De Amerikaanse dichter Gary Joseph Whitehead werd geboren op 23 maart 1965 in Pawtucket, Rhode Island. Zie alle tags voor Gary Whitehead op dit blog.
Parting Ways
All at once you’re out of love again,
and it’s like the earth has jerked on its axis,
and the screen door slaps shut behind you,
and you cross a meadow and enter
the woods, one branch swinging like the door
to a saloon, and soon you’re in a clearing
where a hunter crouches over a body
you smelled long before you got there.
A suicide, he says, and there’s a note.
The skin yellow, preserved by some concoction—
antifreeze and orange juice—so the buzzards
and bears, the foxes and coyotes and coons
would eschew it. The bottle still in his hand.
The eyes like those tiny, translucent onions
you find at the bottom of a jar of pickles.
But what sickens the most is a week later
the hunter’s dating the dead guy’s ex,
and you clink bottles at the bar when he tells of it.
The Experiment
Late in the day, wayafter the last bell’s rung
and the choir has tired of its well-learned songs,
and all the teachers have gone home but him,
he sometimes wanders into the science wing
and dreams the dream of an old concoction:
two parts love to one part tirne, the reaction,
hot as a Bunsen burner, that would connect
a positively charged pair. So sweet and tragic
how their eyes first met through a test-tube’s glass,
how they’d observed all those strange changes.
If only he could teach that in English Lit,
make all of them understand they’re good at it.
One-Legged Pigeon
In a flock on Market,
just below Union Square,
the last to land
and standing a little canted,
it teetered—I want to say now
though it’s hardly true—
like Ahab toward the starboard
and regarded me
with blood-red eyes.
We all lose something,
though that day
I hadn’t lost a thing.
I saw in that imperfect bird
no antipathy, no envy, no vengeance.
It needed no pity,
but just a crumb,
something to hop toward.
Muis in huis
Ik word nu al twee nachten uit mijn dromen gewekt
door een geluid als papier dat wordt gescheurd, riemen
papier, een krabben dat uren aanhoudt.
Blind in het donker, denk ik aan mijn vaders
brieven, de brieven die zijn opgesteld maar nooit zijn verzonden.
Ze waren gericht aan zijn zus, mijn tante,
een vrouw die ik nooit heb ontmoet, maar waarvan de stem,
papperig en bellend vanuit een lawaaierige plek,
zich op oudejaarsavond voorstelde, laat,
voordat mijn moeder kwam en haar met een klik
tot zwijgen bracht. Ze was een van de vele zaken
waar we nooit over spraken. Maar als de telefoon ging
op vreemde uren vroeg ik me altijd af of zij het was.
Die stem had de foto weer tot leven gewekt
in de zilveren lijst, de trouwdag van mijn ouders:
op de kerktrappen gooit de vrouw,
blond en mooi, rijst, zonder een
greintje kwaad in haar jeugdige gezicht.
Nu doet dat vreselijke geluid, dat me weer wakker maakt
als een geheim, denken aan het gif
dat ik heb uitgestrooid, en aan mijn moeder op hun bed
die een doos met brieven aan flarden scheurt.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e maart ook mijn blog van 23 maart 2020 en eveneens mijn blog van 23 maart 2019 en ook mijn blog van 23 maart 2015 deel 1 en eveneens mijn blog van 23 maart 2014 deel 1 en ook deel 2.