Nachoem Wijnberg, K. Michel, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

De grammaticus

Voor de koning schrijf ik in de ik-vorm
en zo verplaats ik mij voortdurend in de koning
en orden zijn steden en beveel zijn vrouwen.
Zelfs als hij sterk opgewonden is weet hij zich
verzadigbaar en minder
als een storm zonder mij
en pas als hij slaapt of stomdronken is
kan ik mij
losmaken van zijn trots op zijn onveranderlijke
en eenvoudige begeertes. Na lange afwezigheid
voel ik mij dan met mijn eigen verlangens
als met iemand die bereid is zolang van kleren
te wisselen totdat zij mij volledig bevalt.
Maar zolang hij wakker is en op elk moment
in blinde angst om mij kan roepen stel ik mij
steeds hem in mijn plaats voor en in mijn huid
die uitgerekt wordt en scheurt om hem heen.

 

Dansmuziek

Ik maak het verschil weg tussen stukken met en zonder opwinding.
Voordat je muziek verandert kan je beter leren vechten
omdat je je op straat moet verdedigen, alleen tegen velen
die merken dat je hun dansmuziek hebt veranderd, in het donker tussen twee kapotte straatlantaarns.
Ik maak het verschil weg tussen voor en na bedreiging.
Ik maak voetstappen in het donker in een straat die langer wordt
Je kan beter je vingers leren beschermen in een ijzeren handschoen
als een lange handschoen van een vrouw die zich geleerd heeft zich op muziek uit te kleden.
Zij horen herhalingen en pas dagen later merken zij dat het geen zijn, geen herhalingen,
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
en zij rennen gillend de straat op om mij te zoeken
als zij merken dat ik afscheidsmuziek gemaakt heb waarop zij niet goed kunnen dansen. Dag, nacht!

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Zie ook alle tags voor K. Michel op dit blog.

Ook de vissen

Zou je de Haagse Hofvijver overeind zetten
rechtstandig als een majestueuze wand van water
om het licht de diepte te laten doorstralen
om de stad een doorzichtige spiegel te bieden

een oudgouden glans zou over de huizen strijken
en iemand roept als eerste ‘kijk’ en wijst
toeterend komt het hele verkeer tot stilstand
abrupt worden alle vergaderingen opgeschort
en de straten vullen zich met ogen en geroezemoes

een vorstelijk banket, jagers in een herfstbos
zegels en paperassen, gesluierde naakte vrouwen
iedereen ziet in de vijverwand iets anders
maar allemaal blikken ze diep in de tijd terug

En eindelijk kunnen de hofvissen ook eens
over de schubbenhuid van de daken uitkijken
naar de glinsterende torens en ijspaleizen
de bomen bij de duinen, het gele strandzand

‘kijk’ stoten de vissen elkaar aan, ‘dat zilvergrijze
dat schitterende schuimende, woelende weidse
dat zich daar uitstrekt tot aan de einder en verder
dat is nou de zee, ja dat daar is de zee’

 

Inblazing

Als iemand die van je houdt niet van je houdt
maar je wel op wil eten terwijl je geen appel bent
noch de wortel uit drie, dan mag nee niet
en kan je niet
een raadsel dat je rok na rok
afpelt als een ui, treurwerksgewijs
tot alle generaties op zijn
en een stem klinkt
die op oudtestamentische toon beveelt
zit niet zo te kutviolen.

 
K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

 

De Nederlands schrijver en journalist Alexander Münninghoff werd geboren in Posen op 13 april 1944. Zie ook alle tags voor Alexander Münninghoff op dit blog.

Uit: De stamhouder

“Het onderlinge verbond tussen Frans en Mimousse was hecht en voor mij ondoordringbaar, en eigenlijk was er geen plaats voor mij als volwaardige Dritter im Bunde, waar je als enig kind toch onbewust naar streeft. Zo verliepen mijn kinderjaren en de puberteit in toenemende zelfingekeerdheid, geconfronteerd als ik werd met twee mensen die elke avond na het eten, de ruggen naar mij toe gewend, tot diep in de nacht aan de keukentafel hun problemen en plannen bespraken, zaken waar ze mij absoluut geen inzage in gaven, en alleen maar vroegen of ik mijn huiswerk gedaan had als ik hun welterusten kwam wensen. ’s Ochtends bracht ik hun thee en koffie op bed, waarna ik zelf, alleen in de keuken, mijn ontbijt regelde en naar school ging. Buiten het avondeten was er nooit een gezamenlijk moment waarop iets van huiselijke warmte met elkaar gedeeld kon worden, en die maaltijden verliepen over het algemeen vrijwel conversatieloos: ik vermeed al te diepgaande beschouwingen over mijn doen en laten, omdat ik wel voelde dat mijn vader er toch geen belangstelling voor had, terwijl mijn ouders — zo was ik ze inmiddels wel gaan zien — hun verhalen opspaarden voor het moment dat ik, lastige luistervink, naar mijn kamer vertrokken zou zijn. Zelfs Kerstmis verliep zonder wezenlijke aandacht voor elkaar: methodisch werden de geschenken volgens de gezamenlijk opgestelde lijst aangeschaft, onder de boom gelegd, uitgepakt en in orde bevonden (mijn vader blonk dan uit in scrupuleuze inspectie, waarbij hij met een wantrouwig gezicht een indruk van de kwaliteit van het geschonkene probeerde te krij gen), waarna een plichtmatige bedankkus volgde. De drank deed hier godlof zijn zegenende werk, verdoezelde alras de wrange kantjes van het samenzijn onder de boom en bracht mijn vader telkens weer tot tranen als hij het ‘Stille Nacht’ in het Duits zong: ‘Christ der Retter ist da…’ Ik zag hem dan zitten in zijn schuttersput, hopend dat er daadwerkelijk uit de GOaerdammerung om hem heen een reddende Christus op het slagveld zou verschijnen die de aanstormende goddeloze rode horden zou wegvagen, en hoewel ik sterk het vermoeden had dat met name de kerst van 1943, toen het voor iedereen duidelijk was geweest dat Duitsland de oorlog onherroepelijk zou verliezen, in een dergelijke delirische sfeer verlopen was, gunde ik hem dat melancholieke zwelgmoment na een paar jaar niet meer en begon ik hem met satanisch genoegen te overstemmen met ‘Hij der schepselen Heer…’ in het Nederlands en ook nog eens in de protestantse versie, wat hem onveranderlijk kwaad maakte, waarop Mimousse dan weer, mij verwijtend aankijkend, sussend tussenbeide moest komen. En de enige die me die warmte, waar ik zeker naar verlangde, had kunnen geven, vervaagde steeds meer tot een schim waarvan ik in de loop der jaren de contouren begon te vergeten en van wie ik het stemgeluid nauwelijks meer kon oproepen.”

 
Alexander Münninghoff (Posen, 13 april 1944)

 

De Schotse, Engelstalige schrijver van Nederlandse herkomst, Michel Faber werd geboren in Den Haag op 13 april 1960. Zie ook alle tags voor Michel Faber op dit blog.

Uit: The Book of Strange New Things

„Forty minutes later he was up in the sky
‘I was going to say something,’ he said.
‘So say it,’ she said.
He was quiet, keeping his eyes on the road. In the darkness of the city’s outskirts, there was nothing to see except the tail-lights of other cars in the distance, the endless unfurling roll of tarmac, the giant utilitarian fixtures of the motorway.
‘God may be disappointed in me for even thinking it,’ he said.
‘Well,’ she sighed, ‘He knows already, so you may as well tell me.’
He glanced at her face, to judge what mood she was in as she said this, but the top half of her head, including her eyes, was veiled in a shadow cast by the edge of the windscreen. The bottom half of her face was lunar bright. The sight of her cheek, lips and chin – so intimately familiar to him, so much a part of life as he had known it – made him feel a sharp grief at the thought of losing her.
‘The world looks nicer with man-made lights,’ he said.
They drove on in silence. Neither of them could abide the chatter of radio or the intrusion of pre-recorded music. It was one of the many ways they were compatible.
‘Is that it?’ she said.
‘Yes,’ he said. ‘What I mean is . . . Unspoiled nature is supposed to be the ultimate in perfection, isn’t it, and all the man-made stuff is supposed to be a shame, just cluttering it up. But we wouldn’t enjoy the world half as much if we – man . . . that is, human beings . . . ’
(She gave him one of her get-on-with-it grunts.)
‘ . . . if we hadn’t put electric lights all over it. Electric lights are actually attractive. They make a night drive like this bearable. Beautiful, even. I mean, just imagine if we had to do this drive in total darkness. Because that’s what the natural state of the world is, at night, isn’t it? Total darkness. Just imagine. You’d have the stress of not having a clue where you were going, not being able to see more than a few metres in front of you. And if you were heading for a city – well, in a non-technological world there wouldn’t be cities, I suppose – but if you were heading for a place where other people lived, living there naturally, maybe with a few campfires . . . You wouldn’t see them until you actually arrived. There wouldn’t be that magical vista when you’re a few miles away from a city, and all the lights are twinkling, like stars on the hillside.’

 
Michel Faber (Den Haag, 13 april 1960)

 

De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Zie ook alle tags voor Jean-Marie Gustave Le Clézio op dit blog.

Uit: Onitsha

« L’air était immobile, c’est-à-dire que le navire devait avancer à la même vitesse. Quelques mouettes volaient lourdement au-dessus du pont arrière, s’approchant et s’écartant du mât où le pavillon à trois bandes s’agitait comme un vieux linge. De temps en temps, elles glissaient sur le côté en criant, et leurs geignements faisaient une drôle de musique avec les trépidations des hélices.
Fintan regardait sa mère, il écoutait avec une attention presque douloureuse tous les bruits, les cris des mouettes, il sentait le glissement des vagues qui remontaient et appuyaient longuement sur la proue, soulevaient la coque dans le genre d’une respiration.
C’était la première fois. Il regardait le visage de Maou, à sa gauche, devenant peu à peu un pur profil contre l’éclat du ciel et de la mer. Il pensait que c’était cela, c’était la première fois. Et, en même temps, il ne pouvait pas comprendre pourquoi, cela serrait sa gorge et faisait battre son cœur plus fort, et mettait des larmes dans ses yeux, parce que c’était aussi la dernière fois. Ils s’en allaient, jamais plus rien ne serait comme autrefois. Au bout du sillage blanc, la bande de terre s’effaçait. La boue de l’estuaire tout d’un coup avait laissé apparaître le bleu profond de la mer. Les langues de sable hérissées de roseaux, où les huttes des pêcheurs paraissaient des jouets, et toutes ces formes étranges des rivages, tours, balises, nasses, carrières, blockhaus, tout s’était perdu dans le mouvement de la mer, s’était noyé dans la marée.”

 
Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook alle tags voor Samuel Beckett op dit blog.

Uit: The Unnamable

“To go on means going from here, means finding me, losing me, vanishing and beginning again, a stranger first, then little by little the same as always, in another place, where I shall say I have always been, of which I shall know nothing, being incapable of seeing, moving, thinking, speaking, but of which little by little, in spite of these handicaps, I shall begin to know something, just enough for it to turn out to be the same place as always, the same which seems made for me and does not want me, which I seem to want and do not want, take your choice, which spews me out or swallows me up, I’ll never know, which is perhaps merely the inside of my distant skull where once I wandered, now am fixed, lost for tininess, or straining against the walls, with my head, my hands, my feet, my back, and ever murmuring my old stories, my old story, as if it were the first time.”
(…)

« And all these questions I ask myself. It is not in a spirit of curiosity. I cannot be silent. About myself I need know nothing. Here all is clear. No, all is not clear. But the discourse must go on. So one invents obscurities. Rhetoric.”

 
Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

Limbo

Fishermen at Ballyshannon
Netted an infant last night
Along with the salmon.
An illegitimate spawning,

A small one thrown back
To the waters. But I’m sure
As she stood in the shallows
Ducking him tenderly

Till the frozen knobs of her wrists
Were dead as the gravel,
He was a minnow with hooks
Tearing her open.

She waded in under
The sign of the cross.
He was hauled in with the fish.
Now limbo will be

A cold glitter of souls
Through some far briny zone.
Even Christ’s palms, unhealed,
Smart and cannot fish there.

 

Glanmore Sonnets

For Ann Saddlemyer,
our heartiest welcomer

I
Vowels ploughed into other: opened ground.
The mildest February for twenty years
Is mist bands over furrows, a deep no sound
Vulnerable to distant gargling tractors.
Our road is steaming, the turned-up acres breathe.
Now the good life could be to cross a field
And art a paradigm of earth new from the lathe
Of ploughs. My lea is deeply tilled.
Old ploughsocks gorge the subsoil of each sense
And I am quickened with a redolence
Of farmland as a dark unblown rose.
Wait then…Breasting the mist, in sowers’ aprons,
My ghosts come striding into their spring stations.
The dream grain whirls like freakish Easter snows.

 
Seamus Heaney (13 april 1939 – 30 augustus 2013)

 

De Nederlands schrijver en schaker Tim Krabbé werd geboren in Amsterdam op 13 april 1943. Zie ook alle tags voor Tim Krabbé op dit blog.

Uit:De veertiende etappe (De man die bijna)

“Fignon was toen eenentwintig en eerstejaars prof —Hinaults compliment had de bijsmaak van een terechtwijzing aan een beginneling die nog niet weet dat je in een ploegentijdrit niet te hard moet overnemen. Die bijsmaak proefde ik weer in een verhaal over Fignon in L ‘Equipe, aan de vooravond van deze Tour. Daarin kwam ook zijn vroegere relatie met Hinault ter sprake. ‘Hé, schuif ‘ns op, hier wil ik zitten,’ zou volgens een ploeggenoot de houding van het debutantje Fignon zijn geweest tegenover de winnaar van al twintig Tours en dertig Luik-Bastenaken-Luiks. De Parijzenaars Fignon en Pascal Jules, zijn gabbertje sinds hun nieuwelingenjaren (goede prof geweest, in 1987 omgekomen bij een auto-ongeluk), hadden dat Bretonse boertje, levende legende of niet, altijd behoorlijk zitten dollen en zieken. En niet alleen buiten de koers. ‘Ik ben altijd eerlijk tegen hem geweest,’ zegt Fignon nu. ‘Ook als Hinault zat te schreeuwen dat een van ons te hard kop deed, als hij aan het wiel zat te sterven. Dan zei ik hem rustig midden in zijn gezicht: “Beetje bijtrainen, Bernard!”‘ (Toen iemand hem eens iets vertelde wat Merckx over hem had gezegd, zei Fignon: ‘Merckx? Nooit van gehoord.’) Ik houd van Fignon. Van alle uren tv die ik in het eerste jaar van mijn videobezitterschap heb opgenomen, is zijn Tour van 1984 een van de weinige dingen waar ik nog wel eens naar heb gekeken. De manier waarop hij toen blaakte van vorm, van gemak, van plezier, was obsceen. Hij won vijf zware etappes, en in prestigesprints om zesde, vierde en achtste plaatsen vernederde hij Hinault. Hij was pas drieëntwintig, de jongste die ooit een tweede Tour won, en je vroeg je af hoeveel het er op zijn dertigste zouden zijn.l* Ik heb in die Tour een keer met hem gepraat. Hoewel dat niet helemaal het juiste woord is. Ik was toen bij een aankomst in Blagnac en als officieel volger mocht ik binnen de afrastering de juist aangekomen renners voor de voeten lopen. ’s Avonds, toen ik meeging bij de rondgang van de Nederlandse journalisten langs de hotels van de Nederlandse ploegen, kwamen we terecht aan een tafeltje bij een zwembad, met Hanegraaf en Van der Poel.”

 
Tim Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943)

 

De Amerikaanse schrijfster Eudora Alice Welty werd geboren in Jackson, Mississippi, op 13 april 1909. Zie ook alle tags voor Eudora Welty op dit blog.

Uit: A Curtain of Green (Petrified Man)

“What did she tell Mrs. Pike?” asked Mrs. Fletcher.
“She told her Mr. Pike was as true to her as he could be and, besides, would come into some money.”
“Humph!” said Mrs. Fletcher. “What does he do?”
“I can’t tell,” said Leota, “because he don’t work. Lady Evangeline didn’t tell me enough about my nature or anything. And I would like to go back and find out some more about this boy. Used to go with this boy got married to this girl. Oh, shoot, that was about three and a half years ago, when you was still goin’ to the Robert E. Lee Beauty Shop in Jackson. He married her for her money. Another fortune-teller tole me that at the time. So I’m not in love with him any more, anyway, besides being married to Fred, but Mrs. Pike thought, just for the hell of it, see, to ask Lady Evangeline was he happy.”
“Does Mrs. Pike know everything about you already?” asked Mrs. Fletcher unbelievingly. “Mercy!”
“Oh, yeah, I tole her ever’thing about ever’thing, from now on back to I don’t know when—to when I first started goin’ out,” said Leota. “So I ast Lady Evangeline for one of my questions, was he happily married, and she says, just like she was glad I ask her, ‘Honey,’ she says, ‘naw, he isn’t. You write down this day, March 8, 1941,’ she says, ‘and mock it down: three years from today him and her won’t be occupyin’ the same bed.’ There it is, up on the wall with them other dates—see, Mrs. Fletcher? And she says, ‘Child, you ought to be glad you didn’t git him, because he’s so mercenary.’ So I’m glad I married Fred. He sure ain’t mercenary, money don’t mean a thing to him. But I sure would like to go back and have my other palm read.”
“Did Mrs. Pike believe in what the fortune-teller said?” asked Mrs. Fletcher in a superior tone of voice.”

 
Eudora Welty (13 april 1909 – 23 juli 2001)

 

Zie voor nog meer schrijvers van vandaag ook mijn blog van 13 april 2014 en ook mijn blog van 13 april 2014 deel 2.