Gottfried Keller, Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Mitchell Albom, Lydia Rood

Prettige Pinksterdagen!

 

 

 

ElGreco

El Greco, Uitstorting van de Heilige Geest, 1604-1614

 

Berliner Pfingsten

 

Heute sah ich ein Gesicht,

Wonnevoll zu deuten:

In dem frühen Pfingstenlicht

Und beim Glockenläuten

Schritten Weiber drei einher,

Feierlich im Gange,

Wäscherinnen, fest und schwer!

Jede trug `ne Stange.

 

Mädchensommerkleider drei

Flaggten von den Stangen;

Schönre Fahnen, stolz und frei,

Als je Krieger schwangen,

Blau und weiß und rot gestreift,

Wunderbar beflügelt,

Frisch gewaschen und gesteift,

Tadellos gebügelt.

 

Lustig blies der Wind, der Schuft,

Lenden auf und Büste,

Und von frischer Morgenluft

Blähten sich die Brüste!

Und ich sang, als ich gesehn

Ferne sie entschweben:

Auf und laßt die Fahnen wehn,

Schön ist doch das Leben!

 

 

Gottfried Keller

 

Keller

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)

Portret door Karl Stauffer-Bern

 

 

 

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009 en ook mijn blog van 23 mei 2008en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.

 

Ontmoeting

 

Verdwaald voorbij de laatste wegen
kwam ik mijn evenbeeld weer tegen.
Hij hield mij staande en zag mij aan:
wij zijn op aarde al lang vergaan,
over ons wordt voorgoed gezwegen.
Wij staan alleen onder de maan.

 

De maan scheen in zijn heldere ogen
die waren leeg en onbewogen.
Ik voelde mij erin vergaan
en zei: wat hebben wij misdaan,
was dan ons leven maar een logen?
Hij zweeg en liep van mij vandaan.
Ik bleef alleen onder de maan.

 

 

Ontroostbaar

 

Ik ging de duistere sparrenlaan tot aan
de hoek waar achter struikgewas en keien
een man bleef wachten tot hij zou vergaan,
een diep bedroefde maar die niet kon schreien.
Hij dacht aan haar die zijn hart meenam in
haar graf: dat was al vele trage jaren
geleden en al had het dan geen zin
er aan te denken en er naar te staren,
hij dacht er aan en staarde voor zich uit
en fluisterde haar naam en wou niet weten
dat zij er niet meer was en het geluid
van zijn naam in haar stem nu was vergeten
en dat het leven doorging als van ouds
meedogenloos en door zou blijven dreunen
en koud of warm zou zijn, en warm of koud,
en dat geen mens er zich om zou bekreunen
tot het einde der dagen als het nacht
wordt en geen de ander ooit meer kan aanschouwen
en wij, verlorenen van dit geslacht,
teloor gaan in een overweer wantrouwen.

 

 

Naar de kroeg

 

Hield ik maar minder van het volle leven
dat langzaam leegloopt en te sterven ligt.
De afbraak begon, de trots gaat mij begeven,
mijn oude botten kraken en ik zwicht
de drempel over naar mijn bed. De dekens
liggen nog net zo als vanmorgen vroeg
toen ik opstond – zijn dit ook voortekens?
Alles wijst naar de dood als naar een kroeg
waar ieder stombeschonken kan inslapen
en als het voor het laatste is zegt men zacht
fluisterend: goedennacht.
De predikant verklaart: hij is ontslapen.

 

Holst

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)  

Jan Slauerhoff, Adriaan Roland Holst en Eddy du Perron

 

 

De Nederlandse schrijver Maarten Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 15 december 2006 en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit:Reis door mijn kamer

 

„Ik zal u door mijn kamer laten reizen tot het u duizelt! Ik zal u mijn kamer beschrijven precies zoals hij is, opdat mensen over duizend jaar weten hoe een kamer anno 1983 in Leiden, Nederland, eruitzag. Ik geloof dat iedereen graag wil weten hoe mijn kamer eruitziet, omdat hij of zij dan het arrangement van voorwerpen vergelijken kan met dat in de eigen kamer: ‘Dus daar heeft hij de schemerlamp staan?’ Ik heb trouwens gemerkt dat mensen die mijn huis bezoeken altijd het liefst mijn kamer willen zien. ‘Dus hier zit je nou altijd?’ vragen ze verbaasd alsof het eigenlijk niet mogelijk is. Wat doet het ertoe hoe groot het heelal is als mijn kamer voor mij al zo belangwekkend is?

Ik voer u eerst naar een grote foto achter glas in een zwarte lijst die boven mijn bed hangt. Daarop ziet u de kop van Nabokov die zelf door de leegte van het heelal reist. Hij kan niet meer schrijven, omdat hij dood is. Vladimir Nabokov is mijn grote voorbeeld, iedere dag denk ik aan hem. Een geniale grappenmaker. De foto is geknipt uit het Amerikaanse tijdschrift Life. Het moet in 1965 geweest zijn dat ik het blad met de foto van Nabokov vond en op de foto moet hij dus ongeveer zesenzestig jaar zijn. Hij heeft een kleine glimlach om zijn mond, draagt een gewoon jasje, een gewone das en overhemd. Maar op zijn neus zit de lorgnet van zijn grootmoeder geklemd en daardoor lijkt hij een beetje op een kip. Die foto is misschien het liefste ding dat ik in huis heb. Natuurlijk heb ik van mijn vader en moeder gehouden, maar hun portretten heb ik niet in mijn kamer hangen, ze hangen in de slaapkamer. Van het portret van Nabokov reizen wij met gezwinde spoed (een lunch zal worden gebruikt ter hoogte van de boekenkast en na de middag bent u vrij) naar mijn schrijfmachine. Die machine is een Remington uit 1912 en hij zal wat uiterlijk betreft niet veel verschillen van de Remington uit de ‘Remingtonnaja komnata’ (De Remington-kamer) van Lev Tolstoj die, zoals u weet, Kreutzersonate, Anna Karenina en Vojna i mir heeft geschreven.“

 

Biesheuvel

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

 

De Amerikaanse schrijver, journalist en radiopresentator  Mitchell David Albom werd geboren op 23 mei 1958 in Passaic, New Jersey. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit: Have a Little Faith

 

„I once asked the Reb that most common of faith questions: why do bad things happen to good people? It had been answered countless times in countless ways; in books, in sermons, on Web sites, in tear-filled hugs. The Lord wanted her with him . . . ​He died doing what he loved . . . ​She was a gift . . . ​This is a test . . . ​

I remember a family friend whose son was struck with a terrible medical affliction. After that, at any religious ceremony—even a wedding—I would see the man out in the hallway, refusing to enter the service. “I just can’t listen to it anymore,” he would say. His faith had been lost.

When I asked the Reb, Why do bad things happen to good people?, he gave none of the standard answers. He quietly said, “No one knows.” I admired that. But when I asked if that ever shook his belief in God, he was firm.

“I cannot waver,” he said.

Well, you could, if you didn’t believe in something all-powerful.

“An atheist,” he said.

Yes.

“And then I could explain why my prayers were not answered.”

Right.

He studied me carefully. He drew in his breath.

“I had a doctor once who was an atheist. Did I ever tell you about him?”

No.

“This doctor, he liked to jab me and my beliefs. He used to schedule my appointments deliberately on Saturdays, so I would have to call the receptionist and explain why, because of my religion, that wouldn’t work.”

Nice guy, I said.

“Anyhow, one day, I read in the paper that his brother had died. So I made a condolence call.”

After the way he treated you?

“In this job,” the Reb said, “you don’t retaliate.”

 I laughed.“

 

mitchell

Mitchell Albom (Passaic, 23 mei 1958)

 

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit: De Kus

 

„De vrouw schudde haar hoofd, sloeg haar omslagdoek dichter om zich heen en porde in het vuur. Het was maar een armzalig vuurtje, veel warmte kwam er niet af.
‘Ik hoop maar dat Grietje het brood niet aan de vogeltjes voert,’ zei ze. ‘Ze heeft zo’n goed hart. En ze houdt van dansen, weet je dat?’
‘Welnee,’ zei de man. Hij slurpte. ‘Dansen, wat een onzin.’
‘Gelukkig heeft ze Hans om op haar te passen. Hans is zo’n slimme jongen. Hij lijkt sprekend op jou.’
‘Waarom zeg je dat?’ vroeg de man wantrouwend.
‘Nou, omdat het zo is. Hans heeft jouw ogen, jouw neus, en jouw voeten. Echt sprekend. En zo moedig, echt een zoon van jou.’
‘Ik heb het altijd een achterbaks joch gevonden,’ zei de man. Hij gooide zijn kom aan de kant en pakte de soeppot om hem uit te slurpen.
‘Bedoel je soms te zeggen dat hij een koekoeksjong is?’ vroeg de vrouw met haar handen op haar heupen. Ze rechtte haar rug en ging pal voor haar man staan. ‘Waar beschuldig jij mij van, man? Heb je hem daarom zo diep het bos in gebracht?’

 

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn vorige blog van vandaag.