Hagar Peeters, Bertus Aafjes, August Vermeylen, Andrej Voznesensky, Sabine Imhof, Dante Gabriel Rossetti

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

 

De slaapwandelaar

’s Nachts werd hij wakker
midden op een ophaalbrug
die bezig was omhoog te gaan.
Dan rolde hij vanzelf zijn bed weer in.

Of hij bevond zich op zijn kop
in een karretje op de achtbaan
waaruit hij zich liet vallen
om tussen de veren te balanden.

Eén keer viel hij
in een roeibootje in slaap
dat losraakte van de wal.
Het bleek zijn eigen bed
dat terugdreef naar zijn kamer.

Eenmaal in het graf
wentelde hij zich tevreden om:
’s morgens zou alles toch weer
bij het oude zijn.

 

Ik weet, je bent er nog

Je paraplu kromt zich
rond de kapstok
tot hij weer uitgelaten wordt,
het huis ruikt naar koffie
van gister. De spiegel
in de badkamer
waar je morgenochtend
weer zult zingen
heeft zich niet losgemaakt
van je gezicht, de muur niet
van je foto, de vloer niet
van je voetstap, het bed niet
van je geur. Ik weet, je bent
er nog. Je staat aan het raam,
ziet de school aan de overkant,
de oude mannetjes op straat.
Ze groeten je. Ze herkennen je.
Ze lachen naar je.
En ik zwaai maar naar ze.
En ik zwaai.

 

Het is al bijna zomer

Het is al bijna zomer.
De mensen gaan steeds bloter
dus de mooie zie je beter
wat weinig uitmaakt
voor een allesvreter.
De omnivoor
krabt zich ongeduldig
achter zijn oor.
Hij heeft te lang op steeds
hetzelfde hout gebeten.
Rekent op de vingers van één hand.
Gooit keien aan de waterkant.
Een koor opspattend water houdt hem voor:
als het straks winter is en koud
gaat alles beter.

 


Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Bertus Aafjes (pseudoniem Jan Oranje) werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1914. Zie ook alle tags voor Bertus Aafjes op dit blog.

 

Een voetreis naar Rome (Fragment)

Muzen, nu ik mij ga vermeten
mijn reis te voet, heen en terug,
naar bij uitstek ’t land der poëten
te herhale’ op Pegasus’ rug,
strevend langs het pad der gedichten
naar een blad uit de lauwerkrans,
wilt mij met uw lampen bijlichten,
dan benut ik deez’ gouden kans.

Clio, gij Muze van de feiten
en het dik geschiedenisboek,
ach, mijn herinneringen slijten
door de jaren en raken zoek;
mijn geheugen wil mij verlaten,
het is als een vergiet of zeef
– maar dan een met dubbele gaten –
Clio, brengt gij mij weer op dreef.
En Euterpe, gij met uw mooie
zangstem en uw heldere fluit,
wil iets in dit gedicht voltooien
van uw melodieus geluid.
Hij die herderszangen wil schrijven,
wordt door u, Thalia, verwend:
laat iets in dit gedicht beklijven
van een landelijk element.
Gij, Melpomene, meer genegen
naar ’t treurspel in de poëzie,
schenk gij, daar waar het komt gelegen,
mij een druppel melancholie.
En Terpsichore, uitgelaten
heerseres in het rijk der dans,
geef gij aan mijn rijmen en maten
een lichtvoetige, vlotte kans.
Erato, gij de hooggestemde
liefhebster der pure lyriek,
hecht aan mijn nu nog wat beklemde
hart een opwaarts stijgende wiek.
En gij, welsprekendste van allen,
Polyhymnia, wees zo goed
een hartig woord te laten vallen,
waar het in het vers vallen moet.

 

 
Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)
Hier met zijn kinderen in de kruidentuin achter het kasteel Hoensbroek, begin jaren vijftig

 

De Vlaamse schrijver, dichter, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen werd geboren in Brussel, op 12 mei 1872. Zie ook alle tags voor August Vermeylen op dit blog.

Uit: Twee vrienden

“De trein staat nog niet stil, dat ze elkaar al tegenlachen, en bij hun omhelzing op het perron zijn ze beiden zoo ontroerd, dat ze niet anders dan wat heel banale woorden zeggen. Mark wil de zware valies helpen dragen, maar Frans laat die niet los, en ze gaan dadelijk op het stationsplein in een bodega zitten. waar ze vroeger nu en dan bijeenkwamen. Daar drukken ze elkaar nog eens de hand over het tonnetje, kijken elkaar met stille blijdschap aan : het duumviraat, zooals hun makkers het noemen, is eindelijk weer aaneengeklonken.
Ze stellen vast dat ze dezelfden zijn gebleven : Frans ziet er fleurig uit, met zijn open, guile uitdrukking, en hij zelf leest weer, op het mat-bleeke gezicht van Mark, het beeld van zijn liefde: dat gezicht dat de meesten leelijk achten, — met het bultig Beethoven-voorhoofd, die scherpe trekken, dien breeden, bitteren mond en die invallende kin, — maar dat Frans voorkomt als het echte wezen van het genie; die oogen vooral, zacht befloerst en plots vurig doordringend, hij begrijpt wel dat die de stommelingen moeten verontrusten; en ook die stem, wat dof en moe, en dan weer vreemd snijdend.
« lets toch is veranderd : waar is uw lang haar in den nek en uw wapperend dasje?”
Ja, hij heeft slechts den donkeren haarbos behouden, die zijn voorhoofd bekranst, met een weerbarstige lok die telkens, als hij wat opgewonden is, naar het oog glijdt en die hij dan met een zenuwachtigen snok verwijdert.
« Och, glimlacht Mark, ik begon het kinderachtig te vinden, me op die manier van den bourgeois te onderscheiden : ge bewijst alleen dat ge naar hem nog omkijkt; en ten slotte zag ik er zoo artistiek uit, dat ik voor een fotograafje kon doorgaan. »
Ze zinspelen maar even op hun grootsche plannen en de waarschijnlijke tegenkanting van vader Balders.
Verder hebben ze niet veel te vertellen, ze hebben toch voortdurend hun intiemste gedachten elkaar overgebriefd. Nu is het alleen de werkelijke aanwezigheid die hen zoo gelukkig maakt, inniger daar ze dadelijk van elkaar weer wegmoeten. Er wordt nog eens afgesproken, dat Frans een paar weken bij Mark in De Panne zal komen doorbrengen, zoodra de zaak met vader Balders geregeld is. Mark vertrekt al in den namiddag.”

 

 
August Vermeylen (12 mei 1872 – 10 januari 1945)

 

De Russische dichter Andrej Andreyevich Voznesensky werd geboren in Moskou op 12 mei 1933. Zie ook alle tags voor Andrej Voznesensky op dit blog.

 

The Nose (Fragment)

The nose grows
during the whole of one’s life.
(from scientific sources)
Yesterday my doctor told me:
“Clever you may be, however
Your snout is frozen.”
So don’t go out in the cold,
Nose!

On me, on you, on Capuchine monks,
According to well-known medical laws,
Relentless as clocks, without pause
Nose-trunks triumphantly grow.

During the night they grow
On every citizen, high or low,
On janitors, ministers, rich and poor,
Hooting endlessly like owls,
Chilly and out of kilter,
Brutally bashed by a boxer
Or foully crushed by a door,
And those of our feminine neighbors
Are foxily screwed like drills
Into many a key-hole.

 

Vertaald door W.H. Auden

 

 
Andrej Voznesensky (12 mei 1933 – 1 juni 2010)

 

De Zwitserse dichteres Sabine Imhof werd geboren in Brig in 1976. Zie ook alle tags voor Sabine Imhof op dit blog.

 

Die leeren Flächen

Hinter allen Türen wird gestorben
an kürzlich geretteten Zähnen
der Zirkus mit dem dicken Fell
blieb nur eine einzige Nacht
in diesem Ort zwischen den Orten
wohne ich als Handschuh
neben dem normalen Mann
der sogar das Wetter bewacht
beleidigt wie ein satter Riese
beim schönsten Regen des Jahres

wie hundert Stiefel auf meinem Kopf
in bester Verfassung
ist Licht nur noch ein paar betrunkene Insekten
und kaum tröstliche Physik.

 

 
Sabine Imhof (Brig, 12 mei 1976) 

 

De Engelse schilder en dichter Dante Gabriel Rossetti werd op 12 mei 1828 inLonden geboren. Zie ook alle tags voor Dante Gabriel Rossetti op dit blog.

 

Thomas Chatterton

With Shakspeare’s manhood at a boy’s wild heart,—
Through Hamlet’s doubt to Shakspeare near allied,
And kin to Milton through his Satan’s pride,—
At Death’s sole door he stooped, and craved a dart;
And to the dear new bower of England’s art,—
Even to that shrine Time else had deified,
The unuttered heart that soared against his side,—
Drove the fell point, and smote life’s seals apart.

Thy nested home-loves, noble Chatterton;
The angel-trodden stair thy soul could trace
Up Redcliffe’s spire; and in the world’s armed space
Thy gallant sword-play:—these to many an one
Are sweet for ever; as thy grave unknown
And love-dream of thine unrecorded face.

 

The Day-Dream

The thronged boughs of the shadowy sycamore
Still bear young leaflets half the summer through;
From when the robin ‘gainst the unhidden blue
Perched dark, till now, deep in the leafy core,
The embowered throstle’s urgent wood-notes soar
Through summer silence. Still the leaves come new;
Yet never rosy-sheathed as those which drew
Their spiral tongues from spring-buds heretofore.

Within the branching shade of Reverie
Dreams even may spring till autumn; yet none be
Like woman’s budding day-dream spirit-fann’d.
Lo! tow’rd deep skies, not deeper than her look,
She dreams; till now on her forgotten book
Drops the forgotten blossom from her hand.

 

 
Dante Gabriel Rossetti (12 mei 1828 – 9 april 1882)
The Day Dream door Dante Gabriel Rossetti, 1880

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *