Guido Gezelle, Johano Strasser, Yasmina Reza, Joseph Heller, Yánnis Rítsos

De Vlaamse dichter Guido Gezelle werd geboren in Brugge op 1 mei 1830. Zie ook mijn blog van 1 mei 2010 en verder de tags voor Guido Gezelle.

 Weldadig zonneweer

Weldadig zonneweer,
hoe lang heeft ons verlangen
gewacht naar uwe troost,
geveterd en gevangen
in ‘s winters lastigheid!
Zal ‘t zomer zijn voortaan,
of zult ge, wederher
al, zonne, u duiken gaan?

De mensen danken u
volmondig, en de hoven,
in ‘t eerst aanschouwde groen,
u dankbaarheid beloven;
de vogels vliegen los
en blij; het kwekenoot,
ontdonkerd hier en daar,
de staldeure openstoot.

Daar davert iet dwersdeur
elk wezen; daar zijn stralen
van louter levendheid,
die uit de hemel dalen:
of wat, ontdekt het mij,
wat is die geile stroom,
die alles blij zijn doet,
‘t zij mense, dier of boom?

‘t Is zonneweer; het is…
‘t is zomer; al ‘t geleden,
al ‘t uitgedoogde kwaad
is weg, uit lijf en leden;
de zonne lacht en laaft
het herte los en vrij
van kommer, of het ook
geen dag nog zonne en zij.

Wie zal de goedheid dan,
wie de eeuwig onbegonnen
mildadigheid van Hem,
de dageraad aller zonnen,
verstaande, ootmoediglijk
genoeg, op beide knie’n
aanbidden? wie de naam
vollovend zijn van Dien?

Door de eeuwige eeuwen heen,
geloofd zij ‘t eeuwig Wezen;
zij ‘t eeuwig Licht geloofd,
zo nu zo ooit nadezen:
zij ‘t eeuwig Liefdevier,
het leven van ‘t heelal,
geloofd, zo lange iet is,
of ooit iet wezen zal!

 

‘k Zal mij van te dichten zwichten

‘k Zal mij van te dichten zwichten,
zo ‘t mijn hart niet wel en gaat:
wie kan rijpe bezen lezen
van een tak die droge staat?

Laat de lieve wonnenbronne,
laat het leutig zonnenvier,
laat de verse blommen kommen,
laat weerom de lente, alhier!

Dan ja, zal ‘k genezen wezen,
opstaan en, gespannen fel,
of ‘t een klare snare ware,
dichten ende deunen wel!

 

Oneigene

Hetgeen ik niet uitgeve en
hebbe ik niet in,
wie zal mij dat wijten tot schande ?
Mijn herte en mijn tale, mijn
rede en mijn zin,
’t is al zo van buiten, ’t is
al zo van bin’
’t ligt alles daar bloot op mijn handen !

Dan, weg met de oneigene
tale en de schijn
van elders geborgde gepeizen;
mijn zijt gij niet, uw, dat en
wille ik niet zijn ;
dat in mij en aan mij is,
dàt hete ik mijn
oneigene, ik late u, . . . . gaat reizen !

 

Guido Gezelle (1 mei 1830 – 27 november 1899)

Portret door  H. De Graer, 1905

 

De Duitse schrijver Johano Strasser werd geboren op 1 mei 1939 in Leeuwarden. Zie ook alle tags voor Johano Strasser op dit blog.

 

Uit: Kolumbus kam nur bis Hannibal

 

“Seine Geschäfte ließen sich gut an, sehr gut sogar. Aber dann war im Jahre 1682 der Friedensvertrag zwischen dem Kaiser und den Türken nicht verlängert worden, und nun hatte er schon seit mehr als sechs Wochen keine Nachricht mehr von seinen Geschäftspartnern in Istanbul, Damaskus und Saana erhalten und seit Monaten schon kamen keine Waren mehr aus dem Osmanischen Reich die Donau herauf nach Wien. Als Kolschitzky, den trübsinnigsten Gedanken nachhängend, vor dem Altar kniete und alle seine Stoßgebete ungehört verhallten, stach ihm plötzlich ein Geruch in die Nase, den er seit den Jahren in türkischer Gefangenschaft nicht mehr wahrgenommen hatte.
Verwundert richtete er sich auf, schnüffelte in alle Richtungen und folgte dann der Geruchsspur, bis er an die Tür zur Sakristei kam. Diese war nur angelehnt, und als er sie einen Spaltbreit öffnete, sah er den Küster und den Hauptmann der Domwache mit zwei türkisch aussehenden Fremden auf runden Kissen sitzen, in ihrer Mitte auf einem Tripod einen Kupferkessel, aus dem einer der Fremden dann und wann eine braune Flüssigkeit in zierliche, buntbemalte Porzellantassen goss.”

 

 

Johano Strasser (Leeuwarden, 1 mei 1939)

 

 

 

De Franse schrijfster Yasmina Reza werd geboren op 1 mei 1960 in Parijs. Zie ook alle tags voor Yasmina Reza op dit blog.

 

Uit: Desolation (Vertaald door Carol Janeway)

 

The word is, you have a good gardener. People say to me, You have a good gardener! What gardener?! A laborer, a workman. He carries things out. You, you do the thinking. Him, he pushes the wheelbarrow and he carries things out. Everything—I’ve done everything in the garden. People congratulate Nancy on the flowers. I decide on the color scheme and the plants, I site them, I buy the seeds, I buy the bulbs, and her, what does she do?—it gives her an activity, you’ll tell me—she plants them. People congratulate her. That’s life. The celebration of the superfluous.

I’d like you to explain the word happy.

On Sundays I talk about you with your sister, because I talk about you. You, you think I don’t talk about you, but I do talk about you. She tells me, He’s happy.

Happy? The other day, at Ren? Fortuny’s, some idiot said, “Surely the purpose of life is to be happy.” On the way home in the car I said to Nancy, “Did you ever hear anything so banal?” To which Nancy’s subtle response was, “So what should it be, according to you?” For her, happiness is legitimate, you know. She’s one of those people who think happiness is legitimate.

Do you know her latest accusation? I had a new roller blind made for the laundry room. You know how much the guy wanted to charge me to install the Japanese shade I could buy readymade in any supermarket? Two hundred twenty dollars. I object. I’m not looking to get robbed, you know. Finally, the guy, who’s a robber, knocks off $40. You know what upsets her? That I spent a hour and a half getting him down $40. Her argument? You reckon you’re worth $40 an hour. Trying to make me mad. And her other argument? The guy has to earn a living. That’s how she is.”

 

 

Yasmina Reza (Parijs, 1 mei 1960)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Joseph Heller werd geboren in New York op 1 mei 1923. Zie ook alle tags voor Joseph Heller op dit blog.

 

Uit: Closing Time

 

“Showing off, old Henry Markowitz — like my father back then, old Henry Markowitz probably was not much past forty — would bark commands out till hoarse to the tired women trudging home on thick legs to their small apartments carrying brown bags from the grocery or butcher, who paid him no mind. His two embarrassed daughters ignored him too, little girls, the younger my own age, the other a year or so older. He was shell-shocked, some said, but I do not think that was true. I do not think we even knew what shell-shocked meant.

There were no elevators then in our brick apartment houses, which were three and four stories high, and for the aging and the elderly, climbing steps, going home, could be hell. In the cellars you’d find coal, delivered by truck and spilled noisily by gravity down a metal chute; you’d find a furnace and boiler, and also a janitor, who might live in the building or not and whom, in intimidation more than honor, we always spoke of respectfully by his surname with the title “Mister,” because he kept watch for the landlord, of whom almost all of us then, as some of us now, were always at least a little bit in fear. Just one easy mile away was the celebrated Coney Island amusement area with its gaudy lightbulbs in the hundreds of thousands and the games and rides and food stands. Luna Park was a big and famous attraction then, and so was the Steeplechase (“Steeplechase — the Funny Place”) Park of a Mr. George C. Tilyou, who had passed away long before and of whom no one knew much. Bold on every front of Steeplechase was the unforgettable trademark, a striking, garish picture in cartoon form of the grotesque, pink, flat, grinning face of a subtly idiotic man, practically on fire with a satanic hilarity and showing, incredibly, in one artless plane, a mouth sometimes almost a city block wide and an impossible and startling number of immense teeth.”

 

 

Joseph Heller (1 mei 1923 – 12 december 1999)

Cover van Gentlemens Quarterly, 1984 

 

 

De Nieuwgriekse dichter Yánnis Rítsos werd geboren op 1 mei 1909 in Monemvasia. Zie ook mijn blog van 1 mei 2010 en verder de tags voor Yánnis Rítsos.

Dagelijkse voorvallen

Ze zei hem: «Neem de sleutel mee – en als je
thuiskomt, eender wanneer,
doe open en kom binnen. Je vindt me hier.» Vele jaren
gingen voorbij. Toen hij opendeed:
het eerste wat hij aankeek, in de spiegel aan de kleerkast,
daar, vlak voor de voordeur,
was hij zélf, merkbaar verouderd, met z’n grauwe plunjezak.
Zodus ook hier
alleen híj zélf aan het wachten op zichzelf? Daarnaast,
aan de muur,
met een punaise vastgeprikt, een blaadje: «Wacht op mij.
Ben voor een tijdje in de tuin.»
Hij nam z’n pet,
stak het briefje in z’n zak
en ging weer weg.
De duimspijker bleef achter aan de wand, hij glinsterde
als een insect,
versloten in zijn eigen leven, op een gouden,
warme middag.

 

Vooravondlied

De kippen pikten nog op straat. De oude
kapiteinsvrouw
zat op de drempel met haar kleinste kleinkind
geborgen tussen haar knieën.
Een jongen sleurde met een mand. De huizen
slordig naast elkaar bij avondval; hun
oude koffers,
ijzeren bedden, tafels, prenten. Een
grammofoon
kraste vermoeid uit een gesloten kamer. En lakens
ontvouwden met vierkant omhaal hun klein verhaal.
De zee was niet te horen.
Een grote, ongeziene hand verhief de stoelen
twee handbreed boven de aarde. Hoe zou de mens
kunnen leven
zonder poëzie?

 

Vertaald door Guido Demoen


Yánnis Rítsos (1 mei 1909 — 11 november 1990)
Beeld in Monemvasia



Zie voor nog meer schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2011 deel 2 en ook deel 3.