Dolce far niente, M. Vasalis, Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber

 

Dolce far niente

 

 
The Day Is Done door John Francis Murphy, 1887

 

Oud

Eén dans, één dans met sproeiende ogen,
gloeiende wangen, losse handen.
En dan opzij gaan staan. De bleke glimlach voelen,
die als een nevel op een avondwei
omhoog stijgt. Langzaamaan verkoelen
en merken dat de nevel sneeuw geworden is.
Dan wijze dingen denken, lachen, liegen,
winst maken uit het wezenlijk gemis?
Of plotseling weer het feest inspringen,
op stijve benen en met koude handen
dansen en vallen, overdekt met schande?
Het helpt niet. Houding is het leven niet,
onthouding evenmin. Zwijg en ga heen
en loop alleen zoals een oude wolf
en lik de laatste druppels uit de droge plassen.
Proef goed, het is uw heil en de grimassen
die gij moet trekken zijn vol herinnering
aan vroeger lachen. Met nog één druppel
loodzwaar bestaan, dat toekomst heet:
de laatste terug van onverdund en helend leed.

 

 
M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
De Prinsessengracht in Den Haag, de geboorteplaats van M. Vasalis, in 1909

 

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Vergeten te kijken naar de zon die ondergaat

Een zonnige middag, we kunnen naar buiten gaan, daar verliest
niemand iets aan.
Ik laat je eens straat zien waar ik als kind doorheen liep, er stonden
toen geen bomen of ze waren heel klein.
Toen ik een kind was maakte ik een hengel van een stok en een
touw en een gebogen spijker.
Ik bewoog de stok door het water en een vis bleef haken aan
de spijker.
ik rende huilend naar huis, de vis aan de stok in mijn hand,
de werkster nam die van mij aan.
Later zei zij mij dat ze de vis naar het water teruggebracht had.
We komen terug als het bijna donker is en doen niet verbaasd,
dat zou komedie zijn.

 

Tweede man

Als een man met een tweede man
in een trein gereisd heeft en die
tweede man sterft dan neemt de ander
de rest van zijn leven in ontvangst.

Hij stapt uit nadat de trein aangekomen
is en loopt met openhangende jas door
de koud nachtlucht naar de uiterste
en verboden zijkant van het station.

Van daaruit kijkt hij naar de rails
en de lichten en een locomotief die
los op de rails geparkeerd staat.

Groot en ondoorzichtig. Een man die
met een andere man, die stierf, samen
gereisd heeft is hem dit schuldig.

 

De wandeling

Ik loop met mijn zoon over straat
ik hoop dat ik niet sterf voordat hij volwassen is
hij weigert te zeggen of hij volwassen is
ik wil hem niet slaan of op een andere manier pijn doen

hoffelijkheid eist dat als wezens die voorgeven
aan ons verwant te zijn ons bezoeken
zij zich eerst aan ons uitleggen
ik wijs naar een vrouw en hij zegt dat hij geen vrouw is

hij zegt dat als een soort leger de stad binnen zou trekken
en hij neergeschoten zou worden zonder reden
dat ik dan dezelfde vragen aan een ander zou stellen
en dat hij zich niet kan voorstellen dat de ander zou slagen die te beantwoorden.

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Zie ook alle tags voor K. Michel op dit blog.

 

Groet

Ik herinner me de plankenvloer
die kraakte, de eksters in de tuin
de ijsbloemen op het slaapkamerraam

dat je zei, in een vorig leven
was ik een aquarel, nee een witregel

dat het bizongras in de fles
zweefde als een zeepaardje

dat ik na het tellen tot honderd
ging zoeken, de laatste tree
miste in het donkere trappenhuis

dat de telefoonkaart vergeten
in de abri langs de weg bleef steken

dat in de hal van het vliegveld
de lucht plots massief werd
toen ik tegen een glazen wand op liep

Ja, het is reuze leuk om je te verstoppen
maar een ramp als je niet gevonden wordt.

 

Toespraak tot het plafond

ooit was de dolfijn een landdier
het wandelde rond en haalde adem
onder druk van de weersomstandigheden
werd de dolfijn in luttele millennia
richting het water gedreven
de eens volgroeide poten werden korter
en korter tot ze nagenoeg verdwenen
wat de dolfijn aan het bestaan
op het droge overhield waren de longen
evolutionair gezien is dat raar want
wat moet je daarmee onder water
vermoedelijk gaat het om een functie
die nuttig is zij het indirect – denk
bijv. aan lichaamshaar, blindedarm
staartbeentjes of in breder verband
het blijven voortbestaan van dichters –
misschien is het evolutionaire voordeel wel
dat het de dolfijn in staat stelt van tijd
tot tijd aan de opppervlakte te komen
boven het water uit te springen
en een blik te werpen op de blauwe
of sterren- of wolkenlucht
en de kust

 


K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

 

De Nederlands schrijver en journalist Alexander Münninghoff werd geboren in Posen op 13 april 1944. Zie ook alle tags voor Alexander Münninghoff op dit blog.

Uit: De stamhouder

“Toen dokter Van Tilburg het onomstotelijke eindvonnis geveld had — ‘Hij is dood, lieve mensen’ —, zeeg mijn grootmoeder, zoals dat hoort bij Russische vrouwen, krampachtig snikkend bij de Oude Heer neer. Dat had ik wel min of meer verwacht; wat me echter verbaasde was dat mijn vader meteen naar het raam liep dat op de achtertuin uitkeek en de gordijnen, die de hele week dag en nacht gesloten waren geweest, opende, waarna Xeno, die achter hem aan was gekomen, ze in een vloeiende, naadloos aansluitende beweging weer sloot. Beide broers keken elkaar een paar tellen zwijgend aan, waarna ze naar het sterfbed terugkeerden en, Xeno aan het hoofdeind en mijn vader aan het voeteneind, zo ver mogelijk van elkaar af aan weerszijden ervan plaatsnamen. Dat beeld is me bijgebleven als een allegorie van de tweespalt die vanaf het doodsuur van Opa de relatie tussen mijn vader en mijn oom zou kenmerken; ook zag ik hierin het streven van Xeno aanschouwelijk gemaakt om de onbetwiste beheerder te worden van het erfgoed van de Oude Heer — zoals hij daar zat, met de handen gevouwen en zijn hoofd voorovergebogen en zo dicht mogelijk bij de lippen van de dode, leek het alsof hij hoopte nog een laatste ademtocht met een alleen voor hem bestemde boodschap op te vangen — terwijl het gedoe met de gordijnen ten slotte voor mij een teken was dat Xeno inderdaad iets te verbergen had en dat ook zo wilde houden. Iets waar mijn vader de voorafgaande weken in steeds nadrukkelijker bewoordingen over had gesproken: ‘Die gaat ons allemaal belazeren als we niet oppassen.’
Dat waren natuurlijk woorden die uit achterdocht en afgunst ontsproten waren. Daar leek ook wel reden voor. Zeker in de laatste week voor Opa’s dood had Xeno de regie der gebeurtenissen strak in eigen hand genomen. Hij had zijn vader opgehaald uit het ziekenhuis om hem op De Laan te laten sterven en hij had ervoor gezorgd dat een stoet notarissen, juristen, directeuren van Opa’s bedrijven en adviseurs, met attachékoffers en stapels paperassen onder de arm, bij de Oude Heer thuis langskwam om afscheid te nemen, regelingen op papier te zetten en laatste instructies te ontvangen. Met drie kussens als ruggensteun lag de Oude Heer, gekoppeld aan een zuurstofcilinder, in het grote mahoniehouten bed waar ik vroeger nog wel eens op zondagochtend, samen met Frau Kochmann, het ontbijt mocht komen brengen, met een vertrokken gezicht en in ademnood verslagen aan te horen en oekazes uit te vaardigen.”

 

 
Alexander Münninghoff (Posen, 13 april 1944)

 

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Zie ook alle tags voor Michel Faber op dit blog.

Uit: The Crimson Petal and The White

“The main characters in this story, with whom you want to become intimate, are nowhere near here. They aren’t expecting you; you mean nothing to them. If you think they’re going to get out of their warm beds and travel miles to meet you, you are mistaken.
You may wonder, then: why did I bring you here? Why this delay in meeting the people you thought you were going to meet? The answer is simple: their servants wouldn’t have let you in the door.
What you lack is the right connections, and that is what I’ve brought you here to make: connections. A person who is worth nothing must introduce you to a person worth next-to-nothing, and that person to another, and so on and so forth until finally you can step across the threshold, almost one of the family.
That is why I’ve brought you here to Church Lane, St Giles: I’ve found just the right person for you.
I must warn you, though, that I’m introducing you at the very bottom: the lowest of the low. The opulence of Bedford Square and the British Museum may be only a few hundred yards away, but New Oxford Street runs between there and here like a river too wide to swim, and you are on the wrong side. The Prince of Wales has never, I assure you, shaken the hand of any of the residents of this street, or even nodded in passing at anyone here, nor even, under cover of night, sampled the prostitutes. For although Church Lane has more whores living in it than almost any other street in London, they are not of the calibre suitable for gentlemen. To connoisseurs, a woman is more than a carcass after all, and you can’t expect them to forgive the fact that the beds here are dirty, the décor is mean, the hearths are cold and there are no cabs waiting outside.”

 

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.

Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

De eerste keer dat je je herinnert dat je dat deed

Je bent hier lang niet geweest
en kwam terug
om nog een keer te kijken.

Had het niet meer
veranderd moeten zijn?

Maar het is enkel voor een deel
zoals je je kan herinneren,
een groter deel
zoals je denkt dat het was.

Je schuift dat wat je je herinnert
verder uit elkaar,
om nog een keer te zoeken.

Om daar met je heer herinnering
rond te lopen,
jij wijst hem iets aan
alsof het van jou is
en daarna wijst hij jou iets aan, maar waar is hij nu?

Een lege straat,
einde van de middag.

Je weet niet meer
welke maand het was,
maar het was een lege, niet-koude middag.

Je zat in de bus van school naar huis
en je stapte eerder uit
om te lopen waar je liep
toen je op een vorige school zat
en je kon wat je je niet en wat je je wel herinnerde niet even zwaar maken.

 

Politiek als beroep, zegt Max Weber

Gedichten zijn nutteloos om de wereld te besturen,
zegt Huang Tingjian, wiens gedichten wonderlijk zijn als ze lukken.
Als het een doen beter is dan het ander, als ze allebei goed gedaan worden,
is iets doen wat op het een lijkt beter dan iets wat op het ander lijkt?
Kan ik dat niet korter zeggen?
Een gedicht verspilt toch niet.
Nu kom ik pas bij het belangrijkere probleem:
genoegen nemen met wat op het betere lijkt omdat het op het betere lijkt?

Af en toe doe ik alsof ik iets goed kan, zegt Su Dongpo,
zoals iets waaraan ik dan meteen daarna opnieuw moet beginnen

 


Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Zie ook alle tags voor K. Michel op dit blog.

 

Paris / Charlie 7 – 1 – 15

Na al het nieuws
haal ik de heilige boeken
uit de kast
en schud daar de leeswijzers
en de vrome praatjes uit

Van deze zuiverheid
nastrevende stof
kneed ik een sneeuwbal
– haren en kruimels geen probleem –
en steek daar een vulpen in
tot de sneeuwbal zwart kleurt

Dan zet ik het machteloos
mooie ‘vogels in bos en duin’ op
schenk jou een glas rood in
en wachten wij op het onbedaarlijke smelten

 

Domino

Er zwemt een barst door het huis
Niemand die luistert

Uit de schaduw groeien schaduwen
in het onderwaterlicht
dat passerende auto’s werpen
op de muren rondom het bed

In de diepblauwe stilte
herhaalt een jongetje lipzacht
al wat gezegd is die dag
en stopt woord voor woord
de gaten in het geluid
dat huwelijk heet

De vloer golft
De deurklink is ver

En het jongetje houdt zijn handpalmen
als een boek in zijn handen
en ik lees ‘kom terug, ga weg’

Een spreuk, een dominosteen
die een ster slaat
in het glas van mijn huis

Dan begint het buiten
bruidsjurken te sneeuwen

 

 
K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

 

De Nederlands schrijver en journalist Alexander Münninghoff werd geboren in Posen op 13 april 1944. Zie ook alle tags voor Alexander Münninghoff op dit blog.

Uit: De stamhouder

“De Oude Heer geloofde het pas toen hij het van zijn zwager, Onkel Walter, nog eens bevestigd kreeg. Met een ernstig gezicht had deze de vellen met medische rapporten, die hij als Duits oncoloog van het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis ter inzage had gekregen, bestudeerd, en zijn conclusie was hard en duidelijk: ‘Je hebt hooguit twee maanden, Joan. Je moet nu echt dingen gaan regelen.’ Het was december 1953. Ik was negen en had zojuist van Mimousse gehoord wat ik al een tijdje bevroedde: Sinterklaas bestond niet. Ze vond het gek dat ik daar niet zelf al achter was gekomen. Dat Opa op sterven lag, hoorde ik pas aan de vooravond van 23januari1954, de dag dat hij definitief de ogen sloot, omringd door vrouw, kinderen, Onkel Walter en een geestelijke, pater Kolfschoten, die elke dag langskwam en hem vlak voor zijn dood de biecht afnam en het Heilig Oliesel toediende. ‘Vaarwel, lieve broeder, grote vriend, tot ziens. In coelo quies,’ hoorde ik de jezuïtische huisvriend, die hem nog uit Riga kende en die in de herenkamer meer dan wie ook instrumenteel was geweest in de besluitvorming in talloze zaken, met gesmoorde stem zeggen. Ikzelf stond, samen met Mimousse en Trees, in de deuropening van Opa’s slaapkamer, die zijn sterfkamer was geworden: hij had me bij zich laten roepen, me over mijn hoofd geaaid en niets gezegd. En ook ik had zwijgend de laatste impressie van hem in me opgenomen: bleek, met tinten lichtgeel en lichtpaars, was zijn gezicht geweest. Geen zichtbare emotie viel er te bespeuren. Mijn grootvader was verstijfd tot een keurige man met voorname gelaatstrekken, en toen zijn hand krachteloos op het laken was teruggevallen, leefde hij alleen nog maar door zijn donkere ogen, die merkwaardig strak op mij gericht waren geweest terwijl ik achteruitschuifelde, totdat hij langzaam en eventjes knipperend, alsof hij opeens bedacht dat hij toch nog iets moest zeggen, zijn oogleden sloot. Toen dokter Van Tilburg het onomstotelijke eindvonnis geveld had — ‘Hij is dood, lieve mensen’ —, zeeg mijn grootmoeder, zoals dat hoort bij Russische vrouwen, krampachtig snikkend bij de Oude Heer neer. Dat had ik wel min of meer verwacht; wat me echter verbaasde was dat mijn vader meteen naar het raam liep dat op de achtertuin uitkeek en de gordijnen, die de hele week dag en nacht gesloten waren geweest, opende, waarna Xeno, die achter hem aan was gekomen, ze in een vloeiende, naadloos aansluitende beweging weer sloot.”

 

 
Alexander Münninghoff (Posen, 13 april 1944)

 

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Zie ook alle tags voor Michel Faber op dit blog.

Uit: The Crimson Petal and The White

“Watch your step. Keep your wits about you; you will need them. This city I am bringing you to is vast and intricate, and you have not been here before. You may imagine, from other stories you’ve read, that you know it well, but those stories flattered you, welcoming you as a friend, treating you as if you belonged. The truth is that you are an alien from another time and place altogether.
When I first caught your eye and you decided to come with me, you were probably thinking you would simply arrive and make yourself at home. Now that you’re actually here, the air is bitterly cold, and you find yourself being led along in complete darkness, stumbling on uneven ground, recognising nothing. Looking left and right, blinking against an icy wind, you realise you have entered an unknown street of unlit houses full of unknown people.
And yet you did not choose me blindly. Certain expectations were aroused. Let’s not be coy: you were hoping I would satisfy all the desires you’re too shy to name, or at least show you a good time. Now you hesitate, still holding on to me, but tempted to let me go. When you first picked me up, you didn’t fully appreciate the size of me, nor did you expect I would grip you so tightly, so fast. Sleet stings your cheeks, sharp little spits of it so cold they feel hot, like fiery cinders in the wind. Your ears begin to hurt. But you’ve allowed yourself to be led astray, and it’s too late to turn back now.
It’s an ashen hour of night, blackish-grey and almost readable like undisturbed pages of burnt manuscript. You blunder forward into the haze of your own spent breath, still following me. The cobblestones beneath your feet are wet and mucky, the air is frigid and smells of sour spirits and slowly dissolving dung. You hear muffled drunken voices from somewhere nearby, but what little you can understand doesn’t sound like the carefully chosen opening speeches of a grand romantic drama; instead, you find yourself hoping to God that the voices come no closer.”

 

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)

 

De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Zie ook alle tags voor Jean-Marie Gustave Le Clézio op dit blog.

Uit: Onitsha

« L’Afrique brûle comme un secret, comme une fièvre. Geoffroy Allen ne peut pas détacher son regard, un seul instant, il ne peut pas rêver d’autre rêve. C’est le visage sculpté des marques itsi, le visage masqué des Umundri. Sur les quais d’Onitsha, le matin, ils attendent, immobiles, en équilibre sur une jambe, pareils à des statues brûlées, les envoyés de Chuku sur la terre.
C’est pour eux que Geoffroy est resté dans cette ville, malgré l’horreur que lui ins­pirent les bureaux de la United Africa, mal­gré le Club, malgré le Résident Rally et sa femme, leurs chiens qui ne mangent que du filet de bœuf et qui dorment sous des moustiquaires. Malgré le climat, malgré la routine du Wharf. Malgré la séparation d’avec Maou, et ce fils né au loin, qu’il n’a pas vu grandir, pour qui il n’est qu’un étranger.
Eux, chaque jour, sur le quai, dès l’aube, attendent on ne sait quoi, une pirogue qui les emmènerait en amont, qui leur apporterait un message mystérieux. Puis ils s’en vont, ils disparaissent, en marchant à tra­vers les hautes herbes, vers l’est, sur les chemins d’Awgu, d’Owerri. Geoffroy essaye de leur parler, quelques mots d’ibo, des phrases en yoruba, en pidgin, et eux, tou­jours silencieux, non pas hautains, mais absents, disparaissant vite à la file indienne le long du fleuve, se perdant dans les hautes herbes jaunies par la sécheresse. Eux, les Umundri, les Ndinze, les « ancêtres », les « initiés ». Le peuple de Chuku, le soleil, entouré de son halo comme un père est entouré de ses enfants.
C’est le signe itsi. C’est lui que Geoffroy a vu, sur les visages, la première fois qu’il est arrivé à Onitsha. Le signe gravé dans la peau des visages des hommes, comme une écriture sur la pierre. C’est le signe qui est entré en lui, l’a touché au cœur, l’a marqué, lui aussi, sur son visage trop blanc, sur sa peau où manque depuis sa naissance là trace de la brûlure. Mais à présent il ressent cette brûlure, ce secret. Hommes et femmes du peuple Umundri, dans les rues d’Onitsha, ombres absurdes errant dans les allées de poussière rouge, entre les bosquets d’acacia, avec leurs troupeaux de chèvres, leurs chiens. Seuls certains d’entre eux por­tent sur le visage le signe de leur ancêtre Ndri, le signe du soleil.”

 

 
Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook alle tags voor Samuel Beckett op dit blog.

Uit: Krapp’s Last Tape

“Krapp remains a moment motionless, heaves a great sigh, looks at his watch, fumbles in his pockets, takes out an evelope, puts it back, fumbles, takes out a small bunch of keys, raises it to his eyes, chooses a key, gets up and moves to front of table. He stoops, unlocks first drawer, peers into it, feels about inside it, takes out a reel of tape, peers at it, puts it back, locks drawer, unlocks second drawer peers into it, feels about inside it, takes out a large banana, peers at it, locks drawer, puts keys back in his pocket. He turns, advances to edge of stage, halts, strokes banana, peels it, drops skin at his feet, puts end of banana in his mouth and remains motionless, staring vacuously before him. Finally he bites off the end, turns aside and begins pacing to and fro at edge of stage, in the light, i.e. not more than four or five paces either way, meditatively eating banana. He treads on skin, slips, nearly falls, recovers himself, stoops and peers at skin and finally pushes it, still stooping, with his foot over the edge of the stage into pit. He resumes his pacing, finishes banana, returns to table, sits down, remains a moment motionless, heaves a great sigh, takes keys from his pockets, raises them to his eyes, chooses key, gets up and moves to front of table, unlocks second drawer, takes out a second large banana, peers at it, locks drawer, puts back his keys in his pocket, turns, advances to the edge of stage, halts, strokes banana, peels it, tosses skin into pit, puts an end of banana in his mouth and remains motionless, staring vacuously before him. Finally he has an idea, puts banana in his waistcoat pocket, the end emerging, and goes with all the speed he can muster backstage into darkness. Ten seconds. Loud pop of cork. Fifteen seconds. He comes back into light carrying an old ledger and sits down at table. He lays ledger on table, wipes his mouth, wipes his hands on the front of his waistcoat, brings them smartly together and rubs them.“

 
 
Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)
John Hurt in de titelrol tijdens een uitvoering in New York, 2011

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Tankas For Toraiwa

I loved to carry
Her violin case, its nose
In air, its back end
Nice and heavy, the balance
Factored in and factored out.

Every time she placed
Her two thumbs to the two snibs
And opened the lid
She couldn’t help a quick frown
(Disguised pleasure?) as she checked.

Then her brow would clear
And the sun disc of her face
Tilt up and brighten
At the tap of a baton,
At the tip of a baton…

In the baize-lined case
Emptied of the ingrown jut
Of the fiddlehead,
A lump of ancient resin
And a dirty chamois cloth.

The conductor’s hands –
Big and out of proportion
To his skinny wee
Professor’s body–always,
she said, “interested” her.

Fiddlehead ferns: why
do I think of them do I
Think: Toraiwa?
Because–surprise–he quizzed me
about the erotic life.

 
 
Seamus Heaney (13 april 1939 – 30 augustus 2013)
Portret door  Tai-Shan Schierenberg, 2004

 

De Nederlands schrijver en schaker Tim Krabbé werd geboren in Amsterdam op 13 april 1943. Zie ook alle tags voor Tim Krabbé op dit blog.

Uit: De veertiende etappe (De man die bijna)

“Ineens was dat tafeltje leeg en kwam er een jongen in korte broek naast me zitten. Hij knikte me vriendelijk toe, sloeg een krantje open en begon te lezen. Ik herkende hem meteen, maar het duurde seconden voor ik kon geloven dat het echt Fignon was. Het zijn altijd vreemde confrontaties tussen twee mensen die allebei weten dat ze geen fabeldier zijn, maar waarvan er één dat voor de ander toch is. Ik voelde ook een lichte teleurstelling: Tourwinnaars horen zich niet op te houden met zaken als aan jou vragen of die stoel vrij is. Daar zaten we, hij met L ‘Equipe, ik zonder vragen. Ach, had De Renner in het Frans vertaald mogen zijn, had hij het gelezen mogen hebben, wat zou ik graag zijn vragen over de Ronde van de Mont Aigoual hebben beantwoord. Waarschijnlijk heb ik gezegd dat ik Nederlander was, want ik zie hem nog grinniken, met glinsterende ogen, over een brief die een Nederlands meisje hem had geschreven. Ik vroeg of hij nog iets had gemerkt van de aanwezigheid van Dustin Hoffman in de Tour. Ja, hij was aan hem voorgesteld, dat was toch voor een film die misschien gemaakt zou worden, The Yellow Jersey? Fignon was vriendelijk en zachtbespraakt, en totaal onaanmatigend, maar het heeft toch geduurd tot hij fotografen die hem lastigvielen tegen de kloten begon te schoppen dat ik hem ben gaan noemen als de renner die ik misschien wel het meest bewonder. Grote kampioenen winnen soms grote wedstrijden vóór ze daar echt recht op hebben. De drieëntwintigjarige Hinault van de Tour van 1978 die eigenlijk voor Pollentier was, en de tweeëntwintigjarige Fignon die in 1983 won toen Pascal Simon in het geel met een schouderblessure moest uitvallen, zijn daar voorbeelden van. Maar ook grote kampioenen die eigenlijk al over hun hoogtepunt heen zijn, winnen soms ten onrechte. Zoetemelk 1980 (Hinault!) en Hinault 1985 (LeMond!) zijn dáár voorbeelden van. Fignon 1989 wordt een nieuw geval.”

 

 
Tim Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943)
Bernard Hinault en Laurent Fignon in 1984

 

De Amerikaanse schrijfster Eudora Alice Welty werd geboren in Jackson, Mississippi, op 13 april 1909. Zie ook alle tags voor Eudora Welty op dit blog.

Uit: A Curtain of Green (Petrified Man)

“Lord, yes, she’s from New Orleans. Ever’body in New Orleans believes ever’thing spooky. One of ‘em in New Orleans before it was raided says to Mrs. Pike one summer she was goin’ to go from State to State and meet some grey-headed men, and, sure enough, she says she went on a beautician convention up to Chicago. . . . ”
“Oh!” said Mrs. Fletcher. “Oh, is Mrs. Pike a beautician too?”
“Sure she is,” protested Leota. “She’s a beautician. I’m goin’ to git her in here if I can. Before she married. But it don’t leave you. She says sure enough, there was three men who was a very large part of making her trip what it was, and they all three had grey in their hair and they went in six States. Got Christmas cards from ‘em. Billy Boy, go see if Thelma’s got any dry cotton. Look how Mrs. Fletcher’s a-drippin’.”
“Where did Mrs. Pike meet Mr. Pike?” asked Mrs. Fletcher primly.
“On another train,” said Leota.
“I met Mr. Fletcher, or rather he met me, in a rental library,” said Mrs. Fletcher with dignity, as she watched the net come down over her head.
“Honey, me an’ Fred, we met in a rumble seat eight months ago and we was practically on what you might call the way to the altar inside of half an hour,” said Leota in a guttural voice, and bit a bobby pin open.
“Course it don’t last. Mrs. Pike says nothin’ like that ever lasts.”
“Mr. Fletcher and myself are as much in love as the day we married,” said Mrs. Fletcher belligerently as Leota stuffed cotton into her ears.
“Mrs. Pike says it don’t last,” repeated Leota in a louder voice. “Now go git under the dryer. You can turn yourself on, can’t you? I’ll be back to comb you out. Durin’ lunch I promised to give Mrs. Pike a facial. You know—free. Her bein’ in the business, so to speak.”
“I bet she needs one,” said Mrs. Fletcher, letting the swing-door fly back against Leota. “Oh, pardon me.”

 

 
Eudora Welty (13 april 1909 – 23 juli 2001)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van vandaag ook mijn blog van 13 april 2014.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 13 april 2007 en ook mijn blog van 13 april 2008 en eveneens mijn blog van 13 april 2009.

Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

De grammaticus

Voor de koning schrijf ik in de ik-vorm
en zo verplaats ik mij voortdurend in de koning
en orden zijn steden en beveel zijn vrouwen.
Zelfs als hij sterk opgewonden is weet hij zich
verzadigbaar en minder
als een storm zonder mij
en pas als hij slaapt of stomdronken is
kan ik mij
losmaken van zijn trots op zijn onveranderlijke
en eenvoudige begeertes. Na lange afwezigheid
voel ik mij dan met mijn eigen verlangens
als met iemand die bereid is zolang van kleren
te wisselen totdat zij mij volledig bevalt.
Maar zolang hij wakker is en op elk moment
in blinde angst om mij kan roepen stel ik mij
steeds hem in mijn plaats voor en in mijn huid
die uitgerekt wordt en scheurt om hem heen.

 

Dansmuziek

Ik maak het verschil weg tussen stukken met en zonder opwinding.
Voordat je muziek verandert kan je beter leren vechten
omdat je je op straat moet verdedigen, alleen tegen velen
die merken dat je hun dansmuziek hebt veranderd, in het donker tussen twee kapotte straatlantaarns.
Ik maak het verschil weg tussen voor en na bedreiging.
Ik maak voetstappen in het donker in een straat die langer wordt
Je kan beter je vingers leren beschermen in een ijzeren handschoen
als een lange handschoen van een vrouw die zich geleerd heeft zich op muziek uit te kleden.
Zij horen herhalingen en pas dagen later merken zij dat het geen zijn, geen herhalingen,
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
als zij merken dat ik afscheidsmuziek gemaakt heb waarop zij niet goed kunnen dansen. Dag, nacht!

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

Lees verder “Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty”

Nachoem Wijnberg, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Naar de markt kijken als naar de sterren en naar de staat als de maan in de herfst

Je staat op een leeg toneel
en moet uitleggen wat je ziet.

Zoals: Ik sta nu in een hoek
van een drukke markt.

Nu kun je tot vertegenwoordiger
van de staat op deze markt benoemd worden.

De opzichter die kan zeggen of de gewichten juist zijn
door ze in zijn handen te nemen.

Want je hebt je nooit vergist
in van wie een gedicht was.

 

Afspraak

Ach jij, jij
kunt midden op een warme dag
een bad nemen.

Je bent vroeg opgestaan
om op tijd te komen
en je bent alweer terug.

Je hebt geluisterd,
soms met je ogen dicht,
maar niet in slaap.

In alle kleren die je aanhad
was het zo warm
en je wilde zo weinig mogelijk bewegen.

En straks, als
het avond is
drink je thee met wie je
dat afgesproken hebt,
half in de tuin, half ergens anders.

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

Lees verder “Nachoem Wijnberg, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty”

Michel Faber

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Faber emigreerde in 1967 naar Australië. Hij studeerde Nederlands, Engels, retorica en filosofie aan de Universiteit van Melbourne. Na zijn afstuderen had hij moeite om werk te vinden en ging hij een opleiding tot verpleegkundige volgen, welk beroep hij uitvoerde van 1983 tot 1993. In 1993 emigreerde hij met zijn tweede vrouw naar Schotland, waar hij nog altijd woont. Faber schreef al volop vanaf het begin van de jaren tachtig, maar publiceerde pas vanaf in 1998 zijn eerste verhalen onder de titel “Some Rain Must Fall” (Gods speelgoed) en in 2000 zijn eerste roman “Under the Skin” (Onder de huid). Met werken als “The Hundred and Ninety-Nine Steps” (2001, Honderdnegenennegentig treden) en “The Courage Consort” (2002, Het courage-ensemble) bereikte hij een breed publiek. Hoogtepunt in Fabers oeuvre is ongetwijfeld zijn monumentale roman van bijna duizend bladzijden “The Crimson Petal and the White” (2002, Lelieblank, scharlakenrood). Het is het verhaal van de negentienjarige intelligente prostituee Sugar in het Victoriaanse Londen van 1875. ”The Crimson Petal and the White werd een internationale bestseller en geroemd door de literaire kritiek. Zijn volgende boeken, twee verhalenbundels en de roman “The Fire Gospel” wisten het succes van hun voorganger ook niet te evenaren. Fabers boeken werden meermaals onderscheiden, onder andere met de O. Henry Award en de Costa Book Award.

Uit: Under the Skin

“Isserley always drove straight past a hitch-hiker when she first saw him, to give herself time to size him up. She was looking for big muscles: a hunk on legs. Puny, scrawny specimens were no use to her.
At first glance, though, it could be surprisingly difficult to tell the difference. You’d think a lone hitcher on a country road would stand out a mile, like a distant monument or a grain silo; you’d think you would be able to appraise him calmly as you drove, undress him and turn him over in your mind well in advance. But Isserley had found it didn’t happen that way.
Driving through the Highlands of Scotland was an absorbing task in itself; there was always more going on than picture postcards allowed. Even in the nacreous hush of a winter dawn, when the mists were still dossed down in the fields on either side, the A9 could not be trusted to stay empty for long. Furry carcasses of unidentifiable forest creatures littered the asphalt, fresh every morning, each of them a frozen moment in time when some living thing had mistaken the road for its natural habitat.
Isserley, too, often ventured out at hours of such prehistoric stillness that her vehicle might have been the first ever. It was as if she had been set down on a world so newly finished that the mountains might still have some shifting to do and the wooded valleys might yet be recast as seas.
Nevertheless, once she’d launched her little car onto the deserted, faintly steaming road, it was often only a matter of minutes before there was southbound traffic coming up behind her. Nor was this traffic content to let her set the pace, like one sheep following another on a narrow path; she must drive faster, or be hooted off the single carriageway.
Also, this being an arterial road, she must be alert to all the little capillary paths joining it. Only a few of the junctions were clearly signposted, as if singled out for this distinction by natural selection; the rest were camouflaged by trees. Ignoring junctions was not a good idea, even though Isserley had the right of way: any one of them could be spring-loaded with an impatiently shuddering tractor which, if it leapt into her path, would hardly suffer for its mistake, while she would be strewn across the bitumen.“

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)