servants wouldn’t have let you in the door.
What you lack is the right connections, and that is what I’ve brought you here to make: connections. A person who is worth nothing must introduce you to a person worth next-to-nothing, and that person to another, and so on and so forth until finally you can step across the threshold, almost one of the family.
That is why I’ve brought you here to Church Lane, St Giles: I’ve found just the right person for you.
I must warn you, though, that I’m introducing you at the very bottom: the lowest of the low. The opulence of Bedford Square and the British Museum may be only a few hundred yards away, but New Oxford Street runs between there and here like a river too wide to swim, and you are on the wrong side. The Prince of Wales has never, I assure you, shaken the hand of any of the residents of this street, or even nodded in passing at anyone here, nor even, under cover of night, sampled the prostitutes. For although Church Lane has more whores living in it than almost any other street in London, they are not of the calibre suitable for gentlemen. To connoisseurs, a woman is more than a carcass after all, and you can’t expect them to forgive the fact that the beds here are dirty, the décor is mean, the hearths are cold and there are no cabs waiting outside.”

 

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.

Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

De eerste keer dat je je herinnert dat je dat deed

Je bent hier lang niet geweest
en kwam terug
om nog een keer te kijken.

Had het niet meer
veranderd moeten zijn?

Maar het is enkel voor een deel
zoals je je kan herinneren,
een groter deel
zoals je denkt dat het was.

Je schuift dat wat je je herinnert
verder uit elkaar,
om nog een keer te zoeken.

Om daar met je heer herinnering
rond te lopen,
jij wijst hem iets aan
alsof het van jou is
en daarna wijst hij jou iets aan, maar waar is hij nu?

Een lege straat,
einde van de middag.

Je weet niet meer
welke maand het was,
maar het was een lege, niet-koude middag.

Je zat in de bus van school naar huis
en je stapte eerder uit
om te lopen waar je liep
toen je op een vorige school zat
en je kon wat je je niet en wat je je wel herinnerde niet even zwaar maken.

 

Politiek als beroep, zegt Max Weber

Gedichten zijn nutteloos om de wereld te besturen,
zegt Huang Tingjian, wiens gedichten wonderlijk zijn als ze lukken.
Als het een doen beter is dan het ander, als ze allebei goed gedaan worden,
is iets doen wat op het een lijkt beter dan iets wat op het ander lijkt?
Kan ik dat niet korter zeggen?
Een gedicht verspilt toch niet.
Nu kom ik pas bij het belangrijkere probleem:
genoegen nemen met wat op het betere lijkt omdat het op het betere lijkt?

Af en toe doe ik alsof ik iets goed kan, zegt Su Dongpo,
zoals iets waaraan ik dan meteen daarna opnieuw moet beginnen

 


Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Zie ook alle tags voor K. Michel op dit blog.

 

Paris / Charlie 7 – 1 – 15

Na al het nieuws
haal ik de heilige boeken
uit de kast
en schud daar de leeswijzers
en de vrome praatjes uit

Van deze zuiverheid
nastrevende stof
kneed ik een sneeuwbal
– haren en kruimels geen probleem –
en steek daar een vulpen in
tot de sneeuwbal zwart kleurt

Dan zet ik het machteloos
mooie ‘vogels in bos en duin’ op
schenk jou een glas rood in
en wachten wij op het onbedaarlijke smelten

 

Domino

Er zwemt een barst door het huis
Niemand die luistert

Uit de schaduw groeien schaduwen
in het onderwaterlicht
dat passerende auto’s werpen
op de muren rondom het bed

In de diepblauwe stilte
herhaalt een jongetje lipzacht
al wat gezegd is die dag
en stopt woord voor woord
de gaten in het geluid
dat huwelijk heet

De vloer golft
De deurklink is ver

En het jongetje houdt zijn handpalmen
als een boek in zijn handen
en ik lees ‘kom terug, ga weg’

Een spreuk, een dominosteen
die een ster slaat
in het glas van mijn huis

Dan begint het buiten
bruidsjurken te sneeuwen

 

 
K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

 

De Nederlands schrijver en journalist Alexander Münninghoff werd geboren in Posen op 13 april 1944. Zie ook alle tags voor Alexander Münninghoff op dit blog.

Uit: De stamhouder

“De Oude Heer geloofde het pas toen hij het van zijn zwager, Onkel Walter, nog eens bevestigd kreeg. Met een ernstig gezicht had deze de vellen met medische rapporten, die hij als Duits oncoloog van het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis ter inzage had gekregen, bestudeerd, en zijn conclusie was hard en duidelijk: ‘Je hebt hooguit twee maanden, Joan. Je moet nu echt dingen gaan regelen.’ Het was december 1953. Ik was negen en had zojuist van Mimousse gehoord wat ik al een tijdje bevroedde: Sinterklaas bestond niet. Ze vond het gek dat ik daar niet zelf al achter was gekomen. Dat Opa op sterven lag, hoorde ik pas aan de vooravond van 23januari1954, de dag dat hij definitief de ogen sloot, omringd door vrouw, kinderen, Onkel Walter en een geestelijke, pater Kolfschoten, die elke dag langskwam en hem vlak voor zijn dood de biecht afnam en het Heilig Oliesel toediende. ‘Vaarwel, lieve broeder, grote vriend, tot ziens. In coelo quies,’ hoorde ik de jezuïtische huisvriend, die hem nog uit Riga kende en die in de herenkamer meer dan wie ook instrumenteel was geweest in de besluitvorming in talloze zaken, met gesmoorde stem zeggen. Ikzelf stond, samen met Mimousse en Trees, in de deuropening van Opa’s slaapkamer, die zijn sterfkamer was geworden: hij had me bij zich laten roepen, me over mijn hoofd geaaid en niets gezegd. En ook ik had zwijgend de laatste impressie van hem in me opgenomen: bleek, met tinten lichtgeel en lichtpaars, was zijn gezicht geweest. Geen zichtbare emotie viel er te bespeuren. Mijn grootvader was verstijfd tot een keurige man met voorname gelaatstrekken, en toen zijn hand krachteloos op het laken was teruggevallen, leefde hij alleen nog maar door zijn donkere ogen, die merkwaardig strak op mij gericht waren geweest terwijl ik achteruitschuifelde, totdat hij langzaam en eventjes knipperend, alsof hij opeens bedacht dat hij toch nog iets moest zeggen, zijn oogleden sloot. Toen dokter Van Tilburg het onomstotelijke eindvonnis geveld had — ‘Hij is dood, lieve mensen’ —, zeeg mijn grootmoeder, zoals dat hoort bij Russische vrouwen, krampachtig snikkend bij de Oude Heer neer. Dat had ik wel min of meer verwacht; wat me echter verbaasde was dat mijn vader meteen naar het raam liep dat op de achtertuin uitkeek en de gordijnen, die de hele week dag en nacht gesloten waren geweest, opende, waarna Xeno, die achter hem aan was gekomen, ze in een vloeiende, naadloos aansluitende beweging weer sloot.”

 

 
Alexander Münninghoff (Posen, 13 april 1944)

 

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Zie ook alle tags voor Michel Faber op dit blog.

Uit: The Crimson Petal and The White

“Watch your step. Keep your wits about you; you will need them. This city I am bringing you to is vast and intricate, and you have not been here before. You may imagine, from other stories you’ve read, that you know it well, but those stories flattered you, welcoming you as a friend, treating you as if you belonged. The truth is that you are an alien from another time and place altogether.
When I first caught your eye and you decided to come with me, you were probably thinking you would simply arrive and make yourself at home. Now that you’re actually here, the air is bitterly cold, and you find yourself being led along in complete darkness, stumbling on uneven ground, recognising nothing. Looking left and right, blinking against an icy wind, you realise you have entered an unknown street of unlit houses full of unknown people.
And yet you did not choose me blindly. Certain expectations were aroused. Let’s not be coy: you were hoping I would satisfy all the desires you’re too shy to name, or at least show you a good time. Now you hesitate, still holding on to me, but tempted to let me go. When you first picked me up, you didn’t fully appreciate the size of me, nor did you expect I would grip you so tightly, so fast. Sleet stings your cheeks, sharp little spits of it so cold they feel hot, like fiery cinders in the wind. Your ears begin to hurt. But you’ve allowed yourself to be led astray, and it’s too late to turn back now.
It’s an ashen hour of night, blackish-grey and almost readable like undisturbed pages of burnt manuscript. You blunder forward into the haze of your own spent breath, still following me. The cobblestones beneath your feet are wet and mucky, the air is frigid and smells of sour spirits and slowly dissolving dung. You hear muffled drunken voices from somewhere nearby, but what little you can understand doesn’t sound like the carefully chosen opening speeches of a grand romantic drama; instead, you find yourself hoping to God that the voices come no closer.”

 

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)

 

De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Zie ook alle tags voor Jean-Marie Gustave Le Clézio op dit blog.

Uit: Onitsha

« L’Afrique brûle comme un secret, comme une fièvre. Geoffroy Allen ne peut pas détacher son regard, un seul instant, il ne peut pas rêver d’autre rêve. C’est le visage sculpté des marques itsi, le visage masqué des Umundri. Sur les quais d’Onitsha, le matin, ils attendent, immobiles, en équilibre sur une jambe, pareils à des statues brûlées, les envoyés de Chuku sur la terre.
C’est pour eux que Geoffroy est resté dans cette ville, malgré l’horreur que lui ins­pirent les bureaux de la United Africa, mal­gré le Club, malgré le Résident Rally et sa femme, leurs chiens qui ne mangent que du filet de bœuf et qui dorment sous des moustiquaires. Malgré le climat, malgré la routine du Wharf. Malgré la séparation d’avec Maou, et ce fils né au loin, qu’il n’a pas vu grandir, pour qui il n’est qu’un étranger.
Eux, chaque jour, sur le quai, dès l’aube, attendent on ne sait quoi, une pirogue qui les emmènerait en amont, qui leur apporterait un message mystérieux. Puis ils s’en vont, ils disparaissent, en marchant à tra­vers les hautes herbes, vers l’est, sur les chemins d’Awgu, d’Owerri. Geoffroy essaye de leur parler, quelques mots d’ibo, des phrases en yoruba, en pidgin, et eux, tou­jours silencieux, non pas hautains, mais absents, disparaissant vite à la file indienne le long du fleuve, se perdant dans les hautes herbes jaunies par la sécheresse. Eux, les Umundri, les Ndinze, les « ancêtres », les « initiés ». Le peuple de Chuku, le soleil, entouré de son halo comme un père est entouré de ses enfants.
C’est le signe itsi. C’est lui que Geoffroy a vu, sur les visages, la première fois qu’il est arrivé à Onitsha. Le signe gravé dans la peau des visages des hommes, comme une écriture sur la pierre. C’est le signe qui est entré en lui, l’a touché au cœur, l’a marqué, lui aussi, sur son visage trop blanc, sur sa peau où manque depuis sa naissance là trace de la brûlure. Mais à présent il ressent cette brûlure, ce secret. Hommes et femmes du peuple Umundri, dans les rues d’Onitsha, ombres absurdes errant dans les allées de poussière rouge, entre les bosquets d’acacia, avec leurs troupeaux de chèvres, leurs chiens. Seuls certains d’entre eux por­tent sur le visage le signe de leur ancêtre Ndri, le signe du soleil.”

 

 
Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook alle tags voor Samuel Beckett op dit blog.

Uit: Krapp’s Last Tape

“Krapp remains a moment motionless, heaves a great sigh, looks at his watch, fumbles in his pockets, takes out an evelope, puts it back, fumbles, takes out a small bunch of keys, raises it to his eyes, chooses a key, gets up and moves to front of table. He stoops, unlocks first drawer, peers into it, feels about inside it, takes out a reel of tape, peers at it, puts it back, locks drawer, unlocks second drawer peers into it, feels about inside it, takes out a large banana, peers at it, locks drawer, puts keys back in his pocket. He turns, advances to edge of stage, halts, strokes banana, peels it, drops skin at his feet, puts end of banana in his mouth and remains motionless, staring vacuously before him. Finally he bites off the end, turns aside and begins pacing to and fro at edge of stage, in the light, i.e. not more than four or five paces either way, meditatively eating banana. He treads on skin, slips, nearly falls, recovers himself, stoops and peers at skin and finally pushes it, still stooping, with his foot over the edge of the stage into pit. He resumes his pacing, finishes banana, returns to table, sits down, remains a moment motionless, heaves a great sigh, takes keys from his pockets, raises them to his eyes, chooses key, gets up and moves to front of table, unlocks second drawer, takes out a second large banana, peers at it, locks drawer, puts back his keys in his pocket, turns, advances to the edge of stage, halts, strokes banana, peels it, tosses skin into pit, puts an end of banana in his mouth and remains motionless, staring vacuously before him. Finally he has an idea, puts banana in his waistcoat pocket, the end emerging, and goes with all the speed he can muster backstage into darkness. Ten seconds. Loud pop of cork. Fifteen seconds. He comes back into light carrying an old ledger and sits down at table. He lays ledger on table, wipes his mouth, wipes his hands on the front of his waistcoat, brings them smartly together and rubs them.“

 
 
Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)
John Hurt in de titelrol tijdens een uitvoering in New York, 2011

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Tankas For Toraiwa

I loved to carry
Her violin case, its nose
In air, its back end
Nice and heavy, the balance
Factored in and factored out.

Every time she placed
Her two thumbs to the two snibs
And opened the lid
She couldn’t help a quick frown
(Disguised pleasure?) as she checked.

Then her brow would clear
And the sun disc of her face
Tilt up and brighten
At the tap of a baton,
At the tip of a baton…

In the baize-lined case
Emptied of the ingrown jut
Of the fiddlehead,
A lump of ancient resin
And a dirty chamois cloth.

The conductor’s hands –
Big and out of proportion
To his skinny wee
Professor’s body–always,
she said, “interested” her.

Fiddlehead ferns: why
do I think of them do I
Think: Toraiwa?
Because–surprise–he quizzed me
about the erotic life.

 
 
Seamus Heaney (13 april 1939 – 30 augustus 2013)
Portret door  Tai-Shan Schierenberg, 2004

 

De Nederlands schrijver en schaker Tim Krabbé werd geboren in Amsterdam op 13 april 1943. Zie ook alle tags voor Tim Krabbé op dit blog.

Uit: De veertiende etappe (De man die bijna)

“Ineens was dat tafeltje leeg en kwam er een jongen in korte broek naast me zitten. Hij knikte me vriendelijk toe, sloeg een krantje open en begon te lezen. Ik herkende hem meteen, maar het duurde seconden voor ik kon geloven dat het echt Fignon was. Het zijn altijd vreemde confrontaties tussen twee mensen die allebei weten dat ze geen fabeldier zijn, maar waarvan er één dat voor de ander toch is. Ik voelde ook een lichte teleurstelling: Tourwinnaars horen zich niet op te houden met zaken als aan jou vragen of die stoel vrij is. Daar zaten we, hij met L ‘Equipe, ik zonder vragen. Ach, had De Renner in het Frans vertaald mogen zijn, had hij het gelezen mogen hebben, wat zou ik graag zijn vragen over de Ronde van de Mont Aigoual hebben beantwoord. Waarschijnlijk heb ik gezegd dat ik Nederlander was, want ik zie hem nog grinniken, met glinsterende ogen, over een brief die een Nederlands meisje hem had geschreven. Ik vroeg of hij nog iets had gemerkt van de aanwezigheid van Dustin Hoffman in de Tour. Ja, hij was aan hem voorgesteld, dat was toch voor een film die misschien gemaakt zou worden, The Yellow Jersey? Fignon was vriendelijk en zachtbespraakt, en totaal onaanmatigend, maar het heeft toch geduurd tot hij fotografen die hem lastigvielen tegen de kloten begon te schoppen dat ik hem ben gaan noemen als de renner die ik misschien wel het meest bewonder. Grote kampioenen winnen soms grote wedstrijden vóór ze daar echt recht op hebben. De drieëntwintigjarige Hinault van de Tour van 1978 die eigenlijk voor Pollentier was, en de tweeëntwintigjarige Fignon die in 1983 won toen Pascal Simon in het geel met een schouderblessure moest uitvallen, zijn daar voorbeelden van. Maar ook grote kampioenen die eigenlijk al over hun hoogtepunt heen zijn, winnen soms ten onrechte. Zoetemelk 1980 (Hinault!) en Hinault 1985 (LeMond!) zijn dáár voorbeelden van. Fignon 1989 wordt een nieuw geval.”

 

 
Tim Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943)
Bernard Hinault en Laurent Fignon in 1984

 

De Amerikaanse schrijfster Eudora Alice Welty werd geboren in Jackson, Mississippi, op 13 april 1909. Zie ook alle tags voor Eudora Welty op dit blog.

Uit: A Curtain of Green (Petrified Man)

“Lord, yes, she’s from New Orleans. Ever’body in New Orleans believes ever’thing spooky. One of ‘em in New Orleans before it was raided says to Mrs. Pike one summer she was goin’ to go from State to State and meet some grey-headed men, and, sure enough, she says she went on a beautician convention up to Chicago. . . . ”
“Oh!” said Mrs. Fletcher. “Oh, is Mrs. Pike a beautician too?”
“Sure she is,” protested Leota. “She’s a beautician. I’m goin’ to git her in here if I can. Before she married. But it don’t leave you. She says sure enough, there was three men who was a very large part of making her trip what it was, and they all three had grey in their hair and they went in six States. Got Christmas cards from ‘em. Billy Boy, go see if Thelma’s got any dry cotton. Look how Mrs. Fletcher’s a-drippin’.”
“Where did Mrs. Pike meet Mr. Pike?” asked Mrs. Fletcher primly.
“On another train,” said Leota.
“I met Mr. Fletcher, or rather he met me, in a rental library,” said Mrs. Fletcher with dignity, as she watched the net come down over her head.
“Honey, me an’ Fred, we met in a rumble seat eight months ago and we was practically on what you might call the way to the altar inside of half an hour,” said Leota in a guttural voice, and bit a bobby pin open.
“Course it don’t last. Mrs. Pike says nothin’ like that ever lasts.”
“Mr. Fletcher and myself are as much in love as the day we married,” said Mrs. Fletcher belligerently as Leota stuffed cotton into her ears.
“Mrs. Pike says it don’t last,” repeated Leota in a louder voice. “Now go git under the dryer. You can turn yourself on, can’t you? I’ll be back to comb you out. Durin’ lunch I promised to give Mrs. Pike a facial. You know—free. Her bein’ in the business, so to speak.”
“I bet she needs one,” said Mrs. Fletcher, letting the swing-door fly back against Leota. “Oh, pardon me.”

 

 
Eudora Welty (13 april 1909 – 23 juli 2001)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van vandaag ook mijn blog van 13 april 2014.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 13 april 2007 en ook mijn blog van 13 april 2008 en eveneens mijn blog van 13 april 2009.

Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

De grammaticus

Voor de koning schrijf ik in de ik-vorm
en zo verplaats ik mij voortdurend in de koning
en orden zijn steden en beveel zijn vrouwen.
Zelfs als hij sterk opgewonden is weet hij zich
verzadigbaar en minder
als een storm zonder mij
en pas als hij slaapt of stomdronken is
kan ik mij
losmaken van zijn trots op zijn onveranderlijke
en eenvoudige begeertes. Na lange afwezigheid
voel ik mij dan met mijn eigen verlangens
als met iemand die bereid is zolang van kleren
te wisselen totdat zij mij volledig bevalt.
Maar zolang hij wakker is en op elk moment
in blinde angst om mij kan roepen stel ik mij
steeds hem in mijn plaats voor en in mijn huid
die uitgerekt wordt en scheurt om hem heen.

 

Dansmuziek

Ik maak het verschil weg tussen stukken met en zonder opwinding.
Voordat je muziek verandert kan je beter leren vechten
omdat je je op straat moet verdedigen, alleen tegen velen
die merken dat je hun dansmuziek hebt veranderd, in het donker tussen twee kapotte straatlantaarns.
Ik maak het verschil weg tussen voor en na bedreiging.
Ik maak voetstappen in het donker in een straat die langer wordt
Je kan beter je vingers leren beschermen in een ijzeren handschoen
als een lange handschoen van een vrouw die zich geleerd heeft zich op muziek uit te kleden.
Zij horen herhalingen en pas dagen later merken zij dat het geen zijn, geen herhalingen,
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
als zij merken dat ik afscheidsmuziek gemaakt heb waarop zij niet goed kunnen dansen. Dag, nacht!

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

Lees verder “Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty”

K. Michel

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Michel studeerde filosofie in Groningen en Amsterdam. Debuteerde in 1989 met de dichtbundel ‘Ja, naakt als de stenen’. Drie jaar later verscheen de verhalenbundel ‘Tingeling & Totus’. In 1994 verscheen zijn tweede dichtbundel ‘Boem de nacht’ die met de Herman Gorter-prijs werd bekroond. In 1999 verscheen de bundel ‘Waterstudies’ waarvoor hij de VSB-poëzieprijs en de Jan Campert-prijs ontving. In datzelfde jaar werd door het Onafhankelijk Toneel een theatervoorstelling gemaakt van de verhalen over Tingeling. In 2004 verscheen de poëziebundel ‘Kleur de schaduwen’, die werd gevolgd door ‘In een handpalm’ (verhalen en beschouwingen, 2008) en ‘Bij eb is je eiland groter’ (poëzie, 2010) waarvoor hij de Awaterprijs kreeg èn de Guido Gezelle-prijs. Michel was redacteur van het literaire tijdschrift Raster. Hij vertaalde ook poëzie van o.a. Octavio Paz, Arthur Sze en Michael Ondaatje en hij stelde bloemlezingen samen uit het werk van John Berger en Stefan Themerson.

Boekhouding

mijn boekhouder komt op bezoek
samen ruimen we een tafel leeg
voor zijn scheve toren van mappen
mijn zus komt binnen
ze doet heel kwaaiig tegen hem
eerst draagt ze een slobberig trainingspak
zoeen als danseressen tijdens het opwarmen dragen
even later een spijkerpak
waarom doe je zo bozig
vraag ik zachtjes op de gang
nou daarstraks was ik bij de huisarts
en die vertelde met veel omhaal dat ik sterven ga
wat een onnozele gast zeg ik
je bent toch allang dood
en we barsten in lachen uit
dan gaat zij naar de stomerij, gordijnen ophalen
en ga ik dit gedicht opschrijven
in de voorkamer, geen idee
waar de accountant is gebleven

iedere nacht hetzelfde de laatste tijd
met dan weer een rolkoffer dan weer een bloemetjesjurk
zo komt de boekhouding nooit op orde

 

Jan op feb af

maart staart april wil
droomde dat ik het nieuwe kabinet
moest fotograferen
op de trappen van het decemberpaleis
in diverse formaties

gezichten met knikkerogen
gestuukte kaken
een stapeling van schouders

rijtjes rijtjes
grijs zwart gebroken wit
als vroeger op het schoolbord
de tafels tot tien
de volledige vervoeging van het werkwoord moeten


K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)