Hermann Allmers

De Duitse schrijver Hermann Ludwig Allmers werd geboren op 11 februari 1821 in Rechtenfleth aan de Weser. Hermann Allmers groeide als enig kind van rijke ouders op in vrijheid vroege persoonlijke verantwoordelijkheid. Zijn vader Wirich Allmers stamde uit een vooraanstaande Osterstader boerenfamilie, zijn moeder Dorothee Biedenstedt was de dochter van een pastor. Vanwege de slechte omstandigheden in de Osterstader school werd Almers onderwezen door een privé-leraar. In de jaren 1840 werkte Hermann Allmers voornamelijk op het gebied van het onderwijs (oprichting van een koor en een openbare bibliotheek). Na de dood van zijn vader in 1849 nam hij de ouderlijke boerderij over. Op reizen leerde Hermann Allmers belangrijke en invloedrijke persoonlijkheden kennen. Tijdens een langer verblijf in Berlijn in 1856 ontmoette hij Carl Ritter, de grondlegger van de vergelijkende geografie en Franz Kugler die Allmers wetenschappelijke en artistieke neigingen deelde. Op een tweede Alpinenreis in 1856 ontmoette hij in Zürich de schrijver Adolf Stahr en Fanny Lewald. In 1857 ontmoette hij in München Wilhelm Heinrich Riehl weten, de grondlegger van de wetenschappelijke volkskunde, die Allmers in de kring van de Koninklijke Ronde Tafel (Emanuel Geibel, etc.) ïntroduceerde. In 1858 ondernam hij zijn belangrijkste en langste reis, die hem naar Italië voerde – in 1859 was hij in Rome, waar hij o.a. Ernst Haeckel ontmoette. Zijn indrukken verwerkte hij in zijn boek “Römische Schlendertage” (1869). Een ander belangrijke proza ​werk van Hermann Allmers is het “Marschbuch” (1858) en de Romeinse Slenteren dagen (1869). De gedichten “Feldeinsamkeit” en “Spätherbst” zijn op muziek gezet door Johannes Brahms.

Spätherbst

Der graue Nebel tropft so still
Herab auf Feld und Wald und Heide,
Als ob der Himmel weinen will
In übergroßem Leide.

Die Blumen wollen nicht mehr blühn,
Die Vöglein schweigen in den Hainen,
Es starb sogar das letzte Grün,
Da mag er auch wohl weinen.

 

Feldeinsamkeit

Ich ruhe still im hohen, grünen Gras
und sende lange meinen Blick nach oben,
von Grillen rings umschwirrt ohn Unterlass,
von Himmelsbläue wundersam umwoben.

Und schöne weiße Wolken ziehn dahin
durchs tiefe Blau, wie schöne stille Träume; –
mir ist, als ob ich längst gestorben bin,
und ziehe selig mit durch ewge Räume.

 

Novemberfeier

Hörst du, wie die Stürme sausen
durch den blätterlosen Wald?
Hörst du, wie die Fluten brausen
Wie es um die Ufer hallt?

Auf dein Antlitz sinke nieder,
Denn die Gottheit zieht daher;
Hohe Hallelujalieder
Singt der Sturm und singt das Meer.

 
Hermann Allmers (11 februari 1821 – 9 maart 1902)
Portret uit 1872