Guillaume van der Graft, Leonie Ossowski. Mary Jo Salter, Daan Zonderland, Jan Campert

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Schrijvenderwijs

Schrijvenderwijs was ik ingeslapen,
schrijvenderwijs werd ik wakker bij nacht
omdat er woorden stonden te blaten
onder het open raam waar ik lag.

Wie had hen daar bijeengedreven,
was het de honger of was het de wind?
Ze stonden in een beginnende regen
doodstil te kleumen op het grind.

Toen heb ik ze mee naar boven genomen,
de grote ruit van de spiegel besloeg.
Ik had voordien nooit geweten hoe men
woorden halfslapend naar boven droeg.

Maar ’s morgens vroeg toen ik ontwaakte
waren ze weg en de deur stond los.
De zon scheen hoog en droog, er zaten
vogels te lachen in het bos.

 

Herfstmiddag

Nu het stortregent
en ieder ding verdwijnt,
in ‘t overwegend en onbelijnd
geweld van overvloed,
wordt mij bewuster
wat ik geloven moet:
men kan geruster
zijn als de ramp losbreekt
over het leven,
dan waar de lamp verbleekt
in angst en beven,
want in de overmacht
van ’t reppend oerbegin
zet God weer onverwacht
herscheppend in.

 

Darlington

Vijf jaar is Renee. Ze gelooft in kabouters.
Ze stuurt mij een briefkaart omdat ik op reis ben.
Ze ruimde de bladeren in de tuin.

Wanneer de winter voorbij is, de zomer
gekomen als tweemaal twee is vier
wie zal haar verzekeren dat wij leven?

Wij worden niet ouder dan kabouters.
Wij sterven zo ongemerkt als dwergen
aan bomen van kennis, een volk vol ernst.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

Bewaren

 

De Duitse schrijfster Leonie Ossowski werd als Jolanthe von Brandenstein geboren op 15 augustus 1925 in Röhrsdorf. Zie ook alle tags voor Leonie Ossowski op dit blog.

 

Uit: Espenlaub

 

“Die zweite Begegnung findet im Buchladen statt. Hier, in der Kämmererstraße, ist Billi seit dem Abschluß ihrer Buchhändlerlehre angestellt. Es ist noch früh, gerade erst Ladenöffnungszeit, als der Puppenjungenlockenkopf in der Tür steht. Eigentlich muß Billi Bücherkartons auspacken, die Bücher auszeichnen und einsortieren. Für Kundschaft ist um diese Zeit ihre Kollegin und Freundin Linda zuständig. Als sie zur Tür sieht, steigt ihr leichte Röte ins Gesicht. Alle können das sehen, die Chefin, Linda und der Puppenjungenlockenkopf. Der reißt seine schwarzen Augen pflaumengroß auf, staunt und sagt:
Hi Rosenfee, was machst du denn hier?
Billi schluckt, kann nicht antworten und nicht atmen. Wieso nennt er sie Rosenfee? Weiß er vielleicht, daß sie seine Rose mit der Blüte nach unten mit Tesafilm an ihren Spiegel im Badezimmer geklebt hat? Unmöglich. Nichts weiß er, kann gar nichts wissen. Billi bekommt wieder Luft, das Blut fließt zurück, nur ihre Stimme klingt rissig, als habe sie seit Tagen nichts getrunken.
Kann ich Ihnen behilflich sein? ist alles, was sie herausbringt. Linda, die den jungen Mann eigentlich bedienen müßte, schnieft hörbar durch die Nase und grinst.
Wie du willst, sagt sie ein wenig spöttisch, dann mußt du eben später auspacken, und geht mit wackelndem Po nach hinten. Es sind nur Bruchteile von Sekunden, aber die reichen dem Puppenjungenlockenkopf, um Lindas Gang nachzuahmen. Das ist zum Lachen. Nur Billi lacht nicht. Sie fragt auch nicht ein zweites Mal nach den Wünschen des Kunden. Billi muß, ob sie will oder nicht, an Lorenz denken. Nein, der würde sich bestimmt nicht so ohne weiteres über Linda lustig machen, und schon gar nicht würde Lorenz eine Buchhändlerin duzen, auch wenn er sie schon mal gesehen hat.
Also was ist, sagt der Puppenjungenlockenkopf, hast du Zeit für mich oder nicht?
Die Frage ist im ganzen Laden zu hören. Die Chefin guckt. Der Puppenjungenlockenkopf lacht, zeigt seine kreideweißen Zähne und hebt Schultern und Hände.”

 

 

 

Leonie Ossowski (Röhrsdorf, 15 augustus 1925)

 

 

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog.

 

 

TROMPE-L’OEIL

All over Genoa
you see them: windows with open shutters.
Then the illusion shatters.

But that’s not true. You knew
the shutters were merely painted on.
You knew it time and again.

The claim of the painted shutter
that it ever shuts the eye
of the window is an open lie.

You find its shadow-latches strike
the wall at a single angle,
like the stuck hands of a clock.

Who needs to be correct
more often than twice a day?
Who needs real shadow more than play?

Inside the house, an endless
supply of clothes to wash.
On an outer wall it’s fresh

paint hung out to dry–
shirttails flapping on a frieze
unruffled by any breeze,

like the words pinned to this line.
And the foreign word is a lie:
that second “l” in “l’oeil”

which only looks like an “l,” and is silent.

 

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

 

 

De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook alle tags voor Daan Zonderland op dit blog.

 

 

Het is tijd om heen te gaan

Op een culinair congres in Amsterdam zingt een kok weemoedig gestemd door het zien van het Rokin:

‘Het is tijd om heen te gaan,
Tijd, ondanks de klokken,
Tijd, ofschoon de kunstenaars
Nog naar Arti sjokken.

Alles gaat voorbij mijn lief,
Niets blijft bij het oude,
Zelfs de liedjes die ik zing,
Zijn je reinste claude.

Fram is boos en schrijft niet meer,
Abri koos een ander
En die hebben liefgehad
Schreien om elkander,

Schreien, schoon de zomerbries
Door de blaren ritselt,
Want de Duitse bief is stuk
En de Weense schnitzelt.

 

 

Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)


De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Jan Campert werd geboren op 15 augustus 1902 in Spijkenisse. Zie ook alle tags voor Jan Campert op dit blog.

 

Hollands lied

Ik weet, ik weet zo zeker als mijn hart
Zijn eigen maatslag kent,
Dat Holland, thans geteisterd en gesard
Herrijzen zal in ’t end.

Daar zal geen dag, geen uur meer zijn voortaan,
Dat ik niet voor mij zie,
Het puin in straten die ik ben gedaan,
De doden die zijn voorgegaan,
Weerloos, langs Maas en Schie.

Ik vraag het elke vijand, die oprecht
En trouw dient volk en land:
Noemt gij dat Recht, werd dit u toegezegd?
Een stad tot op de grond geslecht,
Walmend en leeggebrand.

Vraag het aan elke vijand, niet aan ’t rot,
Dat op de borst zich slaat,
Zich uitverkoren acht en dat verzot
Na-aapt, en botter is dan bot –
Zeg dan alleen: verraad!

Zo één gevoel hier gerechtvaardigd zij,
Ik zeg: het is de haat,
Die ‘k niet begeer, maar anderen dan wij
Vergrepen zich aan ’t volk, dat vrij
En frank was in zijn staat.

Ik weet, ik weet zo zeker als het bloed
In ’t Sticht en ’t Zeeuwse land,
In Brabant, ’t Gelderse de voren voedt –
Eén is er die mijn volk behoedt
Al schijnt het overmand.

Vertrouw gerust daarop, maar laat niet af,
Ook al beheerst ge uw hand,
Gedenk de vele doden in hun graf,
Waarvan elk een zijn leven gaf,
Voor ons klein Vaderland.

Die eenmaal hier geboren werd, hij weet –
En weet dat voor altijd –
Dat hij één vroege Meimaand nooit vergeet,
Vijf dagen zwart van rouw en leed,
Hij is ten strijd bereid.

 

Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.

Bewaren