H. C. ten Berge

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler H. C. ten Berge (Eig. Johannes Cornelis) werd geboren in Alkmaar op 24 december 1938. Ten Berge debuteerde in 1964 met de dichtbundel “Poolsneeuw”. Naast dichter is H.C. ten Berge ook essayist, prozaschrijver en vertaler. Ten Berge vertaalde onder meer werk van Ezra Pound. Zijn laatste roman, “Blauwbaards ontwaken”, werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Voor Ten Berge is dichten een vorm van onderzoek. Hij heeft een grote belangstelling voor natuurvolken als de Eskimo’s en de Azteken. In 1967 richtte hij het tijdschrift Raster op, waarvan hij lange tijd de enige redacteur was. H.C. ten Berge ontving op 19 mei 2006 de P.C. Hooftprijs. Aan deze literaire prijs is een bedrag van 57.000 euro verbonden. De P.C. Hooft-prijs is toegekend aan zijn gehele oeuvre, dus ook zijn prozawerken, omdat de jury van mening was dat zijn poëzie onlosmakelijk verbonden is met zijn proza. De auteur heeft zijn roman “De stok van Schopenhauer” in eigen beheer uitgegeven omdat zijn uitgever en andere uitgevers het boek niet wilden publiceren. Het boek is inmiddels wel aan de tweede druk toe.

Winterzin

Een grijze lucht die urenlang
op sneeuwen stond,
zich inhield, schuchter toen
een handvol vlokken zond
als een belofte voor de nacht
waarin je wakend lag
te slapen tot de dageraad
het sneeuwen niet meer tegenhield
en je gonzend van geluk
de dag begon en uit het zolderraam
de eeuwen en de witbestoven akkers
naast de landweg overzag,
en er niets was dat die vervoering brak –

 

Hoe het is om nu te leven 

Hoe het is om nu te leven
te midden van

te midden van

geschonden geesten en verwarde vrienden
die ontheemd in eigen huis,
beroofd van al wat
breekbaar en waarachtig is,
de zweepslag van een nieuwe knechtschap incasseren.

Hoe het is om nu te leven –
door verleugening en kromspraak
uit de taal verjaagd te worden

knecht te zijn van hen
die ons zouden bedienen —

Tot monddode wezens vermalen,
door naamloze machten beheerst,
wordt ons de adem afgesneden,
wordt het mes ons op de keel gezet.

 

De andere slaap

Grijs licht, late zwanen in strakke vlucht
langs ijle belijning van wijkende bergen

op het hemelse paard uit fergana gekomen
en nu aan de rand van verstijfde moerassen

zuidelijk de weg die zich splitst op het herfstig plateau:
denkbeeld van damp om bereden nomaden,

flits van een trein roodbestoft uit de bergflanken brekend –
en laag, in het westelijke bekken, de gele dooier der zon.

door gidsen gebracht, slecht geoefend maar goed
uitgerust zit ik op mos tussen magere berken

ik por in de as van een stokoude stookplaats;
vochtige neusvleugels, wenkbrauwen borstelig van rijp

een vroege sneeuwhaas krijgt te laat lucht
van de azende vos


H. C. ten Berge (Alkmaar, 24 december 1938)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *