Golgotha (Theo Thijssen)

 

Bij Goede Vrijdag

 

 
Golgotha door Mihály Munkácsy, 1884

 

Golgotha

De Man der Smarte
Hangt aan het hout,
Geschuwd door allen
En uitgejouwd.

De middagzonne
Straalt brandend heet
Zij schroeit de Heiland:
Hem schut geen kleed.

Het volk verguist Hem,
Bespot Hem luid:
‘Gij, valse Godsman,
Uw spel is uit!’

Hij hoort zijn stemme
Zo vlijmend koud:
‘Kom nu, Verlosser,
Kom af van ’t hout!’

De overpriestren
Aanschouwen ’t blij:
De Waarheid zieltoogt,
Zij zijn nu vrij!

Daar hangt Hij bloedend
Aan ’t merk der schand;
Hij, d’eeuwge Koning
Van ’t Godlijk Land.

Zijn wonden schrijnen
En ’t drupplend bloed
Vergaart zich samen
Aan ’s kruises voet.

Maar ’t Hart des Heilands
Het bloedt nog meer,
Zijn ziele buigt zich
Bedroefd terneer.

Maar van Zijn lippen
Ruist ’t warm gebed:
‘Vergeef ’t hun, Vader!
O! Red hun! Red!…’

De Man der Smarte
Hangt aan het kruis;
Zijn ziele smacht naar
Het Vaderhuis.

Voor het brekend oge
Wordt ’t donkre nacht.
Zijn lippen staamlen:
‘Het is volbracht!’.

Het hoofd nu buigend,
Geeft Hij de geest,
De grote Christus!…
Hij is geweest!…

Maar Englenreien
Verkonden ’t lied:
‘De eeuw’ge Christus,
Hij sterreft niet!

Zij Geest blijft leven,
Trotseert de dood,
Na zwarte nacht groet
Hij ’t morgenrood!

Zijn Geest van Liefde
Wordt niet geblust;
In Zijn naam vindt eerst
De Sterv’ling rust!’

En Englenkoren,
Zij heffen aan:
‘Wat eeuwig goed is
KAN niet vergaan!’

 

 
Theo Thijssen (16 juni 1879 – 23 december 1943)
De Vondelkerk in Amsterdam, de geboorteplaats van Theo Thijssen

 

Zie voor de schrijvers van de 30e maart ook mijn vorige blog van vandaag.