De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.
De intocht
Bosranden; belynxte daken. Veestapel mild bestierd,
Magusanus vereerd, en in de braamstruiken dropen bij
tijd en wijle wolven, everzwijnen af; rook trouw baken
wanneer je verdwaald was; runen wezen altijd de weg.
Toen dreunde, een dag, intocht van de taal, beelden
op munten verstomd, bliksemend weerlicht op mijlpalen;
toen bestonden wij pas: geschiedenis nam ons in, met
heldere weefsels, citroenen, ingekrastheid en wijn.
Intocht wees onze plaats aan: rebellie! Maar eerst
vervaardigden wij nog bakstenen, bouwden kazernes op,
boden onze rogge aan, wildbraad; langs hun straatweg.
Overwonnenen. Maar nu bestonden wij pas. Hoe machtig
hun wereld waarin bliksems heersten, getemde tekens
die alles verlichten! Wij staken de koppen bij elkaar.
Doods Droom Doos
Wat je niet denkt of raadt
Wat niet op je afrijdt
Op weg of straat, slaapt nog
In de Doods Droom Doos
Wat je niet zegt of vermoedt
Wat je niet overpeinst
Schenkt je zoeter dan room
Doods, Doods Droom Doos
Genadige hoop, concreter
Dan windroos en hondsroos
Verlaat ons niet, blijf weg
Van Doods, Doods Droom Doos.
Erger nog
‘Erger nog, Nederland begint zijn kracht
te verliezen,’ karmiakt een manifest uit
Nul 4; koude wind over de waterzuivering
aan de Zwartewaterallee bij de nertsfarm.
Chichele de aartsbisschop die de koning
de expeditie naar Frankrijk aanried, rust
oorlogen ten spijt in vol ornaat en ook
zonder, op zijn tombe in Canterbury en ja
het mooie oog van de maanvis trok van zee
naar koude zee, bij Katwijk; maar zijn oog
dat niet langer leefde bleef, wijdgeopend
nog altijd menselijk en bijna levend kijken.
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)
De Nederlandse dichter, essayist en classicus Piet Gerbrandy werd geboren in Den Haag op 17 september 1958. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.
Uit logeren
In een strak opgemaakte kuil
zich aan het koude laken warmen,
herten grazend op het dek.
Voor ogen kwam een heks, ontvleesde
botten aan haar romp, van kirren
niet meer bij. Paniek.
Waarna men weer het enge grootje
beffen wou. En in de hoek
haar afgezette benen.
Sluitende man I
Te midden van jaarloze flessen tast
schrander de gymnasiast naar contact in een muur
want aantocht van mensen is denkbaar.
Uit rokzak puilt een zinderende schuimkraag.
Staat kroegjool op springen, het lekt
in zijn aards gewelf – ach daar velt hem
vonkende stroom, stuipt zijn hart.
In baaierd van zwam zal zijn rotting
geknakt, hoge zijden gedeukt nog wat liggen.
Hij leeft. Hij vermoedt dat hij leeft.
Hij wendt zich van veel dingen af die zijn.
En sluitende man kiest hij vrouw
om aanspreekbaar te blijven.
Piet Gerbrandy (Den Haag, 17 september 1958)
De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.
Gulls
My townspeople, beyond in the great world,
are many with whom it were far more
profitable for me to live than here with you.
These whirr about me calling, calling!
and for my own part I answer them, loud as I can,
but they, being free, pass!
I remain! Therefore, listen!
For you will not soon have another singer.
First I say this: you have seen
the strange birds, have you not, that sometimes
rest upon our river in winter?
Let them cause you to think well then of the storms
that drive many to shelter. These things
do not happen without reason.
And the next thing I say is this:
I saw an eagle once circling against the clouds
over one of our principal churches—
Easter, it was—a beautiful day!
three gulls came from above the river
and crossed slowly seaward!
Oh, I know you have your own hymns, I have heard them—
and because I knew they invoked some great protector
I could not be angry with you, no matter
how much they outraged true music—
You see, it is not necessary for us to leap at each other,
and, as I told you, in the end
the gulls moved seaward very quietly.
Postlude
Now that I have cooled to you
Let there be gold of tarnished masonry,
Temples soothed by the sun to ruin
That sleep utterly.
Give me hand for the dances,
Ripples at Philae, in and out,
And lips, my Lesbian,
Wall flowers that once were flame.
Your hair is my Carthage
And my arms the bow,
And our words arrows
To shoot the stars
Who from that misty sea
Swarm to destroy us.
But you there beside me—
Oh, how shall I defy you,
Who wound me in the night
With breasts shining
Like Venus and like Mars?
The night that is shouting Jason
When the loud eaves rattle
As with waves above me
Blue at the prow of my desire.
William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
Borstbeeld door Frances Hulmes in het Meadowlands Museum in Rutherford, z.j.
De Amerikaanse schrijver Ken Kesey werd geboren in La Junta (Colorado) op 17 september 1935. Zie ook alle tags voor Ken Kesey op dit blog.
Uit: One Flew Over the Cuckoo’s Nest
“He walks to one of the card games, tips an Acute’s cards up with a thick, heavy finger, and squints at the hand and shakes his head.
“Yessir, that’s what I came to this establishment for, to bring you birds fun an’ entertainment around the gamin’ table. Nobody left in that Pendleton Work Farm to make my days interesting any more, so I requested a transfer, ya see. Needed some new blood. Hooee, look at the way this bird holds his cards, showin’ to everybody in a block; man! I’ll trim you babies like little lambs.”
Cheswick gathers his cards together. The redheaded man sticks his hand out for Cheswick to shake.
“Hello, buddy; what’s that you’re playin’? Pinochle? Jesus, no wonder you don’t care nothin’ about showing your hand. Don’t you have a straight deck around here? Well say, here we go, I brought along my own deck, just in case, has something in it other than face cards—and check the pictures, huh? Every one different. Fifty-two positions.”
Cheswick is pop-eyed already, and what he sees on those cards don’t help his condition.
“Easy now, don’t smudge ‘em; we got lots of time, lots of games ahead of us. I like to use my deck here because it takes at least a week for the other players to get to where they can even see the suit. …”
He’s got on work-farm pants and shirt, sunned out till they’re the color of watered milk. His face and neck and arms are the color of oxblood leather from working long in the fields. He’s got a primer-black motorcycle cap stuck in his hair and a leather jacket over one arm, and he’s got on boots gray and dusty and heavy enough to kick a man half in two. He walks away from Cheswick and takes off the cap and goes to beating a dust storm out of his thigh. One of the black boys circles him with the thermometer, but he’s too quick for them; he slips in among the Acutes and starts moving around shaking hands before the black boy can take good aim.”
Ken Kesey (17 september 1935 – 10 november 2001)
Scene uit de film uit 1975 met o.a. Jack Nicholson en Will Sampson
De Nederlandse toneel- en kroniekschrijver en essayist Abel Herzberg werd geboren in Amsterdam op 17 september 1893. Zie ook alle tags voor Abel Herzberg op dit blog.
Uit: Meat and vegetables
‘Ja, nou je ’t zegt, herinner ik me, dat de Levies uit de Breestraat – ’t waren nette mensen, dáár niet van, al waren ’t Joden- op ’n goeie dag langs ons huis gekomen zijn, allemaal met rugzakken op. M’n vrouw zegt nog: “waar gaan die naar toe?” Ik zeg: “mens, heb je ’t niet gehoord? Die rotmoffen lusten ze niet”. Ze zijn nooit teruggekomen. En die Levie was een beste manufacturier. We missen hem echt.’
Is dat overdreven? Welnu, ik heb het zelf zo gehoord. En het is in elk geval de stijl van ‘de gewone man zegt er het zijne van’, of van ‘even afrekenen, heren’, of van ‘de familie Doorsnee’, kortom, van al die programma’s, waarmede onze omroepverenigingen elkander een vlieg pogen af te vangen, en ons de dampen aandoen. Of een omroepvereniging ‘goed’ wordt gevonden, of een krant populair is, of een weekblad een grote oplage heeft, hangt af van de mate, waarin hij in de dorpsheid slaagt. In heel Nederland is nauwelijks één litterair-politiek maandblad te vinden, dat zich staande kan houden. En nu moet ik voor zo een uitermate gecompliceerd geval als het Joodse vraagstuk belangstelling zoeken.
Verleden jaar is er een boek verschenen over de concentratiekampen. Het was een heel goed boek, met een vrij volledig relaas van wat er gebeurd is. Maar er stond geen woord nieuws in. Alle kranten schreven kolommen lange artikelen. En uit al die artikelen bleek hetzelfde. Al onze journalisten hadden zich doodgeschrokken. ’t Was net, of ze nog nooit van de zaak hadden gehoord. En hoeveel mensen hebben die artikelen gelezen? Als ’t vijf procent van de abonné’s is, dan is ’t veel. De eerste druk van het boek, zegt men, is uitverkocht. Kunststuk! Kunt U mij ook vertellen, hoe groot de oplage was? 2000 exemplaren of 2500? Of 1500? Zes millioen mensen zijn vermoord, zo maar, om niets, of volgens nadere berekening ‘maar’ vier en een half millioen. Tragedies genoeg, zou je zo zeggen. Interessant genoeg voor een tijd en een wereld, waarin zo iets kan gebeuren. ’t Is onze tijd en onze wereld. Nou, en wat dan nog? Was tante Sijtje of oom Guus of neef Janus, of nicht Loesje daar soms bij? Dat is het wat me kan schelen. Dit alles is niet als verwijt bedoeld. Men kan niet anders verwachten.“
Abel Herzberg (17 september 1893 – Amsterdam, 19 mei 1989
De Indiase dichter, schrijver, schilder en regisseur Dilip Purushottam Chitre werd geboren op 17 september 1938 in Baroda. Zie ook alle tags voor Dilip Chitre op dit blog.
Prophets
Prophets have light
Screwed tight in their eyes. They cannot see the darkness
Inside their own loincloth. Their speech has grace
And their voice tenderness. When prophets arrive
Dogs do not bark. They only wag their tails
Like newspaper reporters. Their tongues hang out
And drool as profusely
As editorials.
Crowds in the street
Split up like watermelons
When prophets arrive.
But there are times when even the fuse of heavenly stars is blown
Space boils like a forgotten kettle
The screw comes off from the eyes
And the blinded prophet is stunned
It is then that he comprehends the spiral staircase of heaven made of iron
The complexity of its architecture.
It is the first time that he apprehends God’s inhuman boredom
And the size of His shoes. The weight of His foot.
And the total monopoly reflected
In His every movement. It is then that he realises that
His journey so far is only
The space and time of His almighty yawn.
Vertaald door Shesha
Dilip Chitre (17 september 1938 – 10 december 2009)
Portret door Amitabh Mitra, 2009
De Oostenrijkse dichter en schrijver Ludwig Roman Fleischer werd geboren op 17 september 1952 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ludwig Fleischer op dit blog.
Uit: Nichts als die Wahrheit
“Man kann mit Fug und Recht behaupten, dass England das Mutterland der Alltagsregulation ist. Alles und jedes wird reguliert und durch entsprechende Vorschriften definiert, deren Sinn die Mehrheit der Untertanen Ihrer Majestät zwar nicht kennt, die er aber ohne nachzudenken befolgt, weil es üblich ist. Üblich stammt im Deutschen aus der gleichen Wortwurzel wie übel. Der Sprecher des Deutschen tut daher wohl oder übel das Übliche. Die englischen Entsprechungen customary und habitually gestatten keine vergleichbare Ableitung, weshalb es für den Engländer viel leichter ist, das Übliche durchaus ungezwungen als das Gute anzusehen.Denken wir etwa an die segensreichen Folgewirkungen der übrigens aus der sehr kurzlebigen republikanisch-puritanischen Ära stammenden Sperrstundenregulation der englischen Pubs: Es ist ein unschätzbarer Vorteil der Insel gegenüber dem Kontinent, dass um zwanzig vor elf die Glocke ertönt, die last orders eingefordert werden. Sofort stürzen alle Gäste zur Bar, ergattern noch schnell zwei Pinten Bier, stürzen diese noch schneller hinunter, stürmen sodann ihre Automobile und fahren damit heimwärts. Alle gleichzeitig, wohlgemerkt! Dies erleichtert der Polizei in hohem Maße die nächtliche Verkehrsüberwachung. Eine kurze, heftige rush-home hour erfordert bedeutend weniger Aufwand als ein über die ganze Nacht ausgedünntes Verkehrsaufkommen unter Alkoholeinfluss. Planquadrat, Alkomatapplikation und Röhrlblasen erbringen weit bessere Trefferquoten als in Europa. Auch Rettungsdienste, Krankenhäuser und Ärzte profitieren: Nach einer relativ kurzen Phase intensiver, gezielter und effizienter Akkordarbeit kehrt ab etwa ein Uhr früh wieder Ruhe ein, was man zum Karten- und Würfelspiel, einer Runde Scrabble oder einem Nickerchen nützt.‘
Ludwig Roman Fleischer (Wenen, 17 september 1952)
De Franse dichteres en schrijfster Albertine Sarrazin werd geboren op 17 september 1937 in Allgiers. Zie ook alle tags voor Albertine Sarrazin op dit blog.
Paris aux yeux tristes
Paris aux yeux tristes
Ciel inimité
En vain tourmenté
Des méchants artistes
Comme alors la reine
Je cours sans souliers
Aux blancs escaliers
Qu’a noyés la Seine
Richesse complète
Avoir mon tombeau
Au fin fond de l’eau
Où Paris reflète
Dormir en ces prairies
Dormir en ces prairies
Où les cerises sont
Comme de ronds glaçons
A manger non cueillies
Dormir comme angéliques
En un amoureux lit
Le ventre tout rempli
De sèves magnifiques
Dormir au monde indigne
Le laissant au sommeil
Quand vers notre réveil
Les soirs nous feront signes
Dormir avec toi j’erre
Puisqu’ainsi tu m’aimas
De perdre en cinémas
La moitié de ma terre
Albertine Sarrazin (17 september 1937 – 10 juli 1967)
De Engelse dichteres schrijfster Mary Stewart werd geboren op 17 september 1916 in Sunderland. Zie ook alle tags voor Mary Stewart op dit blog.
Uit: Wild Girls
“My hometown, Swan River, could have been known for murder the way Chicago is known for pizza, Roswell for aliens.
It was our thing, our trivia fact, and it occurs to me now that if the Chamber of Commerce had known what they were doing, people could have come to us the way they go to the Massachusetts town where Lizzie Borden axed her parents. Not that we had any murderers who were as famous as Lizzie Borden, but we did have a pattern: teenage girls, usually between the ages of sixteen and eighteen, who killed and pillaged with the abandon of lifelong criminals. There was Margaret Reid, burning her parents’ farm in the 1890 ’s; Angie Davenport, rolling a car full of her high school classmates into a ravine; Misty Greco, smashing up the hardware store in the heat of a midsummer day. You never knew when a teenage girl would take it into her head to shove a shiv into somebody’s stomach, or cave in the back of their skull with a well-tossed brick.
In Swan River, we called these hellions the wild girls. I heard about them first from other kids, on the playground and at Girl Scout camp in the summer. With the hoods of sleeping bags pulled up over their heads, the older girls whispered about our homegrown terrors. The wild girls were reported to be able to fly. It was said that though their preferred weapon was fire, they could kill in any way they chose; some had strangled or drowned their victims, or bitten and torn their skin until they bled to death. Since people rarely saw a wild girl and survived, it wasn’t exactly clear what they looked like, and no one knew what triggered the change of an ordinary teenager to one of these fierce creatures. There was no clear cause, no toxic sludge in the drinking water. It was just something about our town-the high wooded ridges, the valleys where abandoned farms slowly decayed to the earth. There was a spirit here, dark and uncontainable, and once it got into you it wouldn’t let you go.
You had to talk to other kids about the wild girls, because the institutions of our town-the sheriff, the newspaper-preferred to act like they didn’t exist. They pretended that when Misty Greco killed four people in half an hour, it was just a regular murder, comparable to a school shoofing spree. But we knew that adults understood what was really happening, even if they never said so. As my sister Maggie said, when you turned sixteen everybody started to look at you as if you were the suicide bomber at the checkpoint, the enemy in disguise”.
Mary Stewart (17 september 1916 – 9 mei 2014)