Griet Op de Beeck

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Van 1994 tot 2004 werkte zij als dramaturg in het theater (onder meer in Monty, voor Compagnie De Koe, Brugge 2002, Culturele hoofdstad van Europa en Het Toneelhuis). Toen Luk Perceval, artistiek leider van Het Toneelhuis, vertrok naar Duitsland, stapte zij over op de journalistiek. Van 2004 tot 2008 werkte ze voor HUMO. Sinds 2008 schrijft ze voor De Morgen: zij maakte grote interviews voor Zeno, M en het Magazine. Op de Beeck debuteerde in 2013 met “Vele hemels boven de zevende”. Een paar dagen na het verschijnen van haar debuutroman stond Griet Op de Beeck al op de planken van Saint Amour – Omtrent Hugo Claus als ‘prominente passant’. In juni 2013 raakte bekend dat de roman verfilmd zal worden door regisseur Jan Matthys. Griet Op de Beeck ontwikkelt voor hem het scenario en ze bereiden samen ook nieuwe fictieprojecten voor. In september 2013 werd “Vele Hemels boven de zevende” genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. De roman won in oktober 2013 de Bronzen Uil Publieksprijs 2013. Van “Vele hemels boven de zevende” kwam er een twintigste druk net voor het verschijnen van het tweede boek van Griet Op de Beeck: “Kom hier dat ik u kus”.

Uit:Vele hemels boven de zevende

“Wat heb ik nog gezien?
Een vrouw in de frituur, heftig in de weer met inpakpapier en bamischijven en wisselgeld. Ze keek triester dan ik ooit iemand had zien kijken. Ze droeg een roze t-shirt met een opdruk in glitterletters:
love me. Twee woorden op twee pronte borsten.
Ik dacht: wij lijken op elkaar. Ik stelde me voor hoe zij na een lange nacht werken thuis zou komen, zij en de geur van frietvet, in een leeg appartement. Zoals ik naar huis zou gaan, zo dadelijk, naar een leeg appartement. Maar met mijn frieten en mijn berenpoot zou ik daar minder van merken. Misschien.
Dat heb ik gedaan vandaag: door mijn stad gelopen en gekeken, stilgezeten en geluisterd. Want dat is wat je doet als je alleen bent. Denken heb ik ook gedaan. Ik denk te veel, zeggen ze. Dat zit in de familie, daar is geen ontkomen aan.
Een kleine jongen heb ik ook gezien, hij leerde fietsen. Een keer of tien donderde hij tegen de grond, en dan de elfde keer, bijtend op zijn lip, bleef-ie een meter of vijf recht, waarna hij toch weer viel en toen heel serieus zei: ‘Hopla, ik kan het, gaan we nu chocomelk drinken?’ En dan dat gezicht van die vader. Belachelijk hoe dat mij vertedert.
Een vrouw van rond de vijftig, aan het praten met een vriendin. Heel erg blond waren ze. Met felle lippenstift. Alsof het alle dagen feest mag zijn. Ze dronken koffie en lieten hun koekje liggen. Ze deden aan grote vrolijkheid. Dat leek vanzelf te gaan. En toen hoorde ik die ene proestend zeggen: ‘Ik weet niet hoe dat bij u zit, maar I am seriously underfucked.’ Hikkend voegde ze eraan toe dat ze dat in een film had gehoord, en gedacht had: die moet ik onthouden, héél erg van toepassing. Of ze een man had of niet viel uit het gesprek geenszins af te leiden. Of het lachen weglachen was evenmin.”

 
Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)