De Duitse schrijver Heinrich Mann werd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook alle tags voor Heinrich Mann op dit blog.
Uit: Professor Unrat
„Unrat stampfte auf:
»Stille!… Und Sie, von Ertzum, merken Sie sich, daß Sie nicht der erste Ihres Namens sind, den ich in seiner Laufbahn – gewiß nun freilich – beträchtlich aufgehalten habe, und daß ich Ihnen auch ferner Ihr Fortkommen, wenn nicht gar unmöglich machen, so doch, wie seinerzeit Ihrem Onkel, wesentlich erschweren werde. Sie wollen Offizier werden, nicht wahr, von Ertzum? Das wollte Ihr Onkel auch. Weil er jedoch das Ziel der Klasse nie erreichte und das Reifezeugnis für den Einjährig-Freiwilligen-Dienst – aufgemerkt nun also – ihm dauernd versagt werden mußte, kam er auf eine sogenannte Presse, wo er jedoch ebenfalls gescheitert sein mag, so daß er endlich nur infolge eines besonderen Gnadenaktes seines Landesherrn – doch nun immerhin – den Zutritt zur Offizierskarriere erlangte, die er dann aber, scheint es, bald wieder unterbrechen mußte. Wohlan! Das Schicksal Ihres Onkels, von Ertzum, dürfte auch das Ihre werden oder doch dem jenes sich ähnlich gestalten. Ich wünsche Ihnen Glück dazu, von Ertzum. Mein Urteil über Ihre Familie, von Ertzum, steht seit fünfzehn Jahren fest … Und nun –«
Hierbei schwoll Unrats Stimme unterirdisch an.
»Sie sind nicht würdig, an der erhabenen Jungfrauengestalt, zu der wir jetzt übergehen, Ihre geistlose Feder zu wetzen. Fort mit Ihnen ins Kabuff!«
Von Ertzum, langsam von Verständnis, lauschte noch immer. Vor angestrengter Aufmerksamkeit ahmte er unbewußt mit den Kiefern die Bewegungen nach, die der Professor mit den seinigen vollführte. Unrats Kinn, in dessen oberem Rand mehrere gelbe Gräten staken, rollte, während er sprach, zwischen den hölzernen Mundfalten wie auf Geleisen, und sein Speichel spritzte bis auf die vorderste Bank. Er schrie auf:
»Sie haben die Kühnheit, Bursche!… Fort, sage ich, ins Kabuff!«
Aufgescheucht drängte von Ertzum sich aus der Bank hervor. Kieselack raunte ihm zu:
»Mensch, wehr dich doch!«
Lohmann, dahinter, verhieß unterdrückt:
»Laß nur, den kriegen wir noch wieder kirre.«
Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)
Scene uit “Der blaue Engel” (1930) met Emil Jannings als Professor Immanuel Rath. Het scenario van de film is gebaseerd op de roman “Professor Unrat”
De Japanse schrijver Shusaku Endo werd geboren in Tokio op 27 maart 1923. Zie ook alle tags voor Shusaku Endo op dit blog.
Uit: Kiku’s Prayer (Vertaald door Van C. Gessel)
“Mountains covered with groves of camphor and alder trees. Farmhouses dotting the slopes. From the tops of the hills one can look straight down into Nagasaki harbor with its new rice lands reclaimed from the sea. Several years after the two girls were born—in 1885, to be exact—the French writer Pierre Loti, author of the famed Madame Chrysantheme, sang the praises of the verdant trees hovering over Nagasaki harbor. It was this same inlet, glimmering in the sun and lush with greenery, that Mitsu and Kiku saw every day. The little community of Magome, too, was blessed with sunlight and green-ery and yet was so astonishingly quiet. Little birds chirped in the camphor trees. At midday, as those voices tapered oft; somewhere a rooster crowed. The adults all are out working in the fields, and the children are at play. So many ways to amuse themselves. I can almost make out the small figures of Mitsu and Kiku among the children racing up and down the slopes. It was the grandmother of Mitsu and Kiku who said it “Mitsu is a spoiled little girl, and Kiku is a tomboy!” Her Granny may have called her “a spoiled little girl,” but Mitsu wasn’t the sort to ding like a puppy dog to her mother or her older brother. What was unique about Mitsu’s personality is that she would accept unques-tioningly anything said by an older person. She believed everything she heard so implicitly that some people were left to wonder whether she was mentally deficient. For instance, when Mitsu was five, her older brother Ichijiro gave her some flower seeds. “Hey, see these? They’re morning glory seeds!” Ichijiro dropped the gray seeds—one, two, three—into Mitsu’s tiny hand. “Now, Mitsu, if you plant these and water them every single day, some cute little sprouts’) come up!” “OK.” With a nod, Mitsu set out running. Across the way, her cousin Kiku was playing jump rope with some other children. Mitsu gleefully showed her morning glory seeds to Kiku, and then with a refined gesture, like a high-class lady dropping her valuable jewels one by one into a box, she planted the gray seeds in the ground. Seated by the hearth that evening, !chip* who was ten years older than Mitsu, asked her,”Mitsu, did you plant your seeds?” “Yup,” Mitsu nodded.”
Shusaku Endo (27 maart 1923 – 29 september 1996)
Cover
De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Zie ook alle tags voor Golo Mann op dit blog.
Uit: Deutschland in Flammen
„Es ist ganz richtig, daß es heute fast keine Industrie gibt, die nicht irgendwie für die Kriegführung nutzbar gemacht werden könnte. Das heißt aber nicht, daß die Alliierten beabsichtigen, Deutschlands Industrien zu zerstören. Das deutsche Volk kann ohne industrielle Arbeit nicht leben. Es kann auch ohne Maschinen die Wiedergutmachungen gar nicht leisten, die von ihm gefordert werden. Zwischen Vernichtung und Überwachung ist ein großer Unterschied.
Das ist der ganze Plan von Jalta. Er ist nicht grausam, er ist auch nicht milde. Er bestimmt das, was notwendig ist. Er fordert, was gefordert werden muß, nicht mehr, nicht weniger. Die Nazi-Führer schreien: Mord! Sie haben auch ganz recht, soweit sie selber betroffen sind. Die Beschlüsse von Jalta bedeuten ihre politische Vernichtung, den Tod der schuldigen Kriegsverbrecher und Kriegsverlängerer. Aber niemand verliert gerne Macht und schönes Leben. Niemand kommt gerne vor Gericht. Die Antwort der Nazi-Bonzen auf die Beschlüsse von Jalta kann niemand überraschen. Solange aber diese Menschen den Krieg führen können, solange das deutsche Volk ihnen das erlaubt, so lange geht er weiter. Und zwar wird er leider in diesen letzten, in diesen allersinnlosesten Monaten so furchtbar werden, wie er bisher nie war.
Die Alliierten haben erklärt, daß immer gewaltigere Schläge kommen werden, von Osten und Westen, von Süden und Norden. Sie haben erklärt, daß ihre Stäbe jetzt enger zusammenarbeiten als je zuvor und daß Ort und Zeit und Ausmaß dieser Angriffe aufeinander abgestimmt sein werden wie nie zuvor. Die Alliierten tun das, was sie sagen. Sie wollen diese schlimme Sache zu Ende bringen, so oder so. Die anglo-amerikanischen Luftangriffe gegen Sachsen sind ein erstes Beispiel der neuen militärischen Zusammenarbeit zwischen Osten und Westen. Marschall Konjews Truppen stehen nur noch achtzig Kilometer von Dresden entfernt. Dresden ist der Mittelpunkt des deutschen Verteidigungssystems, des deutschen Nachschubs westlich von Schlesien. Durch Dresden führen die Straßen und Eisenbahnen, von Ost nach West, von Süd nach Nord. Dresden ist zur Frontstadt geworden, genau wie Berlin, genau wie Köln. Und genau wie diese Städte muß es behandelt werden.”
Golo Mann (27 maart 1909 – 7 april 1994)
De Uruguayaans-Nederlandse schrijfster Carolina Trujillo werd geboren in Montevideo, Uruguay, op 27 maart 1970. Zie ook alle tags voor Carolina Trujillo op dit blog.
Uit: De zangbreker
“Het kon hem niet schelen ook. Hij had bij de meeste mensen het beeld op zwart staan en communiceerde via de venstertjes waar ze in schreven. Elvis gaf graag bevelen. Rook nog een joint. Scheer je torso kaal. Schenk het glas nog een keer vol. Kijk naar mij terwijl ik me aftrek. Bliksem tikte dan altijd: Nee. Elvis drong niet aan en hij waarschuwde Bliksem altijd op tijd als hij van het geestelijke naar het fysieke over wilde gaan. Als Bliksem niet wilde kijken moest hij maar vertrekken. Meestal klikte Bliksem hem dan weg.
Ik kan me de eerste keer dat hij dat niet deed nog goed herinneren. Ik ben aan intimiteit toe, tikte Elvis. Oké, tikte Bliksem terug. Elvis’ camera stond op zijn gezicht en een goed deel van zijn torso gericht. Die dag droeg hij een strak wit T-shirt waaronder je de spieren goed kon zien, vooral toen hij aan zichzelf begon te zitten. Hij veranderde de camera van positie. De tatoeages op zijn onderarmen werden zichtbaar. Even was alles in zijn venster wazig en toen kwam zijn kruis in beeld. Hij deed de knoop van zijn spijkerbroek open en de rits omlaag. Eronder droeg hij niks, alleen een half stijf geslachtsdeel. Lang en dun. Bliksem wilde hem wegklikken, iets anders gaan doen, niet deze afdaling inzetten, maar hij kon het niet. Weg, dacht hij, en hij haatte zichzelf, en hij bleef. Wat vind je ervan?’ Hij schrok. Hij had niet gemerkt dat zijn speakers nog aanstonden. Bliksem antwoordde niet maar bleef kijken. Elvis begon zich langzaam af te trekken. Op de knokkels van zijn rechterhand stond AMOR. Hoeveel mensen kijken er nu naar je? tikte Bliksem. `Zeventien.’ Mannen of vrouwen? `Alleen jongens.’ Vind je dat leuk? Elvis kreunde. Bliksem bracht zijn hand naar de muis en klikte hem weg. Smart beheersen, misschien kwam het daarop neer, maar Bliksem kon dat niet. Hij rookte een joint en in de nevelen die hij om zichzelf heen optrok vond hij weer een weg naar Elvis’ scherm. De lange dunne piemel stond overeind als een raket. Soms stopte Elvis even met trekken en tikte wat. Kennelijk was hij met iemand in gesprek. Misschien wel met meer mensen. Bliksem trok de stekker uit zijn scherm, poetste zijn tanden en ging naar bed. Toen hij de volgende dag wakker werd, was het ergens in de middag. Hij liep naar buiten en plaste tussen de planten. Op zijn beeldscherm stond het venster open waar de camera op de lege troon van Elvis was gericht.”
Carolina Trujillo (Montevideo, 27 maart 1970)
Cover
De Ierse schrijver Patrick Joseph McCabe werd geboren op 27 maart 1955 in Clones, Monaghan. Zie ook alle tags voor Patrick Mc Cabe op dit blog.
Uit: The Butcher Boy
„It was a pity but Mary’s was shut so I had to come back and tell ma. I wanted to see if I could still get keeping the sixpence. But when I tried to open the door it wouldn’t. I knocked at the window but all I could hear was the tap ssssss. Ma must be up the stairs I said whistling and rolling the tanner round in my hand wondering would I get the Flash Bars after all or maybe six cough-no-more black toffees. Then I heard a clatter I thought I’d better get in the window to see what that was I thought maybe Grouse Armstrong or someone was in stealing the sausages again but when I got into the kitchen who’s there only ma standing there and a chair sideways on the table. What’s that doing up there ma I says it was fuse wire belonging to da just dangling but she didn’t say what it was doing there she was just stood there picking at her nail and going to say something and then not saying it. I told her Mary’s was shut could I still keep the sixpence she said I could Yee ha! I said and bombed off out to the border shop to get six cough-no-mores but then when I got there I said two Flash Bars and a macaroon please. When I got back ma was doubled up in the chair by the dead fire for a minute I thought she was shivering with the cold but then she looked at me and said: You know you were only five pounds weight when you were born Francie.
It wasn’t too long after that ma was took off to the garage. She says to me: I’m away off up the town now Francie I have to get the baking started for your Uncle Alo’s Christmas party. Right, I says, I’ll just stay here and watch the telly and off she went I didn’t notice the time passing until I heard Mrs Connolly at the door with da and some other women she said ma’d been standing for two hours looking in the window of the fishing tackle shop with the bag on the ground and a tin of beans rolling round the footpath.“
Patrick McCabe (Clones, 27 maart 1955)
Francie Brady (Eamonn Owens) en Joe Purcell (Alan Boyle) in de film “The Butcher Boy” uit 1997
De Nederlandse schrijver Bob den Uyl werd geboren in Rotterdam op 27 maart 1930. Zie ook alle tags voor Bob den Uyl op dit blog.
Uit: Het fietswiel
“Ik keek hem aan, zijn gezicht was onder het spreken gaan glimmen, een glimmend varken dat kon spreken. Hoe kan ik me verweren tegen zo iemand? Ik loop over die verbazend ongezellige marktterreinen in de kille wind onder het viaduct door, de vierkante blauwgrijze tegels schuiven steeds afwerender onder mijn voeten weg en hun kou kruipt door mijn zolen heen naar boven en ik weet alleen dat ik nog leef, voor zover dat betekent dat je hart klopt, en dat ik alleen ben, want dat ben ik, ik schaam mij niet dat te bekennen en ik weet het, terwijl het de bedoeling is dat je daar pas achter komt op het punt van doodgaan en je voelt hoe je hart de pas inhoudt – maar misschien gaat het anders, op dit punt ben ik zonder ervaring -, en dan ineens zie je het wonder, vlak voor je ogen, daar ligt het tussen wat stenen en afval, het wonder, de absolute opening, de enige ontsnappingsmogelijkheid uit een bestaan dat om je heen hangt als een carnavalspak, maar dat toch alles is wat je hebt, een doelloze wandeling… je valt op je knieën, het is niet te geloven, je wilt alles tegelijk omvatten, doorgronden, en dan als een schuifdeksel komt de schaduw over je van een dikke man die Szabul blijkt te heten, die er misschien alles van weet maar jou dit niet wil vertellen omdat hij niet begrijpt hoe iemand daarnaar verlangen kan, hoe kan je je daar dan tegen verweren? En niet alleen verweren maar ook voorgoed afrekenen, de zwarte schaduwen vernietigen, in de zonnewarmte komen. Alleen, wat is zonnewarmte voor een woord, het drukt niets meer uit, het maakt alleen in de kinderkamer nog indruk. Wat een verlangen naar de hitte van een kokende gasbal op een onmenselijke afstand.
Szabul, ik kijk naar je, je glorieert in je wetenschap van het uiteindelijke verdwijnpunt, je zweet van innerlijke heerlijkheid. Die verdomde zelfverzekerdheid van je is maar schijn, je hebt je holle ziel gestoken in steeds weer dikkere huiden, in stalen pantseringen als het moest, terwijl ik naakt voor je sta, naakt godverdomme, en het ellendige is dat ik er niets aan kan doen, het is vanzelf gegaan. Mijn altijd al dunne schutlagen zijn één voor één verdwenen in het niets, ik voelde ze gaan en kon ze niet tegenhouden, ik sprong ze wanhopig na om teruggevallen te ontdekken dat ik weer naakter was geworden, totdat zelfs de onderste laag was verdwenen en ik erger dan naakt, ontveld, het schaarse vlees bloot in de wind, de spieren verstijfd en verkrampt, moest lopen in de kille stad op zoek naar wat eigenlijk? de kracht missend om het enige wapen dat mijn lichaam nog zou kunnen voortbrengen, de vloek, te gebruiken, want zelfs vloeken eisen hun calorieën.”
Bob den Uyl (27 maart 1930 – 14 februari 1992)
De Kroatische schrijfster Dubravka Ugrešić werd geboren op 27 maart 1949 in Kutina in Joegoslavië. Zie ook alle tags voor Dubravka Ugrešić op dit blog.
Uit: Europe in Sepia
“I was glued to reports on the recent riots in the London boroughs of Tottenham, Hackney, and Brixton, stunned by the images of seething youth smashing shop windows and making their grab for street wear and electronics. Expensive mobile phones apparently topped their consumer desires, a detail that disappointed many commentators (If only they’d stolen bread and milk, we’d understand!). I became fixated on something else though: a Waterstones’ bookstore the kids passed by might as well have been an undertaker’s. But they didn’t miss a beat in cleaning out the backpack of another dazed and confused kid who obviously needed medical attention, leaving him bloodied and lost in the street. On our television screens, we shocked viewers saw what we were given to see. Each of us projected our own fears onto the Rorscharchian stain of the London riots.
Around the same time, the beginning of August 2011, a Serbian news portal carried a witty article about the opening of a new bridge. In Belgrade, the capital, there’s an old bridge called Branko’s Bridge. Although named after the Serbian poet Branko Radi-cˇevic´, it’s better known for the fact that another Branko jumped from it, Branko C´opic´, a fellow writer. The author of the article noted that among terminally morose Serbian writers, the opening of the new bridge had been greeted with rare delight, and that a kind of competition was on to see who’d christen the bridge with a jump, thus winning naming rights. The bookies were already taking bets on the next writer-suicide. Among the many comments on the article, someone made an appeal that these things not be joked about; someone else observed that others might also like to think about jumping (Why only writers? What about single mothers?); a third person suggested that politicians should take a jump (Jump, Tadic´! We’ll call it Boris’s Bridge, for sure!); a fourth person remarked that a lot of people in Serbia seemed to unfortunately have no idea who Branko C´opic´ was; a fifth suggested that a list of candidates for pushing be prepared.”
Dubravka Ugrešić (Kutina, 27 maart 1949)
De Franse dichter en schrijver Francis Ponge werd geboren op 27 maart 1899 in Montpellier. Zie ook alle tags voor Francis Ponge op dit blog.
Le Sérieux Défait
Mesdames et messieurs, l’éclairage est oblique. Si quelqu’un fait des gestes derrière moi qu’on m’avertisse. Je ne suis pas un bouffon.
Mesdames et messieurs : la face des mouches est sérieuse. Cet animal marche et vole à son affaire avec précipitation. Mais il change brusquement ses buts, la suite de son
manège est imprévue : on dit que cet insecte est dupe du hasard. 11 ne se laisse pas approcher : mais au contraire il vient, et vous touche souvent où il veut; ou bien, de moins
près, il vous pose la face seule qu’il veut. Chasssé, il fuit, mais revient mille instants par mille voies se reposer au chasseur. On rit à l’aise. On dit que c’est
comique.
En réfléchissant, on peut dire encore que les hommes regardent voler les mouches.
Ah! mesdames et messieurs, mon haleine n’incom-mode-t-elle pas ceux du premier rang? Était-ce bien ce soir que je devais parler? Assez, n’est-ce pas? vous n’en supporteriez pas davantage.
Le Jeune Arbre
Ta rose distraite et trahie
Par un entourage d’insectes
Montre depuis sa robe ouverte
Un cœur par trop empiété.
Pour cette pomme l’on te rente
Et que t’importe quelqu’enfant
Fais de toi-même agitateur
Déchoir le fruit comme la fleur.
Quoiqu’encore malentendu
Et peut-être un peu bref contre eux
Parle!
Dressé face à tes pères
Poète vêtu comme un arbre
Parle, parle contre le vent
Auteur d’un fort raisonnement.
Francis Ponge (27 maart 1899 – 6 augustus 1988)
De Estlandse dichteres Marie Under werd geboren op 27 maart 1883 in Tallin. Zie ook alle tags voor Marie Under op dit blog.
Denunciation
I cry aloud with all my people’s mouths,
our land is smitten by a plague of fear and lead,
our land is shadowed by the gallows tree
our land a common graveyard, huge with dead.
Who’ll come to help? Right here, at present, now!
Because the patient’s weak, has lost his hold.
But, like the call of birds, my shouting fades
in emptiness: the world is arrogant and cold.
The sighing of the old, the baby’s cry —
do they all run to sand, illusion, fail?
Men, women groan like wounded deer
to those in power all this is just a fairy-tale.
Dark is the world’s eye, its ear is deaf,
the powerful lost in madness or stupidity.
Compassion’s only felt by those whom suffering breaks,
and sufferers alone have hearts like you and me
Marie Under (27 maart 1883 – 25 september 1980)
Portret door Ants Laikmaa, 1904
Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn vier blogs van 27 maart 2016.